ECLI:NL:TGDKG:2023:17 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/712033 DW RK 21/598 MH/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:17
Datum uitspraak: 14-04-2023
Datum publicatie: 18-04-2023
Zaaknummer(s): C/13/712033 DW RK 21/598 MH/SM
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder de betalingsregeling zomaar heeft beëindigd terwijl klager zich aan zijn betalingsverplichting hield. Van een plotselinge beëindiging was geen sprake. Klager heeft zich niet gehouden aan de specifieke voorwaarden van de betalingsregeling. Klager heeft het dus aan zichzelf te wijten dat de betalingsregeling niet in stand kon blijven. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 april 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/712033 DW RK 21/598 MH/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

1. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

2. [   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagden,

gemachtigde: mr. [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 30 december 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 24 januari 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder sub 1 namens beiden gerechtsdeurwaarders gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 maart 2023 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders (via videoverbinding) zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 14 april 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • klager en zijn ouders zijn door de rechtbank Breda bij vonnis van 9 december 2009 veroordeeld een vordering te voldoen van RCI Financial Services B.V.;
  • dit vonnis is op 5 januari 2010 aan klager betekend;
  • op 23 december 2020 is een betalingsregeling in drie dossiers met klager tot stand gekomen;
  • op 21 oktober 2021 is aan klager bericht dat de betalingsregeling wordt herzien en is klager verzocht binnen vijf dagen contact op te nemen met het kantoor van de gerechtsdeurwaarders. Aan klager is tevens een model exemplaar van een in te vullen inkomsten- en uitgavenformulier gemaild;
  • op 4 november 2021 is aan klager een rappel verstuurd per e-mail en gewone post;
  • de gerechtsdeurwaarders hebben vervolgens het UWV/SUWI-register bevraagd;
  • op 17 december 2021, betekend op 29 december 2021, heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 loonbeslag gelegd.  

2. De klacht

Klager beklaagt zich er – samengevat - over dat:

1. hij een betalingsregeling van € 75,00 voor drie dossiers had afgesproken. Nadat twee van de betalingsregelingen waren voldaan, heeft klager het bedrag van € 75,00 overgeheveld naar het overgebleven dossier. Klager heeft netjes aan zijn verplichting voldaan en toch hebben de gerechtsdeurwaarders de betalingsregeling zomaar beëindigd;  

2. de gerechtsdeurwaarders achter klagers rug om naar zijn nieuwe werkgever zijn gegaan. Via zijn werkgever heeft klager een brief ontvangen met daarbij een inkomensformulier. De gerechtsdeurwaarders beweren dat klager dit formulier ook tweemaal via e-mail heeft gekregen. Klager heeft echter niets ontvangen. De gerechtsdeurwaarders hebben gedreigd met beslaglegging.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ingevolge voornoemd artikel kunnen klachten niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor.

4.2 In het verweerschrift heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 zich opgeworpen als beklaagde, omdat hij verantwoordelijk is voor de door zijn medewerkers verrichte werkzaamheden. Nu de klacht zich tevens richt tegen de verrichte ambtshandeling (het leggen van het beslag), dient ook toegevoegd gerechtsdeurwaarder sub 2, als verantwoordelijke daarvoor, als beklaagde te worden aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a wordt het volgende overwogen. De gerechtsdeurwaarders hebben in de betalingsregeling van 23 december 2020 onder meer het volgende opgenomen:

“de opdrachtgever heeft de mogelijkheid om de regeling op ieder moment te beëindigen of te wijzigen. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn als de omstandigheden veranderen waaronder de regeling tot stand kwam. Hierbij kunt u denken aan het verlies van een baan of juist het krijgen van een baan. Daarom is het van belang dat u wijzigingen in uw situatie direct aan ons doorgeeft”.

4.4 Op 21 oktober 2021 hebben de gerechtsdeurwaarders aan klager gemaild dat het aflossingsbedrag niet in overeenstemming is met de openstaande vordering en dat de gerechtsdeurwaarders willen dat de regeling wordt herzien. Klager is verzocht om binnen vijf werkdagen contact op te nemen voor herziening van de regeling. Klager is per dezelfde datum in de gelegenheid gesteld opgaven te doen van zijn inkomsten en uitgaven. Klager heeft echter – ook na een rappel op 4 november 2021 – geen gehoor gegeven aan dit verzoek.

4.5 Anders dan klager stelt, is de betalingsregeling niet zomaar beëindigd. De betalingsregeling met klager is aangegaan onder specifieke voorwaarden waar klager geen gevolg aan heeft gegeven. Zo is gebleken dat klager met ingang van 2 augustus 2021 een nieuw dienstverband heeft waarvan klager geen melding heeft gedaan. Klager heeft het dus aan zichzelf te wijten dat de betalingsregeling niet in stand kon blijven. Niet is gebleken van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit punt.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer als volgt. Het niet reageren op de verzoeken om informatie heeft ertoe geleid dat de gerechtsdeurwaarders zich hebben moeten wenden tot de werkgever van klager. Klager had dit kunnen verwachten. In de brief van 21 oktober 2021 zijn immers de gevolgen van het doen van onjuist en/of onvolledig opgave van inkomsten beschreven. De blote stelling van klager dat hij geen brieven zou hebben ontvangen acht de kamer niet erg aannemelijk. Niet alleen omdat klager ter zitting heeft verklaard eigenlijk altijd wel te hebben gereageerd op eerdere brieven, maar ook omdat de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders ter zitting heeft verklaard dat tussen hem en klager een telefoongesprek is gevoerd naar aanleiding van de brief van 21 oktober 2021. Klager heeft dit niet betwist.

4.7 Dat de werkgever, zoals klager stelt, “not amused” was dat de gerechtsdeurwaarder (sub 2) hem had benaderd en dat de werkrelatie nu daardoor verstoord is, kan de gerechtsdeurwaarders niet worden aangerekend. Het is de verantwoordelijkheid van klager om de voorwaarden uit de betalingsregeling na te leven. Bij niet naleving daarvan zijn de gerechtsdeurwaarders vrij andere (executie)middelen aan te wenden die moeten zorgdragen voor betaling van de openstaande vordering. Op de gerechtsdeurwaarder rust geen (wettelijke) verplichting om klager vooraf over de beslaglegging te infomeren.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.C.M. Hamer, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.