ECLI:NL:TGDKG:2023:51 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/717241 DW/RK 22/175 LV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:51
Datum uitspraak: 30-06-2023
Datum publicatie: 27-07-2023
Zaaknummer(s): C/13/717241 DW/RK 22/175 LV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Vastgesteld is dat de gerechtsdeurwaarder onduidelijk heeft gecommuniceerd over de hoogte van de verschuldigde bedragen. De maatregel van waarschuwing wordt opgelegd. De intentie van de gerechtsdeurwaarder om de vordering te splitsen om te voorkomen dat klaagster een hoger bedrag aan griffierechten zou zijn verschuldigd is op zich goed, de communicatie hierover was echter verwarrend. Daarom legt de kamer de lichtste maatregel op.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 juni 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/717241 / DW RK 22/175 LV/RH ingesteld door:

[klaagster],

wonende te [..]

klaagster,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 9 mei 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 4 juli 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 mei 2023 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.Ondanks dat klaagster behoorlijk is opgeroepen is zij niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 30 juni 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           op 22 augustus 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster aangemaand een vordering van € 655,41 te voldoen van [..];

-           op 12 april 2021 is klaagster bij verstek veroordeeld een vordering van

€ 464,00 (hoofdsom) te voldoen aan [..];

-           op 25 mei 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster in dossier 21804640 een brief gezonden met het bedrag waartoe zij was veroordeeld en met bevel dit bedrag binnen vijf dagen te voldoen;

-           op 9 juni 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder een vaststellingsovereenkomst aan klaagster verzonden onder vermelding van dossiernummer 21804640 en dossiernummer 220005011;

-           op 14 februari 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster bericht dat in  dossier 21804640 achterstand in de betaling is ontstaan;

-           op 14 februari 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster bericht dat in  dossier 220005011 eveneens achterstand in de betaling is ontstaan;

-           op 21 februari 2022 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder om informatie verzocht in verband met het nog openstaande bedrag en het voldoen van het bedrag waartoe zij was veroordeeld;

-           op 4 maart 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder onder meer meegedeeld dat klaagster de vordering conform de dagvaarding heeft voldaan maar dat nog een restant openstaat omdat de vordering was gesplitst zodat klaagster minder griffierecht zou zijn verschuldigd;

-           in een e-mail van 6 april 2022 heeft klaagster gesteld dat zij in het dossier waarin zij was veroordeeld nog € 67,34 moet voldoen, waarvoor zij dezelfde dag zou zorgdragen en dat zij de tweede vordering betwist;

-           op 6 april 2022 heeft een gerechtsdeurwaarder het vonnis betekend en bevel gedaan binnen twee dagen de vordering te voldoen;

-           op 6 april 2022 heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen deze betekening en het kostenverhogend bevel tot betaling.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende.

a. De gerechtsdeurwaarder heeft een extra dossier toegevoegd aan de betalingsregeling zonder klaagster hierover te informeren. Klaagster heeft contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder naar aanleiding van de brief van 25 mei 2021 om een betalingsregeling te treffen. Aangezien het vonnis niet aan klaagster was betekend kende zij de volledige inhoud niet. De gerechtsdeurwaarder heeft niet aangegeven in de vaststellingsovereenkomst met dossiernummer 21804640 dat er nog een ander dossier was en dat die vermeende vordering van € 127 tevens werd meegenomen in de betalingsregeling. Klaagster is door de gerechtsdeurwaarder aangeschreven tot betaling hiervan onder verwijzing naar de betalingsregeling.

b. De gerechtsdeurwaarder heeft onterecht kosten gemaakt en opgevoerd. Door het handelen van de gerechtsdeurwaarder is onduidelijkheid ontstaan over de hoogte van het bedrag. De gerechtsdeurwaarder heeft het bevel tot betaling betekend van een openstaand bedrag van € 67,34.

