ECLI:NL:TGDKG:2023:2 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/709272/ DW RK 21/492 LV/SM
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2023:2 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-01-2023 |
Datum publicatie: | 16-01-2023 |
Zaaknummer(s): | C/13/709272/ DW RK 21/492 LV/SM |
Onderwerp: | Incassotraject |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht gegrond. Maatregel: berisping. Indien er voorwaarden aan een betalingsregeling worden verbonden ligt het op de weg van de gerechtsdeurwaarder om de voorwaarden duidelijk vast te leggen. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 2 januari 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/709272/ DW RK 21/492 LV/SM ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
(oud)toegevoegd-gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: H. van Looijengoed.
Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen, ingekomen op 3 november 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij e-mail, ingekomen op 17 december 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft telefonisch laten weten schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 november 2022 alwaar klager is verschenen. De uitspraak is bepaald op 2 januari 2023.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Tussen klager en de gerechtsdeurwaarder is in 2018 een betalingsregeling overeengekomen die door de gerechtsdeurwaarder op enig moment is stopgezet, nadat de gerechtsdeurwaarder klager meermaals heeft verzocht opgave te doen van zijn inkomsten en uitgaven.
2. De klacht
Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder:
1. de tussen hen overeengekomen betalingsregeling, steeds eenzijdig probeert op te zeggen onder het mom dat de regeling tijdelijk is;
2. afwijzend reageert op een voorstel om het dossier tegen finale kwijting af te kopen;
4. de werkgever van klager lastig valt met verzoeken om gegevens en hij dreigt met beslaglegging.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van gerechtsdeurwaarderskantoren kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:2450). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.
4.2 Uit de klacht alsmede de overgelegde producties kan niet worden opgemaakt tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) de klacht is ingediend dan wel welke gerechtsdeurwaarder(s) de beklaagde handelingen heeft verricht. Daarom wordt verweer voerende gerechtsdeurwaarder, werkzaam en verantwoordelijke bij het kantoor waar het dossier van klager in behandeling is geweest, aangemerkt als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. Vast staat dat klager met de gerechtsdeurwaarder een betalingsregeling is overeengekomen. Aan een betalingsregeling kunnen voorwaarden worden verbonden waaraan voldaan moet worden anders kan de regeling komen te vervallen. Naast tijdige betaling – waar klager kennelijk aan voldeed – kan ook de looptijd van een regeling een voorwaarde zijn. Het is deze looptijd die een discussiepunt blijkt tussen partijen.
4.4 Bij het afspreken van een betalingsregeling kan een gerechtsdeurwaarder er belang bij hebben dat de regeling op een bepaald moment wordt herzien. Het is immers mogelijk dat de inkomenspositie van de debiteur zich in de loop der tijd wijzigt. In het onderhavige geval beroept de gerechtsdeurwaarder zich erop dat in de bevestiging van de regeling is opgenomen dat de afspraak gold voor drie maanden en dat deze alsdan opnieuw zou worden beoordeeld. De betreffende bevestiging is door de gerechtsdeurwaarder niet overgelegd en de inhoud wordt door klager betwist. Indien er voorwaarden aan een betalingsregeling worden verbonden ligt het op de weg van de gerechtsdeurwaarder om de voorwaarden duidelijk vast te leggen. De kamer kan niet vaststellen dat dit hier is gebeurd. Dat is tuchtrechtelijk laakbaar.
4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder erkent het voorstel tegen finale kwijting van klager te hebben ontvangen, maar heeft aangevoerd deze niet te hebben kunnen voorleggen aan zijn cliënt omdat het voorstel niet was onderbouwd (met stukken en bewijzen). Dit is niet tuchtrechtelijk laakbaar. De (opdrachtgever van de) gerechtsdeurwaarder is niet verplicht een dergelijk aanbod te accepteren. Overigens is dit niet anders indien het voorstel wel voldoende was onderbouwd.
4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c. merkt de kamer op dat een brief met een uiterlijke betalingstermijn en de aankondiging van rechtsmaatregelen (zoals beslaglegging) bedreigend kan overkomen. Dit is echter niet tuchtrechtelijk laakbaar omdat in de correspondentie teven een termijn is opgenomen zodat, indien een reactie uitblijft, de behandeling van de zaak kan worden voortgezet en de debiteur daar (tijdig) over is geïnformeerd.
4.7 De kamer verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en zal de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opleggen.
5. Kosten(veroordeling)
5.1 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders daarnaast veroordelen tot betaling van:
- een forfaitair bedrag van € 50,00 aan kosten van klager;
- de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00.
Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een
andere beslissing.
5.2 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de
gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager betaalde
griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden.
5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klachtonderdeel a. gegrond;
- verklaart klachtonderdelen b. en c. ongegrond;
- legt voor het gegronde klachtonderdeel aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van zijn kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. I.M. Nusselder en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 januari 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.