ECLI:NL:TGDKG:2023:31 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/732428 / DW RK 23/125

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:31
Datum uitspraak: 12-06-2023
Datum publicatie: 20-06-2023
Zaaknummer(s): C/13/732428 / DW RK 23/125
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzoek tot wraking. Verzoek afgewezen. Het verzoek levert geen grond op voor de stelling dat de tuchtrechters jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren of dat de dienaangaande bij hem bestaande vrees subjectief dan wel objectief gerechtvaardigd is.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beslissing op het na de hoorzitting van 1 mei 2023 en onder zaaknummer C/13/732428 / DW RK 23/125 geregistreerde verzoek van:

[  ],

wonende te [  ],

verzoeker,

welk verzoek strekt tot wraking van mr. [  ] (hierna: x), in haar hoedanigheid als voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders, alsmede tot wraking van [  ] (hierna: y) in zijn hoedanigheid als lid van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarder, in de verzetzaak met zaaknummer nummer C/13/730660 / DW RK 23/79.

1. Verloop van de procedure

1.1 Een door verzoeker tegen een gerechtsdeurwaarder ingediende en onder zaaknummer C/13/718970 / DW RK 22/236 geregistreerde klacht is bij beslissing van 28 februari 2023 kennelijk ongegrond verklaard. Tegen voornoemde beslissing heeft verzoeker bij e-mail van 7 maart 2023 verzet ingesteld. Die zaak staat geregistreerd onder nummer C/13/730660 / DW RK 23/79. De behandeling van het verzet heeft (buiten aanwezigheid van klager) plaatsgevonden op 14 april 2023.  

1.2 Bij e-mail van 14 april 2023 heeft de kamer een wrakingsverzoek van verzoeker ontvangen. De kamer heeft [x] en [y] in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het tegen hen gerichte wrakingsverzoek.

1.3 Bij e-mail van 19 april 2023 heeft [x] op het wrakingsverzoek gereageerd. Bij e-mail van 21 april 2023 heeft [y] op het wrakingsverzoek gereageerd. Beiden hebben niet in de wraking berust.

1.4 Het wrakingsverzoek is behandeld op de openbare zitting van 1 mei 2023. [x] is ter zitting verschenen, [y] heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn en niet ter zitting te zullen verschijnen. Verzoeker is telefonisch ter zitting gehoord. De uitspraak is bepaald op 12 juni 2023.

2. De gronden van het verzoek

[x]

2.1 Verzoeker heeft - kort samengevat - aangevoerd dat [x] niet onafhankelijk is als lid van de zittingscombinatie, omdat zij moet oordelen over een beslissing van haar directe collega [  ] (hierna: z), die net als [x] is verbonden aan de rechtbank Amsterdam en aan de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Door zich niet te verschonen heeft [x] de schijn van partijdigheid gewekt en gehandeld in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

[y]

2.2 Verzoeker heeft - kort samengevat - aangevoerd dat [y] als gerechtsdeurwaarder is aangesloten bij gerechtsdeurwaarderskantoor [  ], het kantoor dat betrokken is bij twee zaken van verzoeker en één zaak van de onlangs overleden broer van klager. In deze zaken is onder meer beslag gelegd ten laste van klager en heeft klager rechtstreeks contact gehad met [y]. [y] zit vol met wrok en is niet onafhankelijk te noemen, aldus klager.

3. De reactie van de tuchtrechters

[x]

3.1 [x] stelt zich op het standpunt dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het verzoek haar pas bekend is geworden nadat de zaak op 14 april 2023 inhoudelijk is behandeld. Het wrakingsverzoek had eerder ingediend moeten worden, nu verzoeker via de oproepingsbrief voor de zitting van 14 april 2023 al op de hoogte was gesteld van de samenstelling van de kamer.

3.2 [x] stelt zich verder op het standpunt dat [z] en zijzelf weliswaar beiden werkzaam zijn bij zowel de rechtbank Amsterdam als de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders, maar dat er geen enkele concrete aanwijzing is dat [x] het verzetschrift van verzoeker niet objectief of neutraal zou kunnen beoordelen.

[y]

3.3 [y] bevestigt dat zijn kantoor zaken in behandeling heeft (gehad) tegen verzoeker en de inmiddels overleden broer van verzoeker. [y] stelt dat hij zelf geen inhoudelijke bemoeienis met de betreffende dossiers heeft gehad. [y] voert aan dat hij, in zijn functie als klachtenfunctionaris van het gerechtsdeurwaarderskantoor, weliswaar met verzoeker heeft gecommuniceerd, maar dat de gevoerde correspondentie zijn onafhankelijkheid en objectiviteit als lid van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders in het geheel niet aantast. [y] heeft nooit met de beklaagde gerechtsdeurwaarder contact gehad, laat staan dat hij met hem bevriend zou zijn, zoals klager stelt. [y] stelt verder dat zijn taak als lid van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders beperkt is tot het geven van een oordeel over het (beklaagde) handelen van gerechtsdeurwaarders en dat bij dat oordeel noch de opdrachtgevers van zijn kantoor, noch de persoon van de klager wordt betrokken.

