ECLI:NL:TGDKG:2023:35 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/710203 / DW RK 21/528 LvB/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:35
Datum uitspraak: 01-05-2023
Datum publicatie: 23-06-2023
Zaaknummer(s): C/13/710203 / DW RK 21/528 LvB/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft meerdere beslagen ten onrechte gelegd. Beslag op auto: duidelijk had moeten zijn dat dit beslag te weinig zou opbrengen, beslagen op bankrekeningen en onder bedrijven waarvan eerder was vastgesteld dat geen rechtsverhouding bestond. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder oneigenlijke druk uitgeoefend door te dreigen met de aanvraag van een faillissement. De gerechtsdeurwaarder heeft direct loonbeslag gelegd (voor een te hoog bedrag) na het niet tot stand komen van een betalingsregeling waarbij meteen op dezelfde dag betaald had moeten worden. Maatregel: berisping en boete  

Beslissing van 1 mei 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/710203 / DW RK 21/528 LvB/RH ingesteld door:

[klager],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [..].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlage, ingekomen op 24 november 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 30 december 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 maart 2023 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Hoewel behoorlijk opgeroepen is klager niet verschenen ter zitting. De uitspraak is bepaald op 1 mei 2023. Op 22 maart 2023 heeft de partner van klager laten weten dat klagers afwezigheid is veroorzaakt door zijn ziekenhuisopname.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           bij vonnis van 11 oktober 2017 van de kantonrechter te Roermond zijn klager en Stichting [..] hoofdelijk veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag;

-           bij exploot van 17 oktober 2017 is het vonnis van 11 oktober 2017 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen;

-           op 27 oktober 2017 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Rabobank ten laste van klager. Klager bleek geen rechtsverhouding met de Rabobank te hebben;

-           op 27 oktober 2017 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Belastingdienst ten laste van klager;

-           op 30 november 2018 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V. ten laste van klager;

-           op 24 april 2020 is opnieuw executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V. ten laste van klager. Klager bleek geen rechtsverhouding meer te hebben met de ING;

-           op 12 september 2020 is executoriaal beslag gelegd op de auto van klager, te weten een Ford Ka met kenteken [..];

-           bij e-mail van 14 september 2020 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht het beslag op zijn auto op te heffen, omdat de kosten van executie hoger zouden zijn dan de opbrengsten;

-           bij e-mail van 13 januari 2021 heeft klager de gerechtsdeurwaarder nogmaals verzocht het beslag op zijn auto op te heffen;

-           bij e-mail van 25 januari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat het beslag op de auto was opgeheven. In deze e-mail is tevens gesteld dat de gerechtsdeurwaarder was geïnstrueerd om het faillissement van klager aan te vragen;

-           op 26 april 2021 is opnieuw executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V. ten laste van klager. Klager bleek geen rechtsverhouding meer te hebben met de ING;

-           op 4 augustus 2021 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder [..] ten laste van klager;

-           bij e-mail van 23 augustus 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder op de door klager ingediende klacht gereageerd. Tevens is gesteld dat het persoonlijke faillissement van klager als mogelijkheid zal worden onderzocht;

-           bij e-mail van 9 november 2021 is de gerechtsdeurwaarder akkoord gegaan met de door klager voorgestelde betalingsregeling, onder voorwaarde dat op diezelfde dag een eerste termijnbetaling door klager zal worden gedaan. Klager heeft de eerste termijnbetaling op 15 november 2021 gedaan;

-           op 23 november 2021 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder Stichting [..] ten laste van klager.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat – het volgende.

a: De gerechtsdeurwaarder heeft onrechtmatig beslag op de auto van klager gelegd, nu de kosten hoger zullen zijn dan de opbrengst. Op de e-mail van 14 september 2020 is niet gereageerd door de gerechtsdeurwaarder. In januari 2021 heeft klager wederom een exploot ontvangen waarop de datum van de executieverkoop kenbaar werd gemaakt. Hierop heeft klager op 13 januari 2021 weer gereageerd dat het beslag onrechtmatig is en heeft hij de gerechtsdeurwaarder nogmaals geattendeerd op de verstuurde e-mail van 14 september 2020. Tevens is in die e-mail gesteld dat de gerechtsdeurwaarder de eerder geplande verkoop zonder enige kennisgeving niet heeft laten doorgaan. Op 25 januari 2021 is het beslag op de auto opgeheven. Klager moest echter wel de kosten van het beslag betalen.

b: De gerechtsdeurwaarder oefent oneigenlijke druk uit door te dreigen met een faillissement.

c: De gerechtsdeurwaarder heeft onnodig kosten gemaakt door het lukraak leggen van derdenbeslagen bij bedrijven en op bankrekeningen zonder dat daar een rechtsverhouding mee is. De gerechtsdeurwaarder heeft beslag gelegd onder een bedrijf dat zeer ruim na het faillissement van de Stichting is gestart en waarvan de gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat de Stichting daar opdrachten van ontving. Klager heeft geen exploot ontvangen van de beslaglegging onder [..];

d: De gerechtsdeurwaarder heeft niet of niet tijdig op e-mails gereageerd.

e: Na het niet tijdig betalen van de eerste termijn van de overeengekomen betalingsregeling is gelijk beslag op het inkomen van klager gelegd. Omdat klager en zijn gezin corona hadden en zijn jongste kind was opgenomen in het ziekenhuis heeft klager de e-mail van 9 november 2021 van de zijde van de gerechtsdeurwaarder waarin stond dat de betalingsregeling akkoord was en dat die dag gelijk de eerste termijn overgemaakt moest worden, gemist. Klager heeft op 15 november 2021 de e-mail gezien en alsnog meteen betaald. Klager heeft vervolgens hierop niets meer gehoord, totdat hij op 23 november 2021 een exploot ontving waaruit bleek dat loonbeslag was gelegd. Klager heeft aan een medewerker van de gerechtsdeurwaarder uitgelegd wat de situatie was, maar hier had men geen boodschap aan.   

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. wordt het volgende overwogen. Ter zitting heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder gesteld dat een brief van 26 november 2020, die zich niet in het dossier bevindt, moet worden gezien als een antwoord op de e-mail van klager van 14 september 2020. Ingevolge vaste jurisprudentie mag van de gerechtsdeurwaarder worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Nu beantwoording van bovengenoemde e-mail kennelijk pas op 26 november 2020 heeft plaatsgevonden, is dit onderdeel van de klacht terecht voorgesteld.

4.3 Ten aanzien van het gelegde beslag op de auto wordt overwogen dat klager heeft gesteld in zijn e-mail van 13 januari 2021 aan de gerechtsdeurwaarder dat zonder kennisgeving een executieverkoop niet is doorgegaan. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft dit ter zitting niet ontkend, zodat de klacht op dit onderdeel eveneens terecht is voorgesteld.  

4.4 Ingevolge het bepaalde in artikel 441 lid 3 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) is het niet toegestaan een roerende zaak in beslag te nemen indien de (verwachte) opbrengst minder bedraagt dan de kosten die met het beslag en de daaruit voortvloeiende executie zijn gemoeid, tenzij de schuldeiser aannemelijk kan maken dat de schuldenaar door het beslag en de executie niet onevenredig in zijn belangen wordt getroffen. De inbeslaggenomen auto betreft een Ford Ka uit 1999. Gelet op het model auto en de ouderdom daarvan had voor de gerechtsdeurwaarder op voorhand duidelijk moeten zijn dat de gemaakte kosten van het beslag en executie waarschijnlijk hoger zouden zijn dan de opbrengst uit de executieverkoop. Uiteindelijk is het beslag op de auto opgeheven, maar aan klager zijn wel de kosten van het beslag in rekening gebracht. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting gemeld dat de auto er op afstand redelijk uit zag, maar heeft geen verder onderzoek verricht of op andere wijze aannemelijk gemaakt dat de executiewaarde hoger zou kunnen zijn dan de kosten van het beslag en de executie daarvan. Ook dit onderdeel van de klacht is terecht voorgesteld.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft op 25 januari 2021 aan klager meegedeeld dat cliënt de gerechtsdeurwaarder heeft geïnstrueerd klagers faillissement aan te vragen. Op 23 augustus 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat klagers persoonlijke faillissement als mogelijkheid zal worden onderzocht. Door herhaaldelijk te dreigen met een faillissement, dat vervolgens niet door de gerechtsdeurwaarder noch door zijn opdrachtgever in gang is gezet, en waarvan overigens ook niet is gebleken dat daar daadwerkelijk opdracht toe is gegeven, oefent de gerechtsdeurwaarder oneigenlijke druk uit. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer het volgende. Op 24 april 2020 en op 26 april 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de ING bank ten laste van klager. De gerechtsdeurwaarder heeft bij het beslag van 24 april 2020 vastgesteld dat klager geen rechtsverhouding met de ING bank had. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting niet kunnen toelichten waarom op 26 april 2021 het vermoeden bestond dat klager wel weer een rechtsverhouding met de ING bank had. Vast moet daarom worden gesteld dat er geen aanwijzing was dat een rechtsverhouding met ING bestond en dat daarom het beslag ten onrechte is gelegd. Ook dit deel van de klacht is gegrond.

4.7 De gerechtsdeurwaarder heeft het beslag onder [..] niet opgenomen in het lijstje van gelegde beslagen in het verweerschrift. Wel heeft de gerechtsdeurwaarder over dit beslag een opmerking gemaakt in de klachtbehandeling van 23 augustus 2021. Hieruit blijkt dat ten tijde van het beslag onder [..] geen rechtsverhouding meer bestond tussen dit bedrijf en klager, aldus de gerechtsdeurwaarder. De kamer trekt hieruit het gevolg dat ook dit beslag ten onrechte is gelegd. Klager heeft gesteld geen exploot te hebben ontvangen van deze beslaglegging. De gerechtsdeurwaarder heeft bij zijn verweerschrift geen enkel exploot overlegd. Dit had wel op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen. Nu hij dit niet heeft gedaan, is ook dit onderdeel gegrond.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel d. overweegt de kamer het volgende. Zoals hierboven onder 4.2 is overwogen heeft de gerechtsdeurwaarder klagers e-mail van 14 september 2020 te laat beantwoord. Op 13 januari 2021 heeft klager een e-mail gestuurd naar (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Deze e-mail is beantwoord op 25 januari 2021. Hoewel daarbij niet is ingegaan op de onrechtmatigheid van het beslag moet worden vastgesteld dat op grond van vaste jurisprudentie van de kamer de beantwoording op 25 januari 2021 tijdig is. Aangenomen wordt dat de opheffing van het beslag op de auto een antwoord is op de onrechtmatigheid van het beslag. Andere brieven van klager bevinden zich niet in het dossier.

4.9 Ten aanzien van klachtonderdeel e. overweegt de kamer het volgende. Gebleken is dat klager op 5 november 2021 een voorstel heeft gedaan voor een betalingsregeling. Dit voorstel is op 9 november 2021 per e-mail door de gerechtsdeurwaarder geaccepteerd onder de voorwaarde dat direct op die 9e november de eerste betaling moest worden gedaan. Klager heeft deze e-mail gemist, maar heeft op het moment dat hij de e-mail onder ogen kreeg op 15 november 2021 meteen een betaling overgemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens zonder bericht dat de betalingsregeling was vervallen op 23 november 2021 direct loonbeslag gelegd. Nu klager niet wist of en zo ja wanneer zijn voorstel van 5 november 2021 zou worden beantwoord, is het niet gepast direct loonbeslag te leggen bij een te late betaling van de eerste termijn. Van de gerechtsdeurwaarder had mogen verwacht dat ten minste aan klager zou worden medegedeeld dat de deelbetaling was ontvangen, maar dat er daarmee geen betalingsregeling tot stand was gekomen. De verstreken tijd tussen de ontvangst van de betaling en het leggen van het loonbeslag bood daarvoor ook voldoende mogelijkheid. Ter zitting heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder erkend, dat gezien de deelbetaling voor een te hoog bedrag beslag is gelegd. Het beslagexploot is noch door klager noch door de gerechtsdeurwaarder overgelegd.

4.10 Vastgesteld moet worden dat meerdere beslagen (in ieder geval het tweede beslag onder de ING-bank, onder [..], op de auto en op het salaris van klager) ten onrechte zijn gelegd. De kosten hiervan zijn daarmee eveneens ten onrechte in rekening gebracht bij klager.

4.11 Gelet op al het bovenstaande bestaat aanleiding tot het opleggen van twee maatregelen, namelijk een berisping en een boete.

4.12  De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

4.13 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

4.14 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:              

  • verklaart de klacht op grotendeels alle onderdelen gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • legt de gerechtsdeurwaarder tevens de maatregel op van een geldboete van
    € 500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt, na onherroepelijk worden van deze uitspraak;

  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,-, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 mei 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.