ECLI:NL:TGDKG:2023:48 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/717041 / DW RK 22/165 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:48
Datum uitspraak: 17-07-2023
Datum publicatie: 17-07-2023
Zaaknummer(s): C/13/717041 / DW RK 22/165 LvB/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Er kan de gerechtsdeurwaarder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt dat er beslag op de uitkering van klaagster is gelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht zonder machtiging niet rechtstreeks met de partner van klaagster gecommuniceerd. Niet gebleken is dat er dubbele incassokosten in rekening zijn gebracht. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 17 juli 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/717041 / DW RK 22/165 LvB/WdJ ingesteld door:

[  ],                                                                                                     

wonende te [  ],

klaagster,

gemachtigde: [  ],

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 2 mei 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij

e-mail met bijlagen, ingekomen op 23 mei 2022, heeft klaagster haar klacht aangevuld. Bij verweerschrift, ingekomen op 16 juni 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 juni 2023 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 17 juli 2023.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 14 januari 2022 is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag aan [  ].

-           Bij e-mail van 18 januari 2022 heeft de advocaat van [  ] aan de advocaat van klaagster verzocht de proceskosten ad € 746,- uiterlijk op

31 januari 2022 over te maken, teneinde te voorkomen dat het vonnis van

14 januari 2022 aan de gerechtsdeurwaarder zal worden gestuurd.

-           Op 26 januari 2022 zijn de verschuldigde proceskosten ad € 746,- aan [  ] betaald.

-           Bij exploot van 28 februari 2022 is het vonnis van 14 januari 2022 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 25 maart 2022 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) ten laste van klaagster.

-           Bij e-mail van 4 april 2022 heeft de partner van klaagster onder meer aangegeven dat de verschuldigde proceskosten reeds zijn voldaan. De partner van klaagster heeft zijn e-mail bij e-mail van 6 april 2022 gerappelleerd.

-           Bij e-mail van 11 april 2022 heeft de advocaat van klaagster de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de proceskostenveroordeling reeds op 26 januari 2022 zijn betaald en heeft hij verzocht het beslag per direct op te heffen.

-           Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klaagster medegedeeld dat de opdrachtgever de betaling heeft bevestigd en dat het beslag per 11 april 2022 is opgeheven.

-           Bij brief van 13 april 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht tot betaling van de huurachterstand met rente en incassokosten over te gaan.

-           De partner van klaagster heeft deze nieuwe vordering bij e-mail van

25 april 2022 betwist en tevens bezwaar gemaakt tegen de dubbele incassokosten.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder beslag op haar uitkering heeft gelegd, terwijl de vordering al was betaald;

b: de gerechtsdeurwaarder telefonisch niet bereikbaar is en niet reageert op e-mails van de partner van klaagster;

c: haar partner de nieuwe vordering plus de in rekening gebrachte kosten bij e-mail van 25 april 2022 heeft betwist en de gerechtsdeurwaarder hierop niet heeft gereageerd.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat uit het verweerschrift blijkt dat de gerechtsdeurwaarder op 15 februari 2022 opdracht heeft gekregen het vonnis van 14 januari 2022 ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder mag in beginsel uitgaan van de informatie die hij van zijn opdrachtgever heeft gekregen en was er niet van op de hoogte dat er reeds een betaling aan haar opdrachtgever was gedaan. De gerechtsdeurwaarder heeft gelet op zijn ministerieplicht dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis van 14 januari 2022 te executeren. Niet gesteld of gebleken is dat klaagster na betekening van het vonnis op 28 februari 2022 contact heeft opgenomen met de gerechtsdeurwaarder. Nu de gerechtsdeurwaarder er niet van op de hoogte is gesteld dat de vordering al was voldaan is er beslag op de uitkering van klaagster gelegd. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat uit het verweerschrift blijkt dat de gerechtsdeurwaarder naar aanleiding van de e-mail van de partner van klaagster van 4 april 2022 op diezelfde dag bij de opdrachtgever de verrichte betaling heeft geverifieerd. Omdat een reactie is uitgebleven, heeft de behandelaar op 11 april 2022 telefonisch contact gezocht met de opdrachtgever, waarna bleek dat de vordering inderdaad vóór de betekening van het vonnis was voldaan en is het beslag diezelfde dag opgeheven. De gerechtsdeurwaarder wilde, gelet op de privacyregels, zonder machtiging niet rechtstreeks met de partner van klaagster communiceren. Ter zitting is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder om een machtiging heeft gevraagd, maar dat de partner van klaagster die weigerde te overleggen. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat uit het verweerschrift blijkt dat de gerechtsdeurwaarder op 1 maart 2022 opdracht heeft gekregen om achterstallige huurpenningen te incasseren. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster op 2 maart 2022 gesommeerd tot betaling over te gaan. In deze brief zijn geen incassokosten in rekening gebracht. Omdat niet tot betaling is overgegaan heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster op 13 april 2022 nogmaals gesommeerd tot betaling van de openstaande vordering over te gaan. In deze brief is de vordering wel verhoogd met incassokosten. Dat is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Niet gebleken dan wel aangetoond is dat er dubbele incassokosten in rekening zijn gebracht. De gerechtsdeurwaarder heeft de partner van klaagster bij e-mail van 3 mei 2022 geïnformeerd dat hij zonder machtiging niet inhoudelijk op e-mails van de partner van klaagster zal reageren. De stelling dat niet is gereageerd op de e-mail van de partner van klaagster van 25 april 2022 stuit hierop af. Uit de e-mail van de gerechtsdeurwaarder aan de advocaat van klaagster blijkt dat het dossier op verzoek van [  ] op 29 april 2022 is gesloten. Dat [  ] vervolgens nieuwe aanmaningen aan klaagster heeft verzonden kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten.

5.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. C.W.D. Bom en mr. O.J. Boeder, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juli 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.