ECLI:NL:TGDKG:2023:3 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/722941/ DW RK 22/346 LV/SM
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2023:3 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-01-2023 |
Datum publicatie: | 16-01-2023 |
Zaaknummer(s): | C/13/722941/ DW RK 22/346 LV/SM |
Onderwerp: | Incassotraject |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder gebruik maakt van onduidelijk briefpapier, enveloppen en drukwerk, zodat klager niet kan zien met wie hij te maken heeft. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 2 januari 2023 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 6 september 2022 met zaaknummer C/13/710866 DW RK 21/555 MdV/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/722941/ DW RK 22/346 LV/SM ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
gemachtigde: mr. E. Derksen,
tegen:
[ ],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: M. van Rooij.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 7 december 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 7 januari 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 6 september 2022 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 8 september 2022. Bij brief, ingekomen op 21 september 2022, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 november 2022 alwaar klager, diens gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 2 januari 2023.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- De gerechtsdeurwaarder is belast (geweest) met een vordering van Menzis Zorgverzekeraar N.V. op mevrouw [ ] (hierna: [ ]), de partner van klager.
- Bij brieven van 22 september 2021, 13 oktober 2021 en 3 november 2021 is [ ] in de gelegenheid gesteld de openstaande vordering te voldoen.
- Op 23 november 2021 is [ ] gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Arnhem tegen 22 december 2021.
- Bij brief van 25 november 2021 is [ ] verzocht het restant verschuldigde bedrag te voldoen teneinde de aangekondigde terechtzitting te voorkomen.
- Bij brief van 6 december 2021 is aan [ ] medegedeeld dat de vordering is voldaan en de werkzaamheden in het dossier zijn beëindigd.
4. De oorspronkelijke klacht
Klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende.
1. de gerechtsdeurwaarder hem regelmatig telefonisch benadert via een automatisch antwoordapparaat. Omdat klager [ ] niet kent en hij steeds vaker wordt lastig gevallen door telefoonbedrijven, reclamebureaus en allerlei andere verkopers, verbreekt hij telkens de verbinding;
2. gebruik maakt van onduidelijk briefpapier, enveloppen en drukwerk.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat uit het verweerschrift blijkt dat [ ] op 22 september 2021 en op 13 oktober 2021 schriftelijk door GGN is verzocht om de openstaande vordering te voldoen, voordat op 28 oktober 2021 telefonisch geprobeerd is contact met [ ] op te nemen. De stelling van klager dat hij [ ] niet kent en daarom de verbinding met het computersysteem van de gerechtsdeurwaarder heeft verbroken kan dan ook niet slagen.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat deze enkele niet nader door klager onderbouwde stellingen onvoldoende zijn om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Klager volstaat met algemeenheden zonder toelichting of onderbouwing. Dit klachtonderdeel voldoet aldus niet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld. Het briefpapier en de enveloppen bevatten de naam van het gerechtsdeurwaarderskantoor. Verder kan uit de inhoud van de verzonden brieven duidelijk worden opgemaakt dat deze afkomstig zijn van een gerechtsdeurwaarderskantoor.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd:
2. de brieven van 22 september 2021, 13 oktober 2021 en 3 november 2021 niet te hebben ontvangen;
3. pas op de hoogte te zijn geraakt van de openstaande vordering door ontvangst van de brief van 23 november 2021;
5. dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende duidelijk is in het verkeer, telefonisch en schriftelijk.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan om die reden niet worden ontvangen in zijn klacht als vermeld onder b. van de gronden van het verzet.
7.2 Ook indien de in het verzet geformuleerde klacht niet als een nieuwe klacht zou moeten worden beschouwd omdat de klacht onder b. besloten zou liggen in de oorspronkelijke klacht over onduidelijke communicatie, dan maakt dat de uitkomst van de zaak niet anders. Ter zitting heeft klager toegelicht dat hij veelvuldig zijn post niet openmaakt en dat algemeen bekend is dat postbodes post dikwijls niet bezorgen en weggooien. Indien de gerechtsdeurwaarder op de envelop duidelijk had vermeld dat de brief van de gerechtsdeurwaarder afkomstig was en niet had volstaan met een onduidelijk logo, had de postbode de brief bezorgd en had klager de envelop zeker opengemaakt, aldus klager. De klacht faalt. Zoals de gerechtsdeurwaarder ter zitting heeft toegelicht, stellen debiteuren uit oogpunt van privacy er over het algemeen prijs op dat de envelop waarin een brief van de gerechtsdeurwaarder wordt verstuurd het woord “gerechtsdeurwaarder” niet expliciet vermeld. Dit is goed voorstelbaar en niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dat de postbode geregeld post weggooit, in dit geval drie maal, is niet aannemelijk. Dat klager er voor kiest om brieven waarvan de herkomst niet direct duidelijk is, weg te gooien komt voor zijn rekening en risico.
7.3 Voor het overige overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.
7.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. I.M. Nusselder en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 januari 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.