ECLI:NL:TGDKG:2023:59 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/718505 DW RK 22/214 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:59
Datum uitspraak: 30-08-2023
Datum publicatie: 31-08-2023
Zaaknummer(s): C/13/718505 DW RK 22/214 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Maatregel: berisping. Naast dat de coördinerend deurwaarder verantwoordelijk is voor de inning en verdeling, heeft hij tevens te fungeren als ‘één duidelijk aanspreekpunt voor schuldenaar als het gaat om de hoogte van zijn beslagvrije voet’. Als blijkt dat er iets verkeerd is gegaan met de vaststelling van die beslagvrije voet en daarmee de verdeling van gelden, is het eerst aan de gerechtsdeurwaarder om (zich in te zetten) de gelden terug te halen bij de collega-gerechtsdeurwaarder.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 augustus 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/718505 DW RK 22/214 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ]

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 9 juni 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder). Bij verweerschrift, ingekomen op 8 september 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 juli 2023 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is nader bepaald op 30 augustus 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Op 20 december 2016 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder het UWV op de uitkering van klaagster door [   ] (hierna: [   ]).
  • Bij e-mail van 20 mei 2020 heeft klaagster [   ] verzocht de beslagvrije voet aan te passen.
  • Op 26 mei 2020 heeft [   ] stukken opgevraagd bij klaagster.
  • Op 2 juni 2020 is [   ] failliet verklaard, en heeft het kantoor van de gerechtsdeurwaarder ([   ]) de dossier(s) van klaagster overgenomen. De rol van coördinerend gerechtsdeurwaarder is overgegaan op de beklaagde gerechtsdeurwaarder.
  • Bij brief van 25 mei 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een overzicht gestuurd van alle openstaande vorderingen.
  • Bij brief van 21 april 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder een herberekening van de beslagvrije voet uitgevoerd en vastgesteld dat de beslagvrije voet
    € 1.035,00 bedraagt en dit bedrag doorgegeven aan het UWV.
  • Op 29 april 2022 heeft het UWV bericht dat klaagsters uitkering lager is dan de beslagvrije voet.
  • Op 2 mei 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder bericht dat klaagster recht heeft op restitutie vanaf datum aanvraag herberekening, te weten 12 april 2022.
  • Bij brief van 11 mei 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder het UWV bericht dat de beslagvrije voet € 1.037,00 bedraagt.
  • Bij brief van 16 mei 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster bericht dat zij [   ]  Gerechtsdeurwaarders (hierna: [   ]) dient te benaderen voor restitutie van € 748,62.
  • Bij e-mail van 19 mei 2022 heeft klaagster verzocht een deel van haar vakantiegeld te restitueren.
  • Bij brief 24 mei 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster bericht dat eventuele restitutie van het vakantiegeld vanaf november 2021 kan worden betaald, omdat toen de beslagvrije voet werd berekend.
  • Op 9 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder € 33,42 vakantiegeld aan klaagster gerestitueerd.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder – naar de kamer begrijpt – samengevat dat de gerechtsdeurwaarder:

1. een te hoge beslagvrije voet hanteert. Dit is pas in mei teruggedraaid, maar het te veel betaalde is niet volledig gerestitueerd;

2. eerder geld heeft geïnd via een andere deurwaarder. Daarnaast betaalt klaagster sinds 2012 elke maand € 20,00 vanwege een gezamenlijke schuld met haar ex-partner. De gerechtsdeurwaarder ontkent echter het bestaan van deze regeling;

4. in mei 2022 de beslagvrije voet heeft aangepast, maar het UWV niet op de hoogte heeft gesteld waardoor het UWV nog een bedrag heeft overgemaakt naar de gerechtsdeurwaarder;

7. al jaren genegeerd heeft dat er geen beslag mocht worden gelegd. Vanaf juli 2021 tot december 2021 had de beslagvrije voet € 1.025,00 moeten zijn terwijl de uitkering van klaagster € 1.016,43 was;

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor of een medewerker van dat kantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. Aangenomen wordt dat klaagster heeft bedoeld dat de gerechtsdeurwaarder een te lage beslagvrije voet hanteert. De gerechtsdeurwaarder mag immers het bedrag dat boven de beslagvrije voet ligt innen, dus hoe hoger de beslagvrije voet is, hoe minder de gerechtsdeurwaarder kan innen.

