ECLI:NL:TGDKG:2023:20 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/701402 / DW RK 21/172 MdV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:20
Datum uitspraak: 26-04-2023
Datum publicatie: 07-05-2023
Zaaknummer(s): C/13/701402 / DW RK 21/172 MdV/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder zijn administratie niet op orde heeft of zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 april 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/701402 / DW RK 21/172 MdV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende op een geheim adres,

klaagster,

gemachtigde: [  ],

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 29 april 2021, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 11 juni 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 mei 2022 alwaar klaagster met haar gemachtigde en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Op 22 juni 2022 heeft de kamer een tussenbeslissing genomen waarbij het Bureau Financieel Toezicht (BFT) is verzocht een onderzoek in te stellen. Op

13 december 2022 is het onderzoeksrapport van het BFT aan partijen verzonden. Bij e-mail van 30 december 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder op het rapport van het BFT gereageerd. Bij e-mail van 8 januari 2023 heeft de gemachtigde van klaagster op het rapport van het BFT gereageerd. De uitspraak is vervolgens bepaald op

26 april 2023.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           In de openbare registers staat vermeld dat klaagster op een geheim adres verblijft.

-           Op 30 december 2020 heeft het kantoor van de gerechtsdeurwaarder opdracht gekregen om een brief bij exploot te betekenen aan (het adres van) klaagster.

-           Op 1 januari 2021 is deze opdracht ingetrokken.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft de persoonsgegevens van klaagster op

30 december 2020 opgevraagd bij de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende.

a: het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft zijn administratie niet op orde. Ofwel men kan niets terugvinden of de persoonsgegevens zijn kennelijk vernietigd ofwel men reageert gewoon niet;

b: klaagster is niet op de hoogte gebracht van de verwerking van haar persoonsgegevens, zoals is voorgeschreven;

c: de gerechtsdeurwaarder gedraagt zich gezien bovenstaande niet als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt;

d: de gerechtsdeurwaarder oefent zijn functie niet zodanig uit dat een goede vervulling van zijn ambtelijke verplichtingen gewaarborgd is;

e: vermoedelijk heeft (een medewerker van) de gerechtsdeurwaarder zijn geheimhoudingsplicht geschonden.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.2 Uit de overgelegde producties blijkt dat klaagster op 8 april 2021 een inzageverzoek heeft verzonden aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Dezelfde dag heeft klaagster een ontvangstbevestiging ontvangen en bij e-mail van 19 april 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat hij opdracht had gekregen om een exploot aan (het adres van) klaagster te betekenen. Hierop heeft het kantoor de Basisregistratie Personen (Brp) geraadpleegd. Verder is aan klaagster medegedeeld dat de opdracht is ingetrokken nog voordat tot uitreiking van het exploot kon worden overgegaan en dat de gegevens van klaagster uit het systeem van het gerechtsdeurwaarderskantoor zijn verwijderd. Op de vraag van klaagster om meer informatie over de opdrachtgever, heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster geïnformeerd dat hij vanwege de privacy geen verdere informatie mag verstrekken. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat aan niemand, dus ook niet aan de opdrachtgever, persoonsgegevens of andere informatie is verstrekt. Bij e-mail van 21 april 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat hij niet meer kan nagaan op welke datum de persoonsgegevens van klaagster door het kantoor zijn opgevraagd, omdat alle gegevens uit het systeem zijn verwijderd. De gerechtsdeurwaarder stelt dat de eerdere aan klaagster verstrekte informatie uit de herinnering van zijn collega kwam.

5.3 In het verweerschrift heeft de gerechtsdeurwaarder gesteld dat er, anders dan hij klaagster bij e-mails van 19 en 21 april 2021 heeft medegedeeld, wel gegevens betreffende de opdracht bewaard zijn gebleven in het kader van de bewaarplicht van de gerechtsdeurwaarder. De gegevens die de gerechtsdeurwaarder heeft bewaard zijn hoofdzakelijk de e-mail waarin de opdrachtgever opdracht heeft gegeven om een exploot te betekenen en het Brp-aanvraagbericht.

5.4 De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting verklaard dat hij 30 december 2021 per e-mail een opdracht heeft ontvangen om een brief aan klaagster te betekenen. Omdat de opdrachtgever had aangegeven dat de opdracht haast had, heeft het gerechtsdeurwaarderskantoor nog op diezelfde dag de persoonsgegevens van klaagster bij de Brp opgevraagd via de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders. De opdrachtgever heeft telefonisch gevraagd of hij het adres van klaagster zou ontvangen, waarop een medewerker van het gerechtsdeurwaarder heeft aangegeven van niet. De vraag van de opdrachtgever of hij de historische gegevens uit de Brp zou ontvangen, is door de medewerker ontkennend beantwoord. Gelet op de vragen van de opdrachtgever is argwaan ontstaan bij de medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor, zodat de medewerker geen haast heeft gemaakt met het uitvoeren van de opdracht, aldus de verklaring van de gerechtsdeurwaarder ter zitting. De gerechtsdeurwaarder heeft verder ter zitting verklaard dat hij de opdrachtgever eenmaal persoonlijk telefonisch te woord heeft gestaan, waarbij de opdrachtgever vroeg of de opdracht al was uitgevoerd. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat de opdracht pas zal worden uitgevoerd zodra de voorschotnota is betaald. Vervolgens is de opdracht op 1 januari 2021 ingetrokken. De reden van de intrekking is bij de gerechtsdeurwaarder niet bekend. De gerechtsdeurwaarder ontkent stellig de veronderstelling van (de gemachtigde van) klaagster dat hij of een medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor het adres van klaagster aan de opdrachtgever heeft doorgegeven.

5.5 Omdat de stukken van deze zaak en de verklaringen ter zitting vragen bij de kamer hadden laten ont- en bestaan, heeft de kamer het BFT bij tussenbeslissing van

22 juni 2022 verzocht een onderzoek in te stellen naar het volledige verloop van dit

(elektronische) dossier bij het gerechtsdeurwaarderskantoor en daarover rapport uit te brengen.

5.6.1 Uit het rapport van het BFT blijkt onder meer dat het betreffende dossier een zogenaamde losse opdracht betreft. Het dossier bestaat thans alleen in elektronische vorm in het automatiseringssysteem van de gerechtsdeurwaarder. Er zijn geen fysieke stukken van gesloten losse opdrachten aanwezig op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder.

5.6.2 Uit het rapport van het BFT blijkt verder dat de relatie met klaagster op

30 december 2020 is aangemaakt en niet aan andere (historische) opdrachten of dossiers is gekoppeld. In het automatiseringssysteem van de gerechtsdeurwaarder staat deze relatie op “Onbekend”. De relatie is op 19 april 2021 voor het laatst gewijzigd, naar aanleiding van een inzageverzoek op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming. Klaagster staat niet meer aan de losse opdracht gekoppeld. Het door het gerechtsdeurwaarderskantoor aangemaakte exploot is niet aangetroffen en is kennelijk uit het automatiseringssysteem verwijderd. De producent van het automatiseringssysteem Credit Navigator (Collenda) heeft bevestigd dat het wissen van de gegevens niet in logbestanden is vastgelegd, aldus het rapport van het BFT.

5.6.3 Uit het rapport van het BFT blijkt tevens dat de relatie met opdrachtgever [  ] ook op 30 december 2020 is aangemaakt en niet aan andere (historische) opdrachten of dossiers is gekoppeld. Uit de bankmutaties over 1 januari 2019 tot en met 15 juli 2022 blijkt één bijschrijving van de relatie [  ]. Dit betreft de betaling van de in de opdracht van 30 december 2020 verzonden factuur.

5.7 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat, gelet op de bevindingen van het BFT, niet is gebleken dat het kantoor van de gerechtsdeurwaarder zijn administratie niet op orde heeft. Dit klachtonderdeel dient dan ook als ongegrond te worden afgewezen.

5.8 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat uit de rapportage van het BFT blijkt dat de persoonsgegevens van klaagster zijn vernietigd nadat zij zich tot het kantoor van de gerechtsdeurwaarder had gewend. Voor het overige gaat dit klachtonderdeel de bevoegdheid van de kamer te buiten.

5.9 Ten aanzien van klachtonderdelen c en d is, gelet op de bevindingen van het BFT, niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder zich niet heeft gedragen zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt dan wel dat de gerechtsdeurwaarder zijn functie niet zodanig uitoefent dat een goede vervulling van zijn ambtelijke verplichtingen niet gewaarborgd is. Deze klachtonderdelen worden als ongegrond afgewezen.

5.10 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de kamer dat, ook bij het onderzoek door het BFT, geen bewijs is gevonden dat (een medewerker van) de gerechtsdeurwaarder adresgegevens van klaagster heeft doorgegeven aan de opdrachtgever of aan anderen. Ook de klacht dat de geheimhoudingsplicht zou zijn geschonden, is dus niet gegrond.

5.11 Gelet op voorgaande zal de klacht ongegrond worden verklaard. De kamer ziet geen aanleiding om de door klaagster in haar reactie verzochte nadere onderzoeken te doen.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. C.W.D. Bom en

mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.