ECLI:NL:TGDKG:2023:16 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/711711/ DW RK 21/583 LV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:16
Datum uitspraak: 14-04-2023
Datum publicatie: 18-04-2023
Zaaknummer(s): C/13/711711/ DW RK 21/583 LV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Maatregel: berisping. De kamer stelt vast dat in de door de gerechtsdeurwaarder opgemaakte en uitgebrachte exploten onjuiste bedragen zijn opgenomen en dat het een onjuistheid betreft die door de gerechtsdeurwaarder gemakkelijk hadden kunnen worden opgemerkt en waarover hij zijn opdrachtgeefster had moeten bevragen. Gelet op de cruciale rol van exploten in het rechtsverkeer – zij leveren immers dwingend bewijs op – is het van groot belang dat de gerechtsdeurwaarder bij het uitbrengen hiervan uiterste zorgvuldigheid betracht. In de zelfde mate geldt dat voor de inzet van een ingrijpend middel als beslaglegging.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 april 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/711711/ DW RK 21/583 LV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 22 december 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen het kantoor van beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 24 januari 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 maart 2023 alwaar klager, diens partner en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 14 april 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Op 23 april 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht ontvangen om een echtscheidingsconvenant te betekenen aan klager. De opdrachtgeefster heeft bij de opdracht een specificatie van de vordering toegevoegd. Uit de opbouw van de openstaande vordering aan kinderalimentatie volgt dat de vordering is ingesteld omdat geen rekening is gehouden met de indexering van de bijdrage vanaf 2012 (tot en met januari 2021).
  • Op 3 mei 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager een exploot betekend met bevel om binnen twee dagen na heden aan de inhoud daarvan te voldoen.
  • Bij e-mail van 4 mei 2021 heeft klager de gerechtsdeurwaarder bericht dat hij de stukken met zijn advocaat wil bespreken en dat hij de week daarop contact zal opnemen met de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft tevens aangegeven een betalingsregeling te willen treffen.
  • Op 20 mei 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op het loon van klager. Het beslag heeft doel getroffen voor een bedrag van € 1.952,02.
  • Bij e-mails van 15 juni 2021 wordt tussen de advocaat van klager en de gerechtsdeurwaarder (kort) gecommuniceerd over het gelegde loonbeslag.
  • Bij e-mail van 16 juni 2021 heeft klager naar aanleiding van het loonbeslag contact opgenomen met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft toegelicht dat de gevorderde bedragen niet kloppen.
  • Bij e-mail van 24 juni 2021 heeft de advocaat van klager een overzicht gestuurd naar de gerechtsdeurwaarder waaruit zou volgen dat de indexering op een later tijdstip had moeten aanvangen, namelijk 2016. Klager zou teveel hebben betaald en verzocht wordt het teveel betaalde aan klager terug te storten.
  • Bij e-mail van 7 juli 2021 heeft het kantoor van de gerechtsdeurwaarder gereageerd met een herberekening van de achterstand en indexering vanaf 2015 tot en met juli 2021.
  • Bij e-mail van 9 juli 2021 heeft de advocaat van klager gereageerd dat de vordering nog steeds niet correct is en is er bezwaar gemaakt tegen de kosten.
  • Bij e-mail van 21 juli 2021 heeft het kantoor van de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de advocaat van klager en onder meer bericht dat de kosten gehandhaafd blijven omdat klager niet binnen de door hemzelf aangeven termijn gereageerd heeft op het bevel van 3 mei 2021.
  • Na de (tweede en) laatste inhouding is het teveel ingehouden gerestitueerd aan de werkgever en heeft de gerechtsdeurwaarder het dossier gesloten.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er over:

1. dat de gerechtsdeurwaarder is uitgegaan van onjuiste aannames en berekeningen bij de vordering van de indexatie van de kinderalimentatie en bij het leggen van het loonbeslag.

2. dat de gerechtsdeurwaarder klager gesommeerd heeft voor een onjuist bedrag dat binnen twee dagen betaald moest worden; dit is onacceptabel kort;

4. dat hij teveel heeft betaald, omdat de gerechtsdeurwaarder is uitgegaan van onjuiste aannames en berekeningen bij het loonbeslag;

7. dat het lang geduurd heeft voordat de gerechtsdeurwaarder heeft gereageerd op de klacht van klager van (omstreeks) 27 augustus 2021 en klager zich geschoffeerd voelt door slotopmerking in de reactie van brief van de gerechtsdeurwaarder van 22 september 2021;