4.3 Op 26 mei 2020 zijn door [   ], naar aanleiding van het verzoek van klaagster om de beslagvrije voet te herberekenen, stukken opgevraagd bij klaagster. Niet is gebleken dat klaagster destijds stukken heeft ingediend. Voorts volgt uit de stukken in het dossier dat de gerechtsdeurwaarder in november 2021 een nieuwe beslagvrije voet heeft vastgesteld en dat in april 2022 een herberekening is opgemaakt. Klaagster had blijkbaar als gevolg hiervan recht op restitutie van de teveel door de gerechtsdeurwaarder ontvangen gelden. Hiervan heeft de gerechtsdeurwaarder zelf € 111,00 geretourneerd, en hij heeft klaagster voor het overige (ad € 748,62) verwezen naar [   ]. Ten aanzien van de verwijzing naar [   ] overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder, gegeven de omstandigheden, verkeerd en verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 In de memorie van toelichting op de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet wordt ingegaan op de rol en taak van de coördinerend deurwaarder. Naast dat de coördinerend deurwaarder verantwoordelijk is voor de inning en verdeling, heeft hij tevens te fungeren als ‘één duidelijk aanspreekpunt voor schuldenaar als het gaat om de hoogte van zijn beslagvrije voet’. De wetgever heeft kennelijk beoogd dat de verrichtingen omtrent verscheidene derdenbeslagen ten laste van de schuldenaar efficiënt en overzichtelijk verlopen. Het ontstaan van korte (communicatie)lijnen draagt daar dan aan bij. Aangezien de gerechtsdeurwaarder zich een overzicht had verschaft van wat klaagster toekwam (na een herberekening) en er een korte (en directe) communicatielijn was met [   ], was het wel zo efficiënt (en effectief) geweest om zelf het geld terug te halen, of ten minste daartoe een poging te ondernemen. De gerechtsdeurwaarder onderkent dat klaagster (vanwege het aantal zaken dat zij had lopen) het overzicht kwijt was. Dat is de gerechtsdeurwaarder niet aan te rekenen, maar met dat inzicht had het de gerechtsdeurwaarder niet misstaan hiermee rekening te houden voordat hij haar berichtte dat zij zelf achter het geld aan moest gaan. Dat de gerechtsdeurwaarder stelt [   ] hiervan in kennis te hebben gesteld maakt dat niet per se beter. In het licht van zijn argument voor het niet zelf terughalen van het geld – dat er verondersteld werd dat het geld niet meer bij de collega-gerechtsdeurwaarder zou zijn (zonder dit te verifiëren) – acht de kamer het zelfs kwalijk dat klaagster desondanks is verwezen naar [   ], zonder daar een bevestiging van te hebben. Het is namelijk goed voorstelbaar dat klaagster, reeds verward, diverse obstakels had moeten overwinnen om bij de front-office  medewerkers van [   ] helder te krijgen wat er nu precies aan de hand was. Obstakels die middels een directe tussenkomst van de gerechtsdeurwaarder vermeden hadden kunnen worden. In die gevallen die leiden tot restitutie van gelden heeft de coördinerend deurwaarder, gelet op zijn “gunstige” positie tussen betrokkenen, de verantwoordelijkheid het teveel verdeelde zelf terug te halen. Een andere uitleg is een miskenning van de rol van coördinerend deurwaarder.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b. heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd – en voldoende aannemelijk gemaakt – dat de betalingsregeling van € 20,00 op een andere vordering ziet dan waar de klacht op over gaat. Dit onderdeel stuit hierop af.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c. wordt overwogen dat de gerechtsdeurwaarder op 21 april 2022 het UWV heeft bericht dat de beslagvrije voet op € 1.035,00 was vastgesteld. Het UWV heeft met ingang van 10 mei 2022 geen gelden meer overgemaakt naar LAVG. Niet gebleken is dat het UWV bedragen heeft overgemaakt naar de gerechtsdeurwaarder nadat de gerechtsdeurwaarder het UWV op de hoogte heeft gesteld van de aangepaste beslagvrije voet.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel d. overweegt de kamer dat klaagster ten onrechte aanneemt dat geen beslag mag worden gelegd wanneer de beslagvrije voet hoger is dan de uitkering van klaagster.

4.8 Gelet op het overwogene onder klachtonderdeel a. verklaart de kamer de klacht gedeeltelijk gegrond en zal aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping worden opgelegd.

5. Kosten(veroordeling)

5.1 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders daarnaast veroordelen tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een

andere beslissing.

5.2 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klaagster betaalde

griffierecht (€ 50,00) aan haar dient te vergoeden.

5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klachtonderdeel a. gegrond;
  • verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
  • legt voor het gegronde klachtonderdeel aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klaagster van het door haar betaalde griffierecht van  € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. A.E. de Vos en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.