ECLI:NL:TGDKG:2023:15 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/ 725812 / DW RK 22/434 LV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:15
Datum uitspraak: 14-04-2023
Datum publicatie: 18-04-2023
Zaaknummer(s): C/13/ 725812 / DW RK 22/434 LV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder weigert de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aan te passen. Indien klager het met de uiteindelijk berekende beslagvrije voet niet eens is, dient hij zich te wenden tot de gewone civiele rechter. De kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 april 2023 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 8 november 2022 met zaaknummer C/13/713478 DW RK 22/56 KM/WdJ  en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/ 725812 / DW RK 22/434 LV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

gemachtigde: [   ],

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te Harderwijk,

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 4 februari 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 12 maart 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 8 november 2022 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 8 november 2022. Bij brief, ingekomen op 22 november 2022, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 maart 2023 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 14 april 2023.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is met ingang van 5 januari 2018 belast met de inning en verdeling van de gelden van het door [   ] (hierna: [   ]) gelegde beslag onder de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB), in verband met het defungeren van gerechtsdeurwaarder [   ].
  • Bij e-mail van 18 november 2021 heeft de gemachtigde van klager bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de beslagvrije voet die wordt gehanteerd bij de gelegde beslagen op de inkomens van klager.
  • Op 13 december 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet herberekend en aangepast met ingang van 13 december 2021. Hierover zijn de inkomensinstanties van klager schriftelijk geïnformeerd.
  • Bij brief van 24 december 2021 heeft de gemachtigde van klager de gerechtsdeurwaarder verzocht de beslagvrije voet met ingang van 1 januari 2021 aan te passen en het teveel geïncasseerde terug te storten. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 13 januari 2022 gereageerd.
  • Op 31 januari 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder de verdeelzaak op verzoek van [   ] gesloten en is de verdeelzaak overgedragen aan een ander gerechtsdeurwaarderskantoor.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager onder meer beslagen heeft gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank, bedrijfspensioenfonds Metaal en Techniek en onder [   ] B.V. en sinds 1 januari 2021 een te lage beslagvrije voet hanteert. De gerechtsdeurwaarder weigert de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aan te passen. De gerechtsdeurwaarder is vanaf november 2017 een samenwerking aangegaan met [   ]. Deze samenwerking heeft tot gevolg dat de afwikkeling van derdenbeslagen van [   ] intern worden overgedragen aan de gerechtsdeurwaarder en dat de gerechtsdeurwaarder zorg draagt voor de afdracht aan de schuldeisers. De gerechtsdeurwaarder behoorde dan ook te weten dat de beslagvrije voet van klager werd aangetast, aldus klager.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat [   ] (hierna: [   ]) geen machtiging heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens klager op te treden. Nu het klachtenformulier is ondertekend door zowel [   ] als klager zelf, kan worden aangenomen klager [   ] heeft gemachtigd om namens hem op te treden.

4.3 Uit het verweerschrift blijkt dat de gerechtsdeurwaarder geen beslagen heeft gelegd ten laste van klager, maar sinds januari 2018 slechts was belast met de inning en verdeling van het door [   ] ten laste van klager gelegde beslag onder de SVB. De gerechtsdeurwaarder heeft de beslagvrije voet op verzoek van klager herberekend en aangepast. Uit de door klager overgelegde brieven van 13 december 2021 blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de drie inkomensinstanties op de hoogte heeft gesteld van de nieuwe beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder stelt dat hij er niet eerder dan de door klager verstrekte gegevens van op de hoogte was dat [   ] meerdere beslagen ten laste van klager had gelegd. De voorzitter ziet zonder onderbouwing van het tegendeel geen reden om aan het standpunt van de gerechtsdeurwaarder te twijfelen. De beslagen inkomsten van het pensioenfonds en [   ] B.V. zijn niet aan de gerechtsdeurwaarder maar aan [   ] overgemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft de door hem in december 2021 ontvangen betalingen van [   ] B.V. teruggestort en het beslag opgeschort. De beslagvrije voet ten aanzien van de SVB bleef ook na herberekening nul, zodat het gehele inkomen van klager vanuit de SVB onder het beslag valt en klager geen gelden retour krijgt. Indien klager het met de uiteindelijk berekende beslagvrije voet niet eens is, dient hij zich te wenden tot de gewone civiele rechter. De tuchtrechter oordeelt slechts of er tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld en is niet bevoegd om de beslagvrije voet vast te stellen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager – samengevat – aangevoerd dat uit de brief van 5 januari 2018 duidelijk blijkt dat niet langer [   ] de deurwaarder is, maar vanaf dat moment gerechtsdeurwaarder [   ]. De gerechtsdeurwaarder wist c.q. behoorde te weten dat de beslagvrije voet (per 1 januari 2021) was verhoogd.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer merkt nog wel het volgende op.

7.2 De kamer begrijpt dat de inhoud van de brief van 5 januari 2018 van [   ] aan klager bij hem voor verwarring heeft gezorgd. Het had mogelijk  geholpen wanneer uit de brief duidelijker naar voren was gekomen dat [   ] alleen refereerde aan het beslag op de SVB. Klager, op hoge leeftijd en niet thuis in de materie van beslagen, is op basis van deze tekst ervan uitgegaan dat de beklaagde gerechtsdeurwaarder kennis moet hebben gehad van alle beslagen die rusten op het inkomen van klager. De gerechtsdeurwaarder betreurt de situatie waarin klager verkeerde, maar stelt terecht dat hem dat niet kan worden aangerekend. De voornoemde brief, alsmede de overige beslagen, waren zaken die zich buiten invloedsfeer van de gerechtsdeurwaarder afspeelden. Ook nu is voor de kamer niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder eerder dan 18 november 2021 heeft geweten van de overige beslagen. De kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. S.N. Schipper en mr. M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.