3.4 Ook [y] heeft aangevoerd dat klager middels de oproep voor de zitting van 14 april 2023 reeds op 13 maart 2023 op de hoogte was van de samenstelling van de kamer en niet pas op 14 april 2023, zoals verzoeker in zijn wrakingsverzoek stelt.

4. De beoordeling van het verzoek

4.1 In artikel 1, onder 3, van het Wrakingsprotocol Kamer voor Gerechtsdeurwaarders is opgenomen dat een wrakingsverzoek niet meer kan worden gedaan nadat de kamer of de (plaatsvervangend) voorzitter in de zaak waarop het wrakingsverzoek betrekking heeft, uitspraak heeft gedaan, en evenmin tijdens het doen van deze uitspraak. In dit geval heeft verzoeker zestien minuten voor aanvang van de behandeling van de zitting van zijn verzetzaak het onderhavige wrakingsverzoek ingediend. De wrakingskamer overweegt dat verzoeker met de oproepingsbrief van 13 maart 2023 voor de zitting van 14 april 2023 op de hoogte is gesteld van de samenstelling van de kamer en dat verzoeker eerder dan op de zittingsdag zijn wrakingsverzoek had kunnen indienen. Dit maakt echter niet dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend, nu er nog geen uitspraak was gedaan. Dat de kamer voor aanvang van de zitting niet op de hoogte was van het wrakingsverzoek, maakt dit niet anders. De wrakingskamer verklaart het wrakingsverzoek daarom ontvankelijk en zal inhoudelijk beslissen op de door verzoeker aangevoerde gronden.

4.2 Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen de leden van de kamer voor gerechtsdeurwaarders worden gewraakt, indien er feiten of omstandigheden bestaan waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Titel IV van het vierde boek van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing verklaard. 

4.3 Bij de beoordeling van het verzoek staat voorop dat de (plaatsvervangend-) voorzitter en leden van de kamer uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat zij jegens een partij een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

4.4 De vraag of sprake is van partijdigheid van de tuchtrechter moet worden beantwoord aan de hand van twee criteria: het subjectieve criterium en het objectieve criterium. Bij het subjectieve criterium gaat het om de vraag of sprake is van een gebleken persoonlijke overtuiging en/of zodanig gedrag van een tuchtrechter dat de conclusie moet worden getrokken dat deze partijdig is. Bij het objectieve criterium gaat het om de vraag of onafhankelijk van het gedrag van de specifieke tuchtrechter, vastgesteld moet worden dat er sprake is van een bij verzoeker objectief gerechtvaardigde vrees dat het die rechter aan onpartijdigheid ontbreekt.

4.5 Naar het oordeel van de wrakingskamer leveren de door verzoeker genoemde omstandigheden, op zichzelf beschouwd noch in onderling verband bezien, een grond op voor de stelling dat [x] en [y] jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren of dat de dienaangaande bij hem bestaande vrees subjectief dan wel objectief gerechtvaardigd is.

4.6 Met betrekking tot de wrakingsgrond tegen [x] waarbij een beroep wordt gedaan op artikel 6 van het EVRM, wijst de wrakingskamer op vaststaande jurisprudentie van het EHRM. Daarin is onder meer beslist dat de gewenste deskundigheid bij de behandeling van tuchtzaken rechtvaardigt dat de tuchtcolleges ten dele zijn samengesteld uit beroepsgenoten, en dat dit feit onvoldoende grond is voor de veronderstelling dat dit afbreuk zou doen aan de onpartijdigheid van de tuchtcolleges. De wijze van benoeming (bij wet geregeld, voor een vaste termijn) en de wrakingsregeling biedt voldoende waarborgen voor de onafhankelijkheid van de leden van een tuchtgerecht. Bovendien bestaat de kamer in meerderheid uit voor het leven benoemde leden van de rechterlijke macht hetgeen een extra waarborg biedt voor een onafhankelijke en onpartijdige behandeling van een tuchtklacht (ECLI:NL:TGDKG:2016:161). De wrakingsgrond onder 2.1 treft geen doel.

4.7 Met betrekking tot de wrakingsgrond tegen [y] overweegt de wrakingskamer dat het enkele feit dat er dossiers van verzoeker en zijn (overleden) broer bij het kantoor van [y] hebben gelopen waarbij ambtshandelingen zijn verricht, op zichzelf onvoldoende is om vooringenomenheid jegens verzoeker aan te nemen. De werkzaamheden in de betreffende dossiers zijn bovendien niet door [y] zelf uitgevoerd. Wel heeft [y] direct contact gehad met klager in zijn hoedanigheid als klachtenfunctionaris bij het kantoor. Ook deze omstandigheid brengt op zich zelf genomen niet mee dat er sprake is van een objectieve vrees voor vooringenomenheid of partijdigheid. Dit zou mogelijk anders zijn geweest als er persoonlijke contacten tussen [y] en verzoeker hadden plaatsgevonden, waaruit van enig onderling dispuut zou blijken. Daarvan is niet gebleken.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Wrakingskamer :

  • wijst het verzoek tot wraking af.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. L. Voetelink en mr. J.M. Wisseborn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2023 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.