ECLI:NL:TGDKG:2023:19 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/730627 DW RK 23/77 LV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:19
Datum uitspraak: 14-04-2023
Datum publicatie: 18-04-2023
Zaaknummer(s): C/13/730627 DW RK 23/77 LV/SM
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing. De kamer heeft vastgesteld dat klager lang in het ongewisse is gelaten over door het kantoor van de gerechtsdeurwaarders aangenomen incasso-opdracht. Uit het door de gerechtsdeurwaarders aangevoerde is voldoende duidelijk geworden dat de interne en onderlinge verhoudingen niet meer goed waren, maar daar mag  klager nooit de dupe van worden.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 april 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/730627 DW RK 23/77 LV/SM ingesteld door:

[   ], (h.o.d.n. [   ], Investments, Import & Export),

wonende/gevestigd te Den Haag,

klager,

tegen:

1. [   ],

oud-gerechtsdeurwaarder te [   ],

en

2. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagden.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 28 december 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Bij e-mail, ingekomen op 20 februari 2023, heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 maart 2023 alwaar klager (via een telefoonverbinding) en gerechtsdeurwaarder sub 2 zijn verschenen.

Ter zitting is gebleken dat van een samenwerking tussen de gerechtsdeurwaarders thans geen sprake meer is en dat deze niet lang na de aangekondigde samenwerking in oktober 2021 is beëindigd. Op 1 december 2021 is gerechtsdeurwaarder sub 1 vervolgens gedefungeerd. Nu van gerechtsdeurwaarder sub 1 geen reactie op de klacht is ontvangen is bepaald de klacht tegen hem aan te houden teneinde hem in de gelegenheid te stellen te reageren op de klacht. Bij e-mail van 14 maart 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 een verweerschrift ingediend.  De uitspraak is bepaald op 14 april 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Tussen klager en gerechtsdeurwaarder sub 1 is (in elk geval) tussen 3 september en 27 september 2021 gecorrespondeerd over een incasso-opdracht. Klager heeft in voornoemde periode zijn e-mails gericht aan [e-mailadres 1]. De reacties van gerechtsdeurwaarder sub 1 waren afkomstig van [e-mailadres 1].
  • Op 1 oktober 2021 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 1, [kantoor 1] en/of de lopende zaken van [kantoor 1], overgenomen. Tussen de gerechtsdeurwaarders is afgesproken dat gerechtsdeurwaarder sub 1 nog een periode bij het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 2, [kantoor 2] (hierna: [kantoor 2]), actief zou blijven.
  • Bij e-mail van 22 oktober 2021 bericht klager aan gerechtsdeurwaarder sub 1 op het e-mailadres [e-mailadres 2] onder meer het volgende:

Beste heer [   ],

Dank voor uw onderstaande reactie.

Hopelijk hebt u een fijn weekend gehad.

---wat mij betreft mag u de sommatie sturen naar de schuldenaar, zowel per post als via de e-mail [   ]

  • Bij e-mail van 26 oktober 2021 (9:30) bericht klager aan gerechtsdeurwaarder sub 1 op het e-mailadres [e-mailadres 2] het volgende:

Beste heer [   ],

Eerlijk gezegd kan ik niet wachten op uw Engelse-sommatiebrief die u gaat sturen naar de schuldenaar.

---wilt u mij een .PDF’je sturen zodra deze de deur uit is?, naar ik hoop aangetekend, naar GMI-Hongarije?

---bovendien kan ik met dit .PDF’je direct wat Advocaten aanspreken bij mij hier in het verzamelgebouw voor de a.s. rechtszaal

---last but not least, stuurt u gelijk een factuur mee, zodat het voor mij overzichtelijk blijft aub…

  • Bij e-mail van 26 oktober 2021 (14:26) reageert gerechtsdeurwaarder sub 1 op klager via het e-mailadres [e-mailadres 3] en heeft daarin gerechtsdeurwaarder sub 2 in de cc meegenomen [e-mailadres 4]. De reactie luidt als volgt:

Geachte heer [   ],

Alvorens de sommatie te kunnen versturen willen wij van u nog graag weten of uw bedrijf een eenmanszaak is en zo ja, wat uw volledige voornamen zijn en zo niet wat de rechtsvorm van uw bedrijf dan wel is.

Tevens willen wij graag weten of er algemene voorwaarden van toepassing zijn waar u onder handelt, zodat wij kunnen zien welke rente en welke buitengerechtelijke kosten berekend dienen te worden.

