ECLI:NL:TGDKG:2023:117 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/719072 / DW RK 22/238

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:117
Datum uitspraak: 19-10-2023
Datum publicatie: 11-07-2024
Zaaknummer(s): C/13/719072 / DW RK 22/238
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft onterecht geïncasseerde gelden uit loonbeslag - nadat een betalingsregeling was overeengekomen - te laat terugbetaald aan klager.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 oktober 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/719072 / DW RK 22/238 MK/JD ingesteld door:

[],

wonende te Rotterdam,

klager,

tegen:

[],

gerechtsdeurwaarder te Rotterdam,

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 22 juni 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 12 augustus 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2023 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder, met kennisgeving, niet zijn verschenen. De uitspraak is aanvankelijk bepaald op 27 september2023, waarna deze is aangehouden tot heden.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarder is belast met de invordering van een geldbedrag ten laste van klager.

-          Op 3 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder een betalingsregeling aan klager bevestigd, inhoudende dat klager per maand een bedrag van € 750,00 zal aflossen.

-          Op 10 juni 2022 heeft de werkgever van klager een bedrag afgedragen aan de gerechtsdeurwaarder.

-          Op 10 juni 2022 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder gevraagd wanneer het beslag op zijn loon ‘eraf gaat’.

-          Op 12 juni 2022 heeft klager € 750,00 aan de gerechtsdeurwaarder betaald.

-          Op 13 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de werkgever van klager meegedeeld dat het beslag op het salaris dient te worden opgeschort.

-          Op 17 juni 2022 heeft de werkgever van klager opnieuw een bedrag afgedragen aan de gerechtsdeurwaarder.

-          Op 17 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder desgevraagd aan klager meegedeeld dat de uit het beslag ontvangen gelden in mindering kunnen worden gebracht op de volgende betalingstermijn;

-          Op 17 juni 2022 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder geschreven dat hij in de problemen komt doordat hij € 750,00 moet betalen en dat zijn werkgever nog steeds bedragen afdraagt;

-          Op 20 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder onder meer aan klager meegedeeld dat de bedragen die van de werkgever zijn ontvangen aan klager zullen worden doorgestort.

-          Op 22 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder door de werkgever afgedragen bedragen op 10 en 17 juni 2022, aan klager doorgestort.

3. De klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.

Met de gerechtsdeurwaarder is afgesproken dat deze het loonbeslag zou opschorten als klager € 750,00 maandelijks zal betalen. Klager heeft zich gehouden aan de betalingsregeling maar de gerechtsdeurwaarder blijft bedragen via het loonbeslag incasseren.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Dit is bepaald in artikel 34 lid 1 Gdw. In deze beslissing wordt beoordeeld of de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt treft in de zin van dat artikel.

5.2 Niet in geschil is dat klager en de gerechtsdeurwaarder op 3 juni 2022 zijn overeengekomen dat klager maandelijks € 750,00 zal afbetalen en de gerechtsdeurwaarder het gelegde beslag op het loon van klager zal opschorten. Dat de gerechtsdeurwaarder vervolgens pas op 13 juni 2022 de werkgever van klager meegedeeld dat het beslag is opgeschort, is naar oordeel van de kamer te laat. Op 10 juni 2022 heeft de werkgever, die op dat moment nog niet over de schorsing van het beslag was ingelicht, een bedrag afgedragen aan de gerechtsdeurwaarder. Dit bedrag heeft de gerechtsdeurwaarder pas op 22 juni 2022 aan klager doorgestort, terwijl klager op 10 en 17 juni 2022 juni bij de gerechtsdeurwaarder heeft aangegeven dat hij in de problemen komt nu de afdrachten nog steeds plaatsvinden. Dit handelen is naar oordeel van de kamer onzorgvuldig. De gerechtsdeurwaarder treft dan ook een tuchtrechtelijk verwijt. De klacht zal daarom gegrond worden verklaard.

5.3 Dat op 17 juni 2022 nogmaals geld is afgedragen door de werkgever valt de gerechtsdeurwaarder niet te verwijten. Die had de opschorting van het beslag immers al op 13 juni 2022 aan de werkgever meegedeeld. Het ten onrechte ontvangen bedrag heeft de gerechtsdeurwaarder kort daarop aan klager doorgestort.

5.4 Omdat de klacht gegrond is verklaard zal de kamer de gerechtsdeurwaarder een maatregel opleggen. In dit geval acht de kamer de maatregel berisping passend en geboden.

5.5 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder een maatregel oplegt, zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders worden veroordeeld tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.

5.6 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager betaalde griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden.

5.7 Ten overvloede overweegt de kamer het volgende. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat de gerechtsdeurwaarder klager heeft verzocht om de bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders ingediende klacht in te trekken. Nadat klager heeft gereageerd dat hij dit niet zal doen, heeft de gerechtsdeurwaarder klager op 6 juli 2023 per email bericht dat verdere behandeling van de klacht door de kamer geen financiële voordelen zal opleveren. Dit is onjuist, alleen al omdat gegrondverklaring van de klacht leidt tot vergoeding van het door klager betaalde griffierecht. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder klager geschreven dat de kamer de klacht niet “inhoudelijk” zal behandelen. De kamer begrijpt dit standpunt zo, dat een vordering tot terugbetaling niet door de tuchtrechter, maar door de civiele rechter dient te worden beoordeeld. Dit is op zichzelf juist, maar deze uitspraak kan in deze context eenvoudig verkeerd worden begrepen. De kamer acht het onbetamelijk dat de gerechtsdeurwaarder op deze wijze druk uitoefent op een klager, met als doel om een klacht te laten intrekken. Dit geldt ook voor de brief van de gerechtsdeurwaarder van 24 juli 2023 waarin de gerechtsdeurwaarder stelt dat hij een e-mail van klager van 14 juli 2023 opvat als een intrekking van de klacht. Los van het feit dat de kamer die e-mail van klager anders heeft opgevat, is het niet aan de gerechtsdeurwaarder om e-mails van een klager aan de kamer te kwalificeren richting klager.

5.8 Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van het door hem betaalde griffierecht van € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A.E. de Vos en  M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 oktober 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.