ECLI:NL:TGDKG:2023:23 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/727495 / DW RK 22/478 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:23
Datum uitspraak: 12-05-2023
Datum publicatie: 24-05-2023
Zaaknummer(s): C/13/727495 / DW RK 22/478 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er samengevat over dat hij telefonisch onder druk wordt gezet terwijl de gerechtsdeurwaarder weet dat de vordering niet deugt. Nu klager zijn stellingen niet heeft onderbouwd kan tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet worden vastgesteld. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard. In het licht van de verklaring van klager daartoe houdt de kamer klager voor dat Indien opnieuw een klacht tegen de gerechtsdeurwaarder wordt ingediend, met betrekking tot de punten die reeds aan de orde zijn gekomen in de onderhavige klacht, alsmede in de klacht met zaaknummer C/13/695627 DW RK 21/3, zal de klacht van klager niet-ontvankelijk worden verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 mei 2023 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 13 december 2022 met zaaknummer C/13/715859 DW RK 22/130 KM/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/727495 / DW RK 22/478 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier, ingekomen op 1 april 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op

27 mei 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 13 december 2022 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 15 december 2022. Bij brief, ingekomen op 29 december 2022, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 31 maart 2023 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is ná de behandeling van de zitting verschenen en heeft zijn verzet mondeling toegelicht/aangevuld. Aan de gerechtsdeurwaarder is nadien een zakelijke weergave toegezonden van hetgeen klager heeft aangevoerd. De gerechtsdeurwaarder heeft schriftelijk laten weten geen aanleiding te zien zijn verweer daarop aan te passen. De uitspraak is bepaald op 12 mei 2023.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij beslissing van de kamer van 26 januari 2022 is een eerdere klacht van klager gericht tegen de gerechtsdeurwaarder gegrond verklaard. Deze klacht is geregistreerd onder nummer C/13/695627 DW RK 21/3.
  • Op 9 en 31 maart 2022 hebben klager en de gerechtsdeurwaarder telefonisch contact met elkaar gehad.
  • Op 7 april 2022 heeft de kantoorgenoot van de gerechtsdeurwaarder,
  • mr. [   ] telefonisch contact met klager opgenomen.
  • Bij e-mail van 7 april 2022 is naar het telefoongesprek met klager gerefereerd en is klager geadviseerd een advocaat in te schakelen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat hij telefonisch onder druk wordt gezet om de vordering te betalen, terwijl de gerechtsdeurwaarder weet dat de vordering niet deugt. De gerechtsdeurwaarder weigert klager informatie te geven wat hij moet doen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De gerechtsdeurwaarder erkent in het verweerschrift dat hij op 9 en 31 maart 2022 telefonische gesprekken met klager heeft gevoerd. De gerechtsdeurwaarder betwist echter uitdrukkelijk dat hij klager heeft gezegd dat hij de vordering moet betalen. De gerechtsdeurwaarder stelt dat de gesprekken met klager hevig en kort waren en dat klager niet met de gerechtsdeurwaarder wilde praten. Op 7 april 2022 heeft een kantoorgenoot van de gerechtsdeurwaarder klager desgevraagd gebeld en is aan klager geadviseerd een advocaat in de arm te nemen. Dit is tevens per e-mail van 7 april 2022 aan klager kenbaar gemaakt. Nu klager zijn stellingen niet heeft onderbouwd, tegenover hetgeen in het verweerschrift is opgenomen, kan tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet worden vastgesteld. De klacht wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd:

1. geen advocaat te kunnen inschakelen, aangezien geen enkele advocaat buitenlands recht wil behartigen;

2. dat de gerechtsdeurwaarder heeft geprobeerd klager te bedriegen door klager aan te zetten tot een betalingsregeling, zodat klager daarmee de schuld zou accepteren;

4. dat er is nooit een incassoprocedure geweest;

7. dat de claim niet meer rechtsgeldig was toen de gerechtsdeurwaarder hiermee aankwam;

11. dat de gerechtsdeurwaarder niet reageert op (vragen van) klager.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan om die reden niet worden ontvangen in zijn klacht als vermeld onder a, c en d van de gronden van het verzet

7.2 Ten aanzien van het overige in verzet aangevoerde overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
Zoals eerder is beslist is het aan klager om bezwaar te maken tegen het Europese Betalingsbevel, bijvoorbeeld door het vragen van een heroverweging bij het gerecht van oorsprong, dan wel het starten van een executiegeschil. Het feit dat klager daarvoor onvoldoende middelen heeft dan wel niemand kan vinden om hem bij te staan, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten.

7.3 Nu klager ter zitting heeft aangevoerd te zullen blijven klagen met de mededeling: “Ik heb toch niets te verliezen”, houdt de kamer klager het volgende voor. Indien opnieuw een klacht tegen de gerechtsdeurwaarder wordt ingediend, met betrekking tot de punten die reeds aan de orde zijn gekomen in de onderhavige klacht, alsmede in de klacht met zaaknummer C/13/695627 DW RK 21/3, zal de klacht van klager niet-ontvankelijk worden verklaard.

7.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet niet-ontvankelijk ten aanzien van verzetsgronden a, c
    en d;
  • verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.