c. Het openstaande bedrag is niet conform de inhoud van het vonnis. De gerechtsdeurwaarder vordert € 68 meer aan nakosten terwijl hij het vonnis niet heeft betekend.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer het volgende. Aan de orde is de vraag of de gerechtsdeurwaarder duidelijk heeft gecommuniceerd dat klaagster naast het bedrag waartoe zij in het verstekvonnis was veroordeeld nog meer was verschuldigd. Naar het oordeel van de kamer is dit niet het geval. In dossier 21804640 (het dossier waarin de titel (het vonnis) is verkregen) is de brief van 25 mei 2021 verstuurd, naar aanleiding waarvan klaagster om een betalingsregeling heeft verzocht. In de e-mail van 9 juni 2021 van de gerechtsdeurwaarder waarin aan klaagster wordt meegedeeld dat het voorstel akkoord is, wordt alleen dit dossiernummer genoemd. In de bijlage en in de vaststellingsovereenkomst wordt ook het andere dossiernummer (220005011) genoemd en worden alle bedragen opgevoerd. Uitleg over een en ander ontbreekt echter. De gerechtsdeurwaarder heeft pas summier, naar aanleiding van de e-mail van klaagster van 21 februari 2022 waarin zij om opheldering verzocht, in de e-mail van 4 maart 2022 uitleg gegeven en gesteld dat de vordering was gesplist zodat klaagster minder griffierecht was verschuldigd. Duidelijke uitleg dat er meer verschuldigd is dan het bedrag waarvoor de titel is verkregen heeft de gerechtsdeurwaarder niet eerder gegeven. Daarnaast is verwarring ontstaan doordat de betalingsregeling is overeengekomen voor twee verschillende dossiers terwijl die dossiers over dezelfde vordering gaan (een gedeelte waarvoor de titel is verkregen, en een gedeelte zonder titel).

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt het volgende overwogen. De gerechtsdeurwaarder heeft op 14 februari 2022 onder meer aan klaagster meegedeeld dat in dossier 21804640 een achterstand in de betalingsregeling is ontstaan van

€ 102,00, en dat bij gebreke van betaling de betalingsregeling komt te vervallen. Op 4 maart 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder naast uitleg over de tweede vordering tevens bericht dat klaagster de vordering conform de dagvaarding heeft voldaan. Op 6 april 2022 constateert klaagster zelf dat in het dossier waarin de titel is verkregen nog € 67,34 openstaat, dat zij dezelfde dag heeft betaald. Omdat volgens de gerechtsdeurwaarder klaagster niet aan haar verplichtingen voldeed is het vonnis op 6 april 2022 betekend. Vastgesteld is hierboven dat de gerechtsdeurwaarder onduidelijk heeft gecommuniceerd over de hoogte van de verschuldigde bedragen. De betekening van het vonnis is niet goed te begrijpen nu op 4 maart 2022 aan klaagster is meegedeeld dat zij de vordering conform dagvaarding heeft voldaan en klaagster zelf op 6 april 2022 meedeelt dat zij voor de laatste € 67,34 zou zorgdragen.

4.4 Ten aanzien van het klachtonderdeel c. dat de nakosten ten onrechte zijn berekend overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder deze kosten mag berekenen nu in het vonnis is opgenomen dat nakosten mogen worden berekend onder de voorwaarde dat gedaagde partij niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig heeft voldaan aan de inhoud van het vonnis en dat betekening van het vonnis pas veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden.

4.5 Gelet op bovenstaande acht de kamer termen aanwezig om de maatregel van waarschuwing aan de gerechtsdeurwaarder op te leggen. De intentie van de gerechtsdeurwaarder om de vordering te splitsen om te voorkomen dat klaagster een hoger bedrag aan griffierechten zou zijn verschuldigd is op zich goed, de communicatie hierover was echter verwarrend. Daarom legt de kamer de lichtste maatregel op.      

4.6 Onder de voorwaarden dat een klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard en een maatregel wordt opgelegd, kan, ingevolge het bepaalde in artikel 43a lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882), een kostenveroordeling worden opgelegd.

Op grond van voormelde richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om dat niet te doen, dan wel een lagere kostenveroordeling op te leggen. In dit geval ziet de kamer aanleiding om af te zien van een kostenveroordeling omdat de op te leggen maatregel de lichtste maatregel betreft, die een zakelijke terechtwijzing inhoudt van de onjuistheid van de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder. De kamer acht het onder deze omstandigheden niet billijk dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van de behandeling bij de kamer moet vergoeden.

4.7 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gerechtsdeurwaarderswet het door klaagster betaalde griffierecht ad € 50,00 aan haar dient te vergoeden.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klachtonderdelen a. en b. gegrond;
  • verklaart klachtonderdeel c. ongegrond;
  • legt de maatregel van waarschuwing op;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt, na onherroepelijk worden van deze uitspraak.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.