ECLI:NL:TGDKG:2023:55 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/718068 DW RK 22/202 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:55
Datum uitspraak: 28-07-2023
Datum publicatie: 15-08-2023
Zaaknummer(s): C/13/718068 DW RK 22/202 MK/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel: waarschuwing. Het vanwege een systeemfout onjuist koppelen van e-mails, zodat dat niet op geantwoord kon worden op schuldenaar, komt voor rekening en risico van de gerechtsdeurwaarder.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 juli 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/718068 DW RK 22/202 MK/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[    ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlage, ingekomen op 30 mei 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 29 juni 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 juni 2023 alwaar klager, de gerechtsdeurwaarder en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 28 juli 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij vonnis van 14 januari 2021 van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zutphen, is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag aan N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland.
  • Op 29 maart 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag gelegd op vijf voertuigen van klager.
  • Bij e-mail van 1 mei 2022 heeft klager een betalingsregeling van € 250,- per maand voorgesteld, onder de voorwaarde dat er geen rente over de openstaande vordering zal worden berekend.
  • Bij e-mails van 11 en 19 mei 2022 heeft klager zijn e-mail van 1 mei 2022 gerappelleerd, waarbij klager in de e-mail van 19 mei 2022 heeft aangegeven dat de gerechtsdeurwaarder die mail ook als een klacht kan zien.
  • Bij e-mail van 30 mei 2022 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij een klacht bij de kamer heeft ingediend.
  • Bij brief van 14 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder  laten weten akkoord te gaan met de voorgestelde betalingsregeling en gehoor gegeven aan de verzochte rentestop . Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder toegelicht waarom hij beslag heeft gelegd op vijf voertuigen.

2. De klacht

Klager beklaagt zich – naar de kamer begrijpt – er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

1. niet reageert op verzoeken van klager om tot een oplossing te komen;

2. buitenproportioneel en vooringenomen handelt met betrekking tot het beslag op een vijftal voertuigen;

4. sprake is van partijdigheid.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 Gdw.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift aangegeven dat hij de e-mails van klager van 1 en 11 mei 2022 niet terug heeft kunnen vinden in de ontvangen

e-mails. De e-mails van klager van 19 en 30 mei 2022 zijn wel ontvangen, maar niet juist gekoppeld aan het dossier van klager. Dit is de reden dat er niet is gereageerd op de e-mails van klager. Hoewel de gerechtsdeurwaarder dit wijdt aan een onverklaarbaar systeemfout, erkent de gerechtsdeurwaarder het belang van het reageren op correspondentie van debiteuren en begrijpt hij dat dit systeem falen voor rekening en risico komt van de gerechtsdeurwaarder. Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.

4.3 Wat klager precies bedoelt met “tot een oplossing komen” is niet nader onderbouwd. Wel is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder bij brief van 14 juni 2022 de door klager voorgestelde betalingsregeling heeft bevestigd en eveneens gehoor is gegeven aan het verzoek van klager tot een rentestop. Dit onderdeel leidt niet tot een tuchtrechtelijk verwijt.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer als volgt. Op een gerechtsdeurwaarder rust een ministerieplicht indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. Klager staat op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen in voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door beslag op voertuigen te leggen die volgens de gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer op naam van klager staan geregistreerd. Dat daarbij beslag is gelegd op vijf voertuigen maakt dit niet anders. Dit aantal kan onder omstandigheden disproportioneel zijn, maar daarvan is in dit geval niet gebleken.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer als volgt. Zonder nadere onderbouwing van klager op dit punt kan niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Dat de gerechtsdeurwaarder partijdig gehandeld heeft, is overigens niet gebleken uit het dossier, waarbij de gerechtsdeurwaarder terecht heeft opgemerkt dat hij voor een opdrachtgever handelt en dus (mede) diens belangen behartigt. Maar daarbij kan niet in discussie zijn dat een gerechtsdeurwaarder zijn beroep zo uit dient te oefenen dat zijn onafhankelijkheid en ambtelijke onpartijdigheid niet in gevaar komen (vgl artikel 2 van de Verordening beroeps en gedragsregels gerechtsdeurwaarders (thans artikel 3.2 Gerechtsdeurwaardersverordening)).

4.6 Gelet op het onder 4.2 overwogene verklaart de kamer de klacht gedeeltelijk gegrond en zal aan de gerechtsdeurwaarder een maatregel worden opgelegd, zij het de lichtste maatregel.

5. Maatregel

5.1 Onder de voorwaarden dat een klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard én een maatregel wordt opgelegd, kan, ingevolge het bepaalde in artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882), een kostenveroordeling worden opgelegd.

5.2 Op grond van voormelde richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om dat niet te doen, dan wel een lagere kostenveroordeling op te leggen. In dit geval ziet de kamer aanleiding om af te zien van een kostenveroordeling, omdat de op te leggen maatregel de lichtste maatregel betreft, die een zakelijke terechtwijzing inhoudt van de onjuistheid van de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder, zonder daarop een al te groot stempel van laakbaarheid te drukken. Met het opleggen van deze maatregel wordt de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld zich te verbeteren, terwijl tevens de verwachting wordt uitgesproken dat een dergelijke handelwijze niet opnieuw plaatsvindt. De kamer acht het onder deze omstandigheden niet billijk dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van de behandeling bij de kamer moet vergoeden.

5.3 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 4 Gdw het door klager betaalde griffierecht € 50,00 aan hem dient te vergoeden.

5.4 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:      

  • verklaart klachtonderdeel a gegrond;
  • verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde klachtonderdeel de maatregel van waarschuwing op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van zijn kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M.C.M. Hamer en mr. O.J. Boeder, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

28 juli 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.