  • Bij e-mail van 26 oktober 2021 (14:57) reageert klager op het bericht van gerechtsdeurwaarder sub 1 aan het e-mailadres[e-mailadres 3] met in de cc [e-mailadres 4] door de gevraagde stukken toe te zenden.
  • Bij e-mail van 4 november 2021 informeert klager naar de brief die zou moeten zijn verstuurd. Klager heeft zijn bericht gericht aan [e-mailadres 4] (zijnde gerechtsdeurwaarder sub 2) met in de cc [e-mailadres 3]. Het bericht luidt als volgt:

Beste [   ] mw. [   ] en heer [   ],

Is de brief t.a.v. debiteur GMI inmiddels de deur uitgegaan? Mogelijk dat deze CEO([   ]) hier al van schrikt hoor!

  • Bij e-mail van 10 november 2021 richt klager zich tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 via [e-mailadres 4], met in de cc [e-mailadres 3]), waarin onder meer gerefereerd wordt aan een telefoongesprek. De inhoud van het bericht luidt als volgt.

Beste mevrouw [   ] (en dhr. [   ]), Dank voor onze telefonische kennismaking. U zegde toe dat het schrijven vandaag/morgen de deur uitgaat. Hopelijk ontvangt de tegenpartij/schuldenaar van vele tienduizenden euros vrijdag/zaterdag de brief. Het is een oudere man, die wellicht de aankondiging van een rechtszaak in Den Haag gaat sidderen. Hopelijk komt hij over de brug. P.S. ik heb overigens een 2e Nederlandse potentieele klant voor u uit Den Helder; hij is deze Nederlander een zelfde hoog bedrag verschuldigd. Na het innen van het bedrag verwijs ik (gratis / ik hoef hier geen bonus voor) deze Nederlandse crediteur naar u toe. Maar eerst om begrijpelijke redenen mijn dossier afhandelen aub. Gefeliciteerd verder met de fusie van uw beide bedrijven!   Groeten!  [   ]

  • Op 1 december 2021 is gerechtsdeurwaarder sub 1 gedefungeerd.
  • Bij e-mail van 15 december 2021 informeert klager naar de stand van zaken aan e-mailadres [e-mailadres 4] en [e-mailadres 2] met in de cc [e-mailadres 3].
  • Bij e-mail van 20 december 2021 (14:59) heeft klager zijn klacht naar de kamer voor gerechtsdeurwaarder gestuurd met in de cc alle voornoemde e-mailadressen van de gerechtsdeurwaarders. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft daarop (om 15:04) als volgt op gereageerd.

Eigenlijk ben ik van mening dat u wel erg snel gaat. Wij krijgen een zaak voor te liggen die wij in zijn geheel niet kennen. U zult begrijpen dat wij deze goed willen voorbereiden voordat wij een correcte brief kunnen verzenden. Dat u al eerder in contact was het dhr. [   ], voor de overname, kunt u niet aan ons tegenwerpen. Op het moment dat wij de zaak kregen, zijn wij ermee aan de slag gegaan. Zodra de brief naar onze tevredenheid, zou u van ons horen. Dit werkt niet echt motiverend.

Klager heeft (om 15:34) – samengevat – aangegeven zijn klacht te zullen doorzetten, omdat de gerechtsdeurwaarders plotsklap nu wel reageren nu een klacht in het verschiet ligt. Op eerdere mails is geen reactie gekomen. Klager heeft inmiddels een ander kantoor ingeschakeld. In de reactie van gerechtsdeurwaarder sub 2 (om 15:37) geeft zij aan onbekend te zijn met e-mail en stelt niet als deurwaarder voor klager te hebben opgetreden.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er – naar de kamer begrijpt – over dat de gerechtsdeurwaarders vanaf  1 september tot 15 december 2021 geen actie hebben ondernomen om een schuld te innen. Ondanks beloften wacht klager nu al 14 weken. Klager wordt aan het lijntje gehouden. Het wachten is zeer frustrerend en het bedrijf van klager loopt het risico dat de debiteur zijn gelden verder verstopt. Klager wil zijn schade vergoed krijgen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 De klacht is tegen de in de aanhef genoemde gerechtsdeurwaarders gericht. In de zaak met kenmerk C/13/711882 DW RK 21/591 is apart beslist ten aanzien van de rol van gerechtsdeurwaarder sub 2 (hierna: [sub 2]) per 1 oktober 2021. Hierna zal slechts de rol en verantwoordelijkheid van gerechtsdeurwaarder sub 1 (hierna: de gerechtsdeurwaarder) worden beoordeeld.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft samengevat het volgende aangevoerd. Op 1 september 2021 heeft klager telefonisch contact opgenomen met [kantoor 1], in de persoon van de gerechtsdeurwaarder, met betrekking tot een incassozaak. Per 1 oktober 2021 zijn enkele activa, waaronder de klantenportefeuille van [kantoor 1], overgedragen aan [kantoor 2] (hierna: [kantoor 2]) vanwege het naderende defungeren van de gerechtsdeurwaarder wegens het bereiken van de 70-jarige leeftijd op 5 november 2021. De gerechtsdeurwaarder is nog een aantal maanden voor [kantoor 2] als adviseur actief geweest, maar die samenwerking is na enkele maanden beëindigd. De gerechtsdeurwaarder heeft laatstelijk op 26 oktober 2021 via zijn mailbox bij [kantoor 2] met klager gecorrespondeerd. Tot die tijd verliep de communicatie met klager prima, aldus de gerechtsdeurwaarder. Daarna heeft de gerechtsdeurwaarder geen bemoeienis meer gehad met deze zaak, aangezien deze verder werd behandeld door [sub 2], blijkens haar email aan klager d.d. 20 december 2021.

4.4 Nu uit de door klager overgelegde correspondentie volgt dat in de periode tot 26 oktober 2021 partijen over en weer informatie aan het uitwisselen waren, kan niet tot het oordeel worden gekomen dat de gerechtsdeurwaarder tot 26 oktober 2021 geen actie heeft ondernomen. Naar het oordeel van de kamer is met het versturen van de laatste stukken van klager bij e-mail van 26 oktober 2021 (14:57 uur) de opdracht aangenomen. Vanaf dat moment heeft klager tot 20 december 2021 niets meer gehoord van zijn incasso-opdracht.

4.5 De gerechtsdeurwaarder haalt in zijn verweer de overname van dossiers aan, de (werk)afspraken over (de hoedanigheid van) zijn aanblijven bij [kantoor 2], zijn voortijdig vertrek en zijn defungeren. Hieruit begrijpt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder zijn rol ten aanzien van de onderhavige opdracht als minimaal ziet, als er al een rol voor hem zou zijn weggelegd na het laatste contact op 26 oktober 2021. Hiervan merkt de kamer op dat het door de gerechtsdeurwaarder te berde gebrachte een interne aangelegenheid is waar klager, zonder enige kennisgeving daaromtrent, niet op had hoeven te anticiperen. Voorts kan het gebrek aan heldere communicatie niet op [sub 2] worden afgewenteld enkel omdat zij (volgens de gerechtsdeurwaarder) op 1 oktober 2021 met de zaak aan de slag ging. De gerechtsdeurwaarder heeft  immers nadien ook  zelf nog met klager gecorrespondeerd.

4.6 Gelet op voorgaande overweegt de kamer als volgt. Ervan uitgaande dat de incasso-opdracht op 26 oktober 2021 is aangenomen en op 1 december 2021 (datum defungeren van de gerechtsdeurwaarder) nog niet was uitgevoerd, kan worden vastgesteld dat klager lang (in elk vijf weken) in het ongewisse is gelaten over de incasso-opdracht. Uit het door de gerechtsdeurwaarders aangevoerde is voldoende duidelijk geworden dat de interne en onderlinge verhoudingen niet meer goed waren, maar daar mag  klager nooit de dupe van worden.

4.7 Voor zover klager meent aanspraak te maken op een (vorm van) schadevergoeding, overweegt de kamer dat in een tuchtprocedure als deze – daargelaten of hier aanleiding voor zou bestaan – geen ruimte is voor een veroordeling tot betaling van een schadevergoeding.

4.8 Gelet op het hiervoor overwogene verklaart de kamer de klacht gegrond en zal aan de gerechtsdeurwaarder een maatregel worden opgelegd, zij het de lichtste maatregel.

5. Maatregel

5.1 Onder de voorwaarden dat een klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard én een maatregel wordt opgelegd, kan, ingevolge het bepaalde in artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882), een kostenveroordeling worden opgelegd.

5.2 Op grond van voormelde richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om dat niet te doen, dan wel een lagere kostenveroordeling op te leggen. In dit geval ziet de kamer aanleiding om af te zien van een kostenveroordeling, omdat de op te leggen maatregel de lichtste maatregel betreft, die een zakelijke terechtwijzing inhoudt van de onjuistheid van de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder, zonder daarop een al te groot stempel van laakbaarheid te drukken. Met het opleggen van deze maatregel wordt de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld zich te verbeteren, terwijl tevens de verwachting wordt uitgesproken dat een dergelijke handelwijze niet opnieuw plaatsvindt. De kamer acht het onder deze omstandigheden niet billijk dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van de behandeling bij de kamer moet vergoeden.

5.3 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 4 Gdw de helft het door klager betaalde griffierecht (€ 50,00 en dus € 25,00) aan hem dient te vergoeden. De andere helft is toegekend in de beslissing op de klacht tegen gerechtsdeurwaarder [sub 2] (met zaaknummer C/13/711882 DW RK 21/591).

5.4 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:      

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van zijn kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 25,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.