ECLI:NL:TGDKG:2023:111 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/723042 / DW RK 22/351 LV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:111
Datum uitspraak: 08-12-2023
Datum publicatie: 21-12-2023
Zaaknummer(s): C/13/723042 / DW RK 22/351 LV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting erkend dat de overbetekening 12 dagen te laat heeft plaatsgevonden. Het niet naleven van een wettelijk voorschrift zonder dat daar enige verklaring voor is, is tuchtrechtelijk laakbaar. In het verweerschrift is de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel geheel niet ingegaan, zodat geen verklaring is gegeven voor de termijnoverschrijding. Van een goed handelend gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat deze zich in correspondentie professioneel en correct opstelt en zich onthoudt van grievende uitlatingen richting klager. Maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 december 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/723042 / DW RK 22/351 LV/RH ingesteld door:

[klager],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlage, ingekomen op 21 september 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 19 oktober 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2023 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 8 december 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           bij exploot van 22 november 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder de beschikking van 9 april 2018 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen;

-           hierop heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 13 december 2021 medegedeeld dat hij de zaak gaat aanvechten omdat de hoogte van het verschuldigde bedrag niet correct is en heeft klager verzocht de invordering te staken totdat de hoogte van het juiste bedrag is vastgesteld;

-           de gerechtsdeurwaarder heeft bij e-mail van 15 december 2021 hierop gereageerd;

-           bij e-mail van 25 mei 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gesommeerd tot betaling van de vordering over te gaan, teneinde beslagmaatregelen te voorkomen;

-           klager heeft bij e-mail van diezelfde dag gereageerd;

-           bij e-mail van 25 augustus 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een specificatie van de vordering verstrekt en hem gesommeerd tot betaling van het verschuldigde bedrag over te gaan. In de brief is tevens opgenomen dat indien klager een aanpassing wenst van de hoogte van de alimentatie hij hiertoe een verzoek tot herziening moet indienen via zijn advocaat.

2. Klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: vasthoudt aan het oorspronkelijke alimentatiebedrag, terwijl er een herberekening is gemaakt door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (hierna: LBIO);

b: op 9 september 2022 beslag op de bankrekening van klager heeft gelegd en het beslag pas op 21 september 2022 heeft overbetekend;

c: onterecht kosten heeft gemaakt, nu de gerechtsdeurwaarder door de advocaat op de hoogte is gesteld dat klager maar een bedrag van € 50,- hoeft te betalen;

d: geen antwoorden geeft op vragen en alleen maar dreigementen verstuurd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. wordt het volgende overwogen. Klager heeft zelf een alimentatieberekening gemaakt op grond van tremanormen en normen van het LBIO waarbij de hoogte van de alimentatie € 50,- per maand zou moeten bedragen. Hij heeft de gerechtsdeurwaarder hiervan op de hoogte gebracht en verzocht dit bedrag te berekenen tot aan een nieuwe uitspraak van de rechter. De gerechtsdeurwaarder heeft dit geweigerd op grond van het feit dat hij opdracht had de executoriale titel van 9 april 2018 ten uitvoer te leggen. Nu geen instemming was van de wederpartij en evenmin een nieuwe rechterlijke beschikking bestond waarin de alimentatie op € 50 is gesteld, is dit de titel die de gerechtsdeurwaarder ten uitvoer moet leggen. Het is niet aan de gerechtsdeurwaarder om op de stoel van de rechter te gaan zitten en de hoogte van de verschuldigde alimentatie aan te passen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit klachtonderdeel niet gebleken.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt het volgende overwogen. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting erkend dat de overbetekening op 21 september 2022 van het beslag van 9 september 2022 op de bankrekening van klager te laat heeft plaatsgevonden. Op grond van het bepaalde in artikel 475 i van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het beslag te worden betekend binnen acht dagen na het leggen van het beslag. Het niet naleven van een wettelijk voorschrift zonder dat daar enige verklaring voor is, is tuchtrechtelijk laakbaar. In het verweerschrift is de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel geheel niet ingegaan, zodat geen verklaring is gegeven voor de termijnoverschrijding. De opmerking van de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder ter zitting dat er iets mis was met het exploot is geen voldoende verklaring voor de termijnoverschrijding, aangezien deze te algemeen van aard is en niet geconcretiseerd werd.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door de beschikking van 9 april 2018 te executeren en de in verband daarmee gemaakte kosten bij klager in rekening te brengen. De door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten berusten op de door de overheid vastgestelde en in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders (Btag) neergelegde tarieven. Niet gebleken dan wel met stukken onderbouwd is dat de gerechtsdeurwaarder andere of hogere kosten in rekening heeft gebracht.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d. wordt overwogen dat uit de producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder duidelijk heeft gecommuniceerd met klager over de hoogte van het verschuldigde bedrag. De kamer begrijpt dat de gestelde betalingstermijn en aankondiging van rechtsmaatregelen bedreigend kunnen overkomen, maar dit is niet te voorkomen. Dit soort brieven moet immers een termijnstelling bevatten, zodat als een reactie uitblijft, de behandeling van de zaak kan worden voortgezet.

De kamer heeft echter geen begrip voor de toon in het verweerschrift van de hand van mr. [..] ten aanzien van de persoon van klager. Van een goed handelend gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat deze zich in correspondentie professioneel en correct opstelt en zich onthoudt van mogelijk grievende uitlatingen richting, in dit geval, klager.

4.6 Gelet op het overwogene onder 4.3 bestaat aanleiding de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op te leggen.

4.7 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op het forfaitaire bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

4.8 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

4.9 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:              

  • verklaart klachtonderdeel b. gegrond;
  • verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,-, te betalen na onherroepelijk worden van deze uitspraak;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak;

  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,-, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.N. Reijn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.