ECLI:NL:TGDKG:2023:6 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/710407 DW RK 21/535 LV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:6
Datum uitspraak: 08-03-2023
Datum publicatie: 10-03-2023
Zaaknummer(s): C/13/710407 DW RK 21/535 LV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Maatregel: berisping. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Daarmee is voor de gerechtsdeurwaarder een ondergrens gesteld ten aanzien van de communicatie in de uitoefening van zijn ambt. Indien die communicatie (nadrukkelijk) ziet op de (aanpassing van de) vastgestelde beslagvrije voet wordt de termijn (van twee weken) aanzienlijk ingekort en dient het verzoek onverwijld in behandeling te worden genomen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 maart 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/710407  DW RK 21/535 LV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: J. Talsma.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 28 november 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 28 januari 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 januari 2023 alwaar klager, diens echtgenote en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 8 maart 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij vonnis van 4 mei 2021 van de kantonrechter te Lelystad is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.
  • Op 12 mei 2021 is executoriaal derdenbeslag onder de werkgever van klager gelegd.
  • Bij e-mail van 18 juni 2021 heeft klager de gerechtsdeurwaarder erop geattendeerd dat zijn woonlasten hoger zouden zijn dan waar rekening mee gehouden is bij het beslag.
  • Bij vonnis van 10 augustus 2021 van de kantonrechter te Lelystad in kort geding is een eis van klager afgewezen en is klager veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is door de gerechtsdeurwaarder betekend aan klager.
  • Bij e-email van 12 november 2021 heeft klager verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet.
  • Bij e-mail van 24 november 2021 heeft klager zijn e-mail van 12 november 2021 gerappelleerd.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

1. ondanks bewijsstukken en een kort geding procedure weigert de juiste beslagvrije voet toe te passen;

2. niet reageert op e-mails met verzoeken tot aanpassing van de beslagvrije voet.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. stelt de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt dat hij niet op de hoogte was van de kortgeding procedure die klager heeft aangespannen tegen het gelegde derdenbeslag. Dat verweer is door klager niet bestreden. Verder blijkt, anders dan door klager betoogd, niet dat in die procedure een oordeel is gegeven over de hoogte van de beslagvrije voet. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. heeft de (gemachtigde van de) gerechtsdeurwaarder erkend dat niet is gereageerd op de e-mail van klager van 18 juni 2021 waarin klager aangeeft dat rekening is gehouden met onjuiste kosten met betrekking tot het gelegde beslag. Volgens de gerechtsdeurwaarder is dit ‘vergeten’. Evenmin heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de e-mail van 12 november 2021. Daarover heeft de gerechtsdeurwaarder verklaard dat het verzoek om aanpassing van de beslagvrije voet niet was onderbouwd, maar dat het verzoek wel intern was doorgeleid. Op het rappel van 24 november 2021 is vervolgens ook niet gereageerd.

4.4 Vaste jurisprudentie heeft uitgemaakt dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Daarmee is voor de gerechtsdeurwaarder een ondergrens gesteld ten aanzien van de communicatie in de uitoefening van zijn ambt. Indien die communicatie (nadrukkelijk) ziet op de (aanpassing van de) vastgestelde beslagvrije voet wordt de termijn (van twee weken) aanzienlijk ingekort en dient het verzoek onverwijld in behandeling te worden genomen. Dat klager niet gelijk de stukken heeft gestuurd ter onderbouwing van zijn verzoek zou slechts moeten leiden dat een vertraagde behandeling van zijn verzoek – door zijn eigen toedoen – maar kan er niet toe leiden dat er geen enkele reactie volgt van de gerechtsdeurwaarder. De beslagvrije voet heeft tot belangrijk doel een beslagene een bestaansminimum te garanderen. De urgentie die dit impliceert verlangt daarom een hoge mate van zorgvuldigheid van de gerechtsdeurwaarder, hetgeen onder meer inhoudt dat klager in elk geval kennis wordt gesteld over het gebrek van zijn verzoek. Dat is hier niet gebeurd. Dat vervolgens uit praktische overweging is besloten om klager het voordeel van de twijfel te gunnen en de beslagvrije voet aan te passen én ontvangen gelden terug te storten maakt het voorgaande niet anders.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt voor het gegronde klachtonderdeel b. de maatregel van een berisping aan de gerechtsdeurwaarder opgelegd.

5. Kosten(veroordeling)

5.1 Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband daarmee heeft de kamer de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders vastgesteld (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).

5.2 Nu de kamer de gerechtsdeurwaardes tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager wordt die begroot op een forfaitair bedrag van € 50,- aan kosten van de klager. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

5.3 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager

betaalde griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden.

5.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart klachtonderdeel a. ongegrond;
  • verklaart klachtonderdeel b. gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van een berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,-, te betalen na onherroepelijk worden van deze uitspraak;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, begroot op € 1.500,-, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad € 50,- vergoeden, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.W.D. Bom en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.