ECLI:NL:TGDKG:2023:45 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/715080 / DW RK 22/104 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:45
Datum uitspraak: 17-07-2023
Datum publicatie: 17-07-2023
Zaaknummer(s): C/13/715080 / DW RK 22/104 LvB/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft niet (tijdig) op e-mails van klaagster gereageerd en pas in het verweerschrift de gevraagde informatie gegeven. De gerechtsdeurwaarder heeft met het leggen van het beslag op de onroerende zaak van klaagster niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. De klacht is gedeeltelijk gegrond, maatregel van berisping opgelegd en veroordeling in de proceskosten.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 17 juli 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/715080 / DW RK 22/104 LvB/WdJ ingesteld door:

[  ], werkzaam als materieel juridisch dienstverlener van [  ],

gevestigd te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 15 maart 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 21 juni 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 juni 2023 alwaar klaagster met een collega en haar cliënte en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 17 juli 2023.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 januari 2020 is de cliënte van klaagster veroordeeld tot betaling van een geldbedrag aan [  ].

-           Bij exploot van 8 februari 2020 is het vonnis van 20 januari 2020 aan de cliënte van klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 16 maart 2021 is beslag gelegd op het inkomen van de cliënte van klaagster.

-           Op 30 april 2021 is beslag gelegd op de auto van de cliënte van klaagster.

-           Bij exploot van 4 mei 2021 is het proces-verbaal van het gelegde beslag op de auto aan de cliënte van klaagster betekend met aanzegging van de openbare verkoop ervan op 18 juni 2021.

-           Op 4 mei 2021 is beslag gelegd op de woning van de cliënte van klaagster.

-           Op 13 augustus 2021 is beslag gelegd op de bankrekening van de cliënte van klaagster.

-           Bij e-mail van 14 oktober 2021 heeft klaagster een aantal vragen gesteld aan de gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft haar e-mail bij e-mail van 28 oktober 2021 gerappelleerd.

-           Bij e-mail van 16 november 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder op de e-mail van klaagster van 14 oktober 2021 gereageerd.

-           Bij e-mail van 10 december 2021 heeft klaagster nadere vragen aan de gerechtsdeurwaarder gesteld.

-           Bij brief van 21 januari 2022 heeft klaagster een klacht ingediend bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij e-mail van 3 februari 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht van klaagster gereageerd.

-           Bij e-mail van 7 februari 2022 heeft klaagster nadere vragen aan de gerechtsdeurwaarder gesteld. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 23 februari 2022 gereageerd.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: zij de gerechtsdeurwaarder meermaals heeft gevraagd om duidelijkheid hoe de vordering van de cliënte van klaagster door het gerechtsdeurwaarderskantoor is afgedaan, zonder dat alle vragen hierover zijn beantwoord. Ook nadat klaagster een klacht bij het gerechtsdeurwaarderskantoor heeft ingediend is er geen antwoord op de vragen van klaagster gekomen;

b: de gerechtsdeurwaarder onnodig kosten heeft gemaakt in het dossier van de cliënte van klaagster.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders zijn op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met deze wet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. In deze beslissing wordt beoordeeld of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor of een medewerker van dat kantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden.

5.2 De gerechtsdeurwaarder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat klaagster niet-ontvankelijk is, omdat zij geen partij in het betreffende dossier is. Zoals de kamer heeft overwogen in haar uitspraak van 10 maart 2009, welke uitspraak is bevestigd door het Gerechtshof Amsterdam in zijn arrest van 10 oktober 2009 (ECLI:GHAMS:2009:BL2309), moet een klager voldoende eigen belang hebben om als belanghebbende te worden aangemerkt en om als klager te kunnen worden ontvangen in een tuchtprocedure als de onderhavige. Nu de klacht ziet op het niet (tijdig) reageren op e-mails van klaagster en uit de overgelegde producties blijkt klaagster meermalen namens haar cliënte heeft gecorrespondeerd, kan klaagster worden ontvangen in haar klacht.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven en e-mails ten aanzien van een bij hem in behandeling zijnde dossier binnen veertien dagen beantwoordt. Nu de gerechtsdeurwaarder niet (tijdig) op de e-mails van klaagster van 14 oktober 2021, 10 december 2021 en 7 februari 2022 heeft gereageerd, is dit klachtonderdeel reeds hierom gegrond. Tevens had van de gerechtsdeurwaarder mogen worden verwacht dat hij de in het verweerschrift gegeven informatie reeds eerder aan klaagster had verstrekt.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b stelt de kamer voorop dat de gerechtsdeurwaarder gelet op zijn ministerieplicht niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door het vonnis van 20 januari 2020 te executeren. De cliënte van klaagster staat op grond van artikel 3:276 Burgerlijk Wetboek met haar hele vermogen in voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van de cliënte van klaagster, dus ook op haar onroerende zaak. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.

5.5 De kamer zal de klacht gelet op voorgaande gedeeltelijk gegrond verklaren. De kamer acht de maatregel van berisping in dit geval passend en geboden.

5.6 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klaagster worden die begroot op een forfaitair bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

5.7 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht vergoedt.

5.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart klachtonderdeel a gegrond;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klaagster, te begroten op € 50,-, te betalen na onherroepelijk worden van deze uitspraak;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,-, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarder te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht

ad € 50,- vergoedt, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. C.W.D. Bom en mr. O.J. Boeder, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juli 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.