ECLI:NL:TGDKG:2023:62 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/733396 / DW RK 23/149 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:62
Datum uitspraak: 30-08-2023
Datum publicatie: 31-08-2023
Zaaknummer(s): C/13/733396 / DW RK 23/149 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich onder meer over de vastgestelde beslagvrije voet. Deze (tuchtrecht) procedure leent zich niet voor het vaststellen van een beslagvrije voet. Een oordeel daarover is voorbehouden aan de civiele rechter. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 augustus 2023 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 18 april 2023 met zaaknummer  C/13/720101 DW RK 22/275 LV/RH en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/733396 / DW RK 23/149 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 13 juli 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 5 augustus 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 18 april 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 20 april 2023. Bij brief, ingekomen op 1 mei 2023, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 juli 2023 de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder (via een videoverbinding) is verschenen. De uitspraak is nader bepaald op 30 augustus 2023.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Klager is op 30 juli 2015 veroordeeld een vordering te voldoen van [   ].
  • Op 10 september 2015 is voornoemd vonnis aan klager betekend;
  • Bij exploot van 3 augustus 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder de [   ] op de uitkering van klager;
  • In november 2021 is [   ] coördinerend gerechtsdeurwaarder geworden.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager heeft in zijn klacht het volgende naar voren gebracht:

1. [   ] heeft beslag gelegd op het vakantiegeld, maar heeft nagelaten klager een overzicht te sturen van de beslagvrije voet ondanks meerdere verzoeken daartoe van klager. Ondanks telefonisch en e-mail contact heeft [   ] niet gereageerd.

2. [   ] heeft in 2021 geen overzicht verstrekt en heeft dus geen beslag gelegd.

4. De beslagvrije voet van klager is € 1.123,00 , het vakantiegeld valt hier buiten.

7. Klager vraagt restitutie van zijn vakantiegeld over het jaar 2021/2022

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde omdat hij tuchtrechtelijk verantwoordelijkheid draagt voor zijn medewerkers. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a. en c. wordt het volgende overwogen. Klager heeft gesteld dat het kantoor van de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op klagers verzoeken om contact over de beslagvrije voet. Klager heeft echter nagelaten te vermelden wanneer hij contact heeft gezocht. Of de gerechtsdeurwaarder wel of niet tijdig heeft gereageerd, kan daarom niet worden beoordeeld. In het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder is vermeld dat klager pas op 16 juni 2022 voor het eerst contact heeft opgenomen. Op 22 juni 2022 zou namens [   ] zijn gereageerd.

4.3 Deze (tuchtrecht) procedure leent zich niet voor het vaststellen van een beslagvrije voet. Een oordeel daarover is voorbehouden aan de civiele rechter. De gerechtsdeurwaarder heeft toegelicht dat hij de beslagvrije voet conform de wettelijke regeling heeft berekend en toegepast. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit anders is. Tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan dan ook ten aanzien van deze klachtonderdelen niet worden vastgesteld.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt overwogen dat op 3 augustus 2021 beslag is gelegd op klagers uitkering. Dat de gerechtsdeurwaarder geen overzicht heeft verstrekt van de beslagvrije voet, betekent niet dat het beslag niet meer zou bestaan.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d. wordt overwogen dat het niet aan de tuchtrechter is te bepalen dat het vakantiegeld wordt gerestitueerd. Deze bevoegdheid heeft de civiele rechter.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder:

7. ondanks telefonisch contact en e-mails niet heeft gereageerd op verzoeken van klager;

8. zich niet heeft gehouden aan de regel- en wetgeving die gold op 3 augustus 2021 ten tijde van de beslaglegging. Zonder enige berekening blijkt de gerechtsdeurwaarder ten onrechte de nieuwe wet van 1 januari 2022 te hebben gehanteerd.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Ten aanzien van het onder a. in verzet aangevoerde overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.2 Ten aanzien van het onder b. in verzet aangevoerde heeft het volgende te gelden. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan om die reden niet worden ontvangen in zijn klacht als vermeld onder b. van de gronden van het verzet.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. A.E. de Vos en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.