ECLI:NL:TGDKG:2023:25 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/711476 DW RK 21/575 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:25
Datum uitspraak: 12-05-2023
Datum publicatie: 24-05-2023
Zaaknummer(s): C/13/711476 DW RK 21/575 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder – onder meer – dat hij zich niet heeft ingespannen de kinderalimentatie vordering te innen, nadat de schuldenaar is vertrokken naar het buitenland. De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder voldoende heeft voldaan aan zijn inspanningsplicht. Maar de gerechtsdeurwaarder is geen opsporingsinstantie en is evenmin bevoegd buiten Nederland. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 mei 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/711476 DW RK 21/575 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

mr. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail van 21 december 2021, aangevuld met bijlagen op 2 februari 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 1 maart 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 31 maart 2023 alwaar klaagster en diens zoon (K. Fossen) en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 12 mei 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is belast geweest met de inning van kinderalimentatie ten behoeve van de zoon van klaagster;
  • Tussen 9 november 2016 en 17 november 2021 is tussen de gerechtsdeurwaarder en klaagster (en op enig moment namens klaagster met  de gemeente Kerkrade) gecorrespondeerd over de vordering van klaagster op haar ex-partner (hierna: de schuldenaar).
  • Na sluiting van het dossier op 29 oktober 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder een eindnota gezonden aan klaagster, via de gemeente Kerkrade.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder – samengevat – dat hij:

1. de kosten voor het uitbrengen van de exploten heeft verrekend met de ontvangen alimentatiebedragen, terwijl klaagster beschikte over twee toevoegingen die bekend zijn bij de gerechtsdeurwaarder;

2. op 20 augustus 2020 € 100,00 heeft overgemaakt aan de gemeente Kerkrade, van wie klaagster een uitkering ontvangt, terwijl de dan bijna 21-jarige zoon de alimentatie zelf int;

4. in strijd handelt met artikel 17 van de Gerechtsdeurwaarderswet, omdat hij geen administratie voert;

7. zich niet heeft ingespannen de vordering van klaagster te innen, nadat de schuldenaar is vertrokken naar Groot-Brittannië. Het laatste door de gerechtsdeurwaarder uitgebrachte exploot dateert van 29 december 2017.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor of een medewerker van dat kantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde, omdat hij verantwoordelijk is voor de door zijn medewerkers verrichte werkzaamheden. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 De kamer stelt vast dat aan klachtonderdeel a. hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt, als aan de klacht die in een eerdere procedure (onder kenmerk C/13/623412 DW RK 17/116) aan de orde is gesteld. Klaagster kan deze klacht niet opnieuw aan de kamer voorleggen. Dit klachtonderdeel is daarom niet-ontvankelijk.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. Uit de verklaring van de gerechtsdeurwaarder volgt dat het bedrag van € 100,00 een terugbetaling betrof aan de gemeente Kerkrade omdat dit te veel was voldaan op zijn nota van 8 juli 2020. De kamer ziet geen aanleiding te twijfelen aan deze verklaring van de gerechtsdeurwaarder.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. wordt overwogen dat de gerechtsdeurwaarder inderdaad gehouden is een overzichtelijke administratie (op grond van artikel 6 verordening normen voor kwaliteit) voeren, zij het niet op grond van het bepaalde in artikel 17 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Klaagster stelt dat daarvan niet is gebleken, maar voert niet aan waarom. Deze enkele niet nader onderbouwde stelling kan niet leiden tot het oordeel dat dit klachtonderdeel gegrond is.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d. overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft verklaard er kennis van te hebben genomen dat de schuldenaar op enig moment (inderdaad) was verhuisd naar Groot Brittannië. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder desalniettemin getracht heeft de schuldeiser aan te zetten tot betaling, al dan niet via schuldenaar zelf (op het bij de gerechtsdeurwaarder bekende adres), via de uitkeringsinstantie dan wel via de advocaat van de schuldenaar. Niet gezegd kan worden dat de gerechtsdeurwaarder zich niet (voldoende) heeft ingespannen om de vordering te innen. Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft klaagster steeds op de hoogte gebracht. Nadat klaagster de gemeente Kerkrade had gemachtigd namens haar op te treden heeft de gerechtsdeurwaarder de gemeente op de hoogte gehouden. Nadat gebleken was dat het adres van de schuldenaar niet te achterhalen was door de gerechtsdeurwaarder én langdurig geen gelden meer van de schuldenaar werden ontvangen én klaagster stelde dat haar inmiddels 18-jarige zoon via het LBIO de alimentatie zelf inde, heeft de gerechtsdeurwaarder in oktober 2020 aan de gemeente Kerkrade verzocht het dossier te sluiten. In de gegeven omstandigheden heeft de gerechtsdeurwaarder in voldoende mate voldaan aan zijn inspanningsverplichting. De gerechtsdeurwaarder is geen opsporingsinstantie en is evenmin bevoegd buiten Nederland. Wat dat aangaat is het LBIO mogelijk beter uitgerust om deze taak (namens de zoon) op zich te nemen.

4.6 Niet is gebleken van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarder. Op grond hiervan wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klachtonderdeel a. niet-ontvankelijk;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.