11. dat hij kosten voor juridische bijstand heeft moeten maken. Klager wil dat de gerechtsdeurwaarder die vergoedt.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Klager heeft zijn klacht niet ingediend tegen een specifieke gerechtsdeurwaarder, maar tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Ingevolge het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) is het niet mogelijk een klacht in te dienen tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor of de medewerkers van een gerechtsdeurwaarderskantoor. De in aanhef genoemde gerechts­deur­­waarder wordt als beklaagde aangemerkt, omdat hij werkzaam is bij het kantoor waar het dossier van klager in behandeling is en verantwoordelijkheid draagt voor de bij hem werkzame medewerkers. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van voornoemd artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. Ingevolge art. 11 Gdw is de gerechtsdeurwaarder verplicht om ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten indien hierom wordt verzocht. In vaste jurisprudentie is echter uitgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder daarbij ook een eigen verantwoordelijkheid heeft in die zin dat (eerst) marginaal dient te worden getoetst of de aan hem verstrekte gegevens voldoende grond bieden voor het gevorderde, dan wel voor de voortzetting van het executietraject.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft verklaard tussen 23 en 29 april 2021 stukken te hebben ontvangen van zijn opdrachtgeefster. De stukken bestonden onder meer uit een echtscheidingsbeschikking en een door de opdrachtgeefster opgemaakte specificatie van het openstaande bedrag. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens op 3 mei 2021 de beschikking betekend en bevel gedaan om binnen twee dagen de vordering te voldoen. De vordering bestond uit niet betaalde indexering van de kinderalimentatie vanaf januari 2012. Uit de echtscheidingsbeschikking, welke ten grondslag lag aan de vordering, volgt echter dat de echtscheiding is uitgesproken op 4 november 2014, twee jaren later.

Ook is het de gerechtsdeurwaarder op het moment van executeren kennelijk ontgaan dat de verjaringstermijn van een maandelijks te betalen alimentatiebijdrage vijf jaren betreft. Dit betekent dat geinde vordering in elk geval mede opgebouwd is uit enerzijds een periode waarin klager überhaupt niets verschuldigd was en anderzijds een periode die van rechtswege niet meer verhaald kon worden op klager. Als gevolg daarvan is er beslag is gelegd op grond van onjuiste informatie voor een te hoog bedrag en is ook  de werkgever van klager onjuist is geïnformeerd.

4.4 De kamer stelt op grond van het voorgaande vast dat in de door de gerechtsdeurwaarder opgemaakte en uitgebrachte exploten onjuiste bedragen zijn opgenomen en dat het een onjuistheid betreft die door de gerechtsdeurwaarder gemakkelijk hadden kunnen worden opgemerkt en waarover hij zijn opdrachtgeefster had moeten bevragen. Gelet op de cruciale rol van exploten in het rechtsverkeer – zij leveren immers dwingend bewijs op – is het van groot belang dat de gerechtsdeurwaarder bij het uitbrengen hiervan uiterste zorgvuldigheid betracht. In de zelfde mate geldt dat voor de inzet van een ingrijpend middel als beslaglegging. Nu daarvan is in deze gevallen niet gebleken is dit klachtonderdeel terecht voorgesteld.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder zich met de (betalings)termijn van twee dagen geconformeerd heeft aan wettelijke termijnen. De gerechtsdeurwaarder heeft daarmee niet iets gedaan dat hij niet had mogen doen. De klacht stuit hierop af.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer als volgt. Dat het incasseren van de vordering is aangevangen met een onjuist bedrag staat vast. Maar dat daarmee gezegd is dat klager teveel heeft betaald is niet zonder meer vast te stellen. Op een aantal momenten hebben er herberekeningen  plaatsgevonden, die ertoe geleid hebben dat de vordering werd verminderd. Daartegenover heeft klager ook betalingen verricht, al dan niet in de vorm van inhoudingen op zijn inkomen. Klager heeft een geschil met (de opdrachtgeefster van) de gerechtsdeurwaarder over de hoogte van de (openstaande) vordering. Klager zal zich voor dit deel van de klacht moeten wenden tot de gewone (executie)rechter. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter op de inhoudelijke beoordeling van dit geschil in te gaan.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel d. overweegt de kamer als volgt. Op de klacht van klager van 27 augustus 2021 heeft het kantoor van de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 30 augustus 2021 aan klager laten weten dat de gerechtsdeurwaarder met vakantie was en pas na twee weken zou kunnen reageren. Klager kan zich, desgevraagd, niet voor de geest halen of hij dit bericht heeft ontvangen. De gerechtsdeurwaarder heeft een kopie van dit bericht overgelegd. De (vakantie)termijn van twee weken in acht nemende maakt dat de gerechtsdeurwaarder binnen een redelijk termijn heeft gereageerd op de klacht van klager.

4.8 Voorts overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij passend en fatsoenlijk communiceert zoals een goed deurwaarder betaamt. Het is vervelend dat klager de gewraakte slotopmerking als grievend heeft ervaren, maar naar tuchtrechtelijke maatstaven is de kamer niet van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder hiermee de goede en onafhankelijke vervulling van zijn ambt heeft beschaamd of belemmerd.

4.9 Ten aanzien van klachtonderdeel e. overweegt de voorzitter als volgt. De vergoeding van juridische bijstand kán voor toekenning in aanmerking komen – zij het zeer beperkt – indien een klacht gegrond is verklaard én de beklaagde gerechtsdeurwaarder een maatregel opgelegd heeft gekregen. De kosten beperken zich echter tot specifieke werkzaamheden/handelingen die zijn verricht door de professionele gemachtigde binnen deze klachtprocedure. Nu daarvan geen sprake is zal het verzoek van klager met betrekking tot het vergoeden van zijn juridische kosten de kamer passeren.

4.10 De kamer verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en zal de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opleggen.

5. Kosten(veroordeling)

5.1 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders daarnaast veroordelen tot betaling van:

  • een forfaitair bedrag van € 50,00 aan kosten van klager;
  • de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een

andere beslissing.

5.2 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager betaalde

griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden.

5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klachtonderdeel a. gegrond;
  • verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
  • legt voor het gegronde klachtonderdeel aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van zijn kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.