ECLI:NL:TGDKG:2023:21 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/727928 / DW RK 23/7 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:21
Datum uitspraak: 12-05-2023
Datum publicatie: 24-05-2023
Zaaknummer(s): C/13/727928 / DW RK 23/7 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klagers beklagen zich er over dat de gerechtsdeurwaarder het bewijs dat Nederland geen grondwet heeft negeert en dat er geen sprake is van een rechtsgeldig vonnis. Overwogen is dat op gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis aan klagers te betekenen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

Beslissing van 12 mei 2023 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 27 december 2022 met zaaknummer C/13/717638 DW RK 22/186 LvB/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/727928 / DW RK 23/7 MdV/SM ingesteld door:

1. [   ],

2. [   ],

wonende te [   ],

klagers,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 17 mei 2022, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 23 september 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 27 december 2022 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klagers is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 29 december 2022. Bij brief, ingekomen op 9 januari 2023, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Zowel klagers als de gerechtsdeurwaarder hebben schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 31 maart 2023. De uitspraak is bepaald op 12 mei 2023.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kunnen worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij vonnis van 16 maart 2022 van de kantonrechter te Zutphen zijn klagers veroordeeld tot het betalen aan een geldbedrag aan [   ].
  • Bij brief van 24 maart 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klagers verzocht tot betaling van de openstaande vordering over te gaan.
  • Bij exploot van 12 mei 2022 is het vonnis van 16 maart 2022 aan klagers betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
  • Bij e-mail van 31 mei 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klagers een specificatie van de openstaande vordering verstrekt.

4. De oorspronkelijke klacht

Klagers beklagen zich er - samengevat en voor zover de voorzitter begrijpt - over dat de gerechtsdeurwaarder het bewijs dat Nederland geen grondwet heeft, negeert. Klagers stellen zich op het standpunt dat er geen betekening of beslag mag plaatsvinden, laat staan dat sprake is van een rechtsgeldig vonnis.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De voorzitter overweegt dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis van 16 maart 2022 aan klagers te betekenen. De door klagers aangevoerde standpunten geven geen aanleiding om enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klagers als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet hebben klagers – naar de kamer begrijpt – samengevat aangevoerd dat dat de gerechtsdeurwaarder geen verweer heeft gevoerd tegen het feit dat er geen contract bestaat tussen klagers als mensen en de Staat der Nederlanden en hun ministeries. Klagers erkennen het vonnis (dan ook) niet. De gerechtsdeurwaarder staat niet ingeschreven volgens de Kamer van Koophandel en het juridisch loket en handelt dus strafbaar als natuurlijk persoon.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De door klagers overgelegde stukken maken dit niet anders. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.