ECLI:NL:TGDKG:2023:110 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/722192 / DW RK 22/236 LV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:110
Datum uitspraak: 08-12-2023
Datum publicatie: 21-12-2023
Zaaknummer(s): C/13/722192 / DW RK 22/236 LV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De deurwaarder heeft een verkeerde keuze gemaakt door geen herstelexploot uit te brengen, maar een nieuwe dagvaarding te betekenen onder intrekking en buiten effectstelling van de eerder betekende dagvaarding. Hierdoor is een fatale termijn overschreden. De gerechtsdeurwaarder heeft zich er ten onrechte niet van vergewist dat sprake was van een fatale termijn, waardoor de kantonrechter de vordering van klaagster niet- ontvankelijk heeft verklaard en klaagster heeft veroordeeld in de proceskosten. Maatregel van berisping opgelegd aangezien het tot een kerntaak van een gerechtsdeurwaarder behoort dat een controle ten aanzien van termijnen wordt uitgevoerd bij het verrichten van ambtshandelingen in het algemeen en dus ook bij het herstellen van een fout in een eerder uitgebracht exploot.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 december 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/722192 / DW RK 22/236 LV/RH ingesteld door:

[klaagster],

wonende te [..],

klaagster,

gemachtigde: [..]

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 1 september 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 9 november 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2023 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Hoewel behoorlijk opgeroepen is klaagster, noch haar gemachtigde, ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 8 december 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           op 7 december 2021 heeft de gemachtigde van klaagster verzocht een dagvaarding uit te brengen en de betekende versie retour te zenden aan de gemachtigde van klaagster zodat hij voor tijdige indiening kan zorgdragen;

-           op 9 december 2021 werd de dagvaarding betekend en een scan aan de gemachtigde van klaagster gestuurd;

-           op 10 december 2021 werd de eindnota en de originele dagvaarding naar de gemachtigde van klaagster gezonden;

-           op 18 december 2021 heeft de gemachtigde van klaagster gemaild dat een fout in de dagvaarding stond, namelijk dat de datum 17 december 2021 in getal stond maar uitgeschreven was 17 december 2022;

-           aan de gemachtigde van klaagster is op 20 december 2021 meegedeeld dat de dagvaarding opnieuw zal worden betekend tegen de eerst mogelijke zittingsdatum en dat de kosten hiervan niet in rekening zullen worden gebracht;

-           op 20 december 2021 heeft de gemachtigde van klaagster meegedeeld dat dit akkoord is en nogmaals gesteld dat hij het origineel van de betekende dagvaarding niet heeft ontvangen;

-           op 20 december 2021 is een nieuwe dagvaarding tegen 7 januari 2022 betekend, onder intrekking en buiten effectstelling van de op 9 december 2021 betekende dagvaarding;

-           op 7 juni 2022 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder en diens kantoor aansprakelijk gesteld voor eventuele schade en verzocht mee te denken over het te voeren verweer;

-           op 25 augustus 2022 heeft de kantonrechter klaagster niet ontvankelijk verklaard in haar vordering en klaagster veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft daarbij het volgende overwogen:

Partijen twisten over de vraag of [..] zich tijdig tot de kantonrechter heeft gewend. De uitspraak van de huurcommissie is op 20 oktober 2021 verzonden.[..] had dus uiterlijk op 15 december 2021 bij dagvaarding over deze uitspraak een beslissing van de kantonrechter moeten vorderen. (…) Vooropgesteld moet worden dat een geding aanhangig is vanaf de dag van dagvaarding. Weliswaar heeft de deurwaarder aanvankelijk op 9 december 2021 en dus op tijd een dagvaarding uitgebracht, maar hij heeft deze dagvaarding ingetrokken en buiten effect gesteld. daarmee is de aanhangigheid komen te vervallen. De tweede dagvaarding van 20 december 2021 is na het verstrijken van de termijn van artikel 7:262 lid 1 BW betekend. Het gevolg daarvan is dat partijen (…) gebonden zijn aan de uitspraak van de huurcommissie (…). Dat de deurwaarder in de eerste dagvaarding een verkeerde roldatum had ingevoerd, zoals [..] stelt, en dat hij dit niet op grond van artikel 125 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met een herstelexploot heeft aangepast, maar ervoor gekozen heeft om de eerste dagvaarding in te trekken en een nieuwe dagvaarding te betekenen, komt voor rekening en risico van [..].;

-           op 27 augustus 2022 heeft de gemachtigde van klaagster verzocht de proceskosten, de betaalde betekening en vervolgkosten aan klaagster te voldoen;

-           op 16 september 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder bericht dat aan klaagster € 562,03 zal worden overgemaakt en dat klaagster wordt uitgenodigd de kwestie verder te bespreken.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende.

a. De gerechtsdeurwaarder heeft een fout gemaakt in de dagvaarding door twee verschillende jaartallen te noemen. Dit is de gerechtsdeurwaarder niet zelf opgevallen.

b. Klaagster is geen juridisch expert en het is niet haar taak zorg te dragen voor het juist corrigeren van de gemaakte fout. De gerechtsdeurwaarder heeft zelf gekozen voor deze wijze van corrigeren. Daardoor is klaagsters vordering niet ontvankelijk verklaard en is de zaak niet inhoudelijk behandeld.

c. Klaagster moet gecompenseerd worden doordat de kamer een boete oplegt ter hoogte van € 20.500 waarvan klaagster hoopt dat deze haar ten goede komt. Ook kan de gerechtsdeurwaarder worden geschorst uit het ambt waarbij klaagster gecompenseerd kan worden aangezien tien jaar niet werken voor de gerechtsdeurwaarder een verlies is. Indien een schorsing niet leidt tot schadebetaling, dan zal een civiele procedure doorgang vinden.   

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. wordt het volgende overwogen. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een rekenfout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat  tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken, nu het gaat om een kennelijke verschrijving.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt overwogen dat de deurwaarder een  verkeerde keuze heeft gemaakt door geen herstelexploot uit te brengen, maar een nieuwe dagvaarding te betekenen onder intrekking en buiten effectstelling van de op 9 december 2021 betekende dagvaarding, zonder zich er van te vergewissen welke mogelijke gevolgen deze wijