ECLI:NL:TGDKG:2023:32 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/733641 / DW RK 23/157

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:32
Datum uitspraak: 19-06-2023
Datum publicatie: 20-06-2023
Zaaknummer(s): C/13/733641 / DW RK 23/157
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzoek tot wraking. Verzoek afgewezen. Het verzoek levert geen grond op voor de stelling dat de tuchtrechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert of dat de dienaangaande bij haar bestaande vrees subjectief dan wel objectief gerechtvaardigd is. Het niet werken van een ringleiding of eht in de zittingszaal niet aanwezig zijn van een ringleiding is geen toetsingscriterium in het kader van het wrakingsverzoek. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beslissing op het na de hoorzitting van 5 juni 2023 en onder zaaknummer C/13/733641 / DW RK 23/157 geregistreerde verzoek van:

[  ],

gevestigd te [  ],

verzoekster,

welk verzoek strekt tot wraking van mr. [  ] (hierna: tuchtrechter), in zijn hoedanigheid als plaatsvervangend-voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders, in de verzetzaken met zaaknummers

C/13/728062 / DW RK 23/14 en C/13/728069 / DW RK 23/15.

1. Verloop van de procedure

1.1 De door verzoekster tegen een gerechtsdeurwaarder ingediende en onder zaaknummers C/13/716660 / DW RK 22/154 en C/13/713821 / DW RK 22/67 geregistreerde klachten zijn bij separate beslissingen van 27 december 2022 niet-ontvankelijk en kennelijk ongegrond verklaard. Tegen voornoemde beslissingen heeft verzoekster bij e-mails van 10 januari 2023 verzet ingesteld. Die zaken staan geregistreerd onder nummers C/13/728062 / DW RK 23/14 en C/13/728069 / DW RK 23/15. De behandeling van de verzetzaken stonden gepland op 12 mei 2023. Voordat de zaken inhoudelijk konden worden behandeld heeft verzoekster de tuchtrechter gewraakt.

1.2 Bij e-mail van 12 mei 2023 heeft de kamer de gronden van het wrakingsverzoek van verzoekster ontvangen. Bij e-mail van 2 juni 2023 heeft klaagster een pleitnota overgelegd.

1.3 Bij e-mail van 23 mei 2023 heeft de tuchtrechter op het wrakingsverzoek gereageerd. De tuchtrechter heeft niet in de wraking berust.

1.4 Het wrakingsverzoek is behandeld op de openbare zitting van 5 juni 2023. Verzoekster heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. De tuchtrechter is ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 19 juni 2023.

2. De gronden van het verzoek

2.1 Verzoekster heeft - kort samengevat - aangevoerd dat bijna al haar tuchtklachtzaken door de gewraakte tuchtrechter (en zijn medeleden) worden afgewezen, zonder dat er een fatsoenlijke motivering in de beslissingen is opgenomen. Ook is nooit een toelichting van klaagster ter zitting meegenomen in de beslissingen.

2.2 Klaagster heeft verder aangevoerd dat zij voorafgaand aan zittingen steeds verzoekt om een ringleiding die openstaat. Die faciliteit is er echter nooit geweest. Vanwege het ontbreken van een ringleiding ter zitting kan klaagster niet horen wat er gezegd wordt met als gevolg dat zij niet adequaat kan reageren. De tuchtrechter heeft daar ten onrechte nooit bezwaar in gezien. Ook voor de zitting van 12 mei 2023 was geen werkende ringleiding aanwezig. Er werden geen aanstalten gemaakt om de situatie op te lossen, zodat klaagster wederom niet zou kunnen horen wat er gezegd werd en klaagster niet zou kunnen reageren op het door de gerechtsdeurwaarder gestelde.

3. De reactie van de tuchtrechter

3.1 De tuchtrechter heeft laten weten dat hij bekend is met het feit dat klaagster slechthorend is en dat hij daarom voorafgaand de zitting van 12 mei 2023 overlegd heeft met de griffier om er zeker van te zijn dat er een zittingszaal met een goed functionerende ringleiding beschikbaar was. Ook is vooraf met de ICT afdeling van de rechtbank besproken of er een alternatieve ringleidingontvanger beschikbaar was voor het geval de eigen ringleidingontvanger van klaagster niet zou werken in combinatie met de ringleiding van de rechtbank. De tuchtrechter heeft ook op de ochtend voor aanvang van de zitting bij de griffier en de bode gecheckt of de ringleiding werkte en of de alternatieve ringleidingontvanger beschikbaar was. Dit was het geval. Klaagster gaf bij binnenkomst in de zittingszaal aan dat de ringleiding (weer) niet werkte en wenste geen gebruik te maken van de alternatieve ringleidingontvanger. Zij is direct vertrokken, onder de mededeling “ik wraak u”.

3.2 De tuchtrechter heeft verder laten weten dat hij altijd de gronden van de klachten en verzetschriften van klaagster probeert te begrijpen alvorens daarop te beslissen. Als de gronden niet duidelijk zijn vraagt de tuchtrechter (of één van de andere leden van de zittingscombinatie) om een nadere toelichting. Ook wordt ter zitting altijd aan beide partijen gelegenheid geboden desgevraagd standpunten toe te lichten.

4. De beoordeling van het verzoek

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen de leden van de kamer voor gerechtsdeurwaarders worden gewraakt, indien er feiten of omstandigheden bestaan waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Titel IV van het vierde boek van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing verklaard. 

4.2 Bij de beoordeling van het verzoek staat voorop dat de (plaatsvervangend-) voorzitter en leden van de kamer uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat zij jegens een partij een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij verzoekster dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

4.3 De vraag of sprake is van partijdigheid van de tuchtrechter moet worden beantwoord aan de hand van twee criteria: het subjectieve criterium en het objectieve criterium. Bij het subjectieve criterium gaat het om de vraag of sprake is van een gebleken persoonlijke overtuiging en/of zodanig gedrag van een tuchtrechter dat de conclusie moet worden getrokken dat deze partijdig is. Bij het objectieve criterium gaat het om de vraag of onafhankelijk van het gedrag van de specifieke tuchtrechter, vastgesteld moet worden dat er sprake is van een bij verzoekster objectief gerechtvaardigde vrees dat het die rechter aan onpartijdigheid ontbreekt.

4.4 Naar het oordeel van de wrakingskamer leveren de door verzoekster genoemde omstandigheden, op zichzelf beschouwd noch in onderling verband bezien, een grond op voor de stelling dat de tuchtrechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert of dat de dienaangaande bij haar bestaande vrees subjectief dan wel objectief gerechtvaardigd is. Dat de tuchtrechter meer klachten van verzoekster heeft behandeld en die veelal ongegrond heeft verklaard, maakt dat niet anders, zeker nu niet gesteld of gebleken is dat de tuchtrechter bij de beoordeling van die klachten niet tot een onafhankelijk oordeel is gekomen, nog los van het feit dat die klachten (in verzet) steeds door een meervoudige kamer zijn behandeld en de tuchtrechter daardoor niet in zijn eentje tot een oordeel kon komen.

4.5 Ten aanzien van de wrakingsgrond betreffende de ringleiding overweegt de wrakingskamer dat het begrijpelijk is dat klaagster dit als zeer vervelend heeft ervaren, maar dat vanuit de rechtbank een alternatief is geboden waarvan verzoekster geen gebruik heeft willen maken. Verder is het niet werken van een ringleiding, of het in een zittingszaal niet aanwezig zijn van een ringleiding, geen toetsingscriterium in het kader van het wrakingsverzoek.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Wrakingskamer :

  • wijst het verzoek tot wraking af.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. C.W.D. Bom en

M.F.J. Pijnenburg, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2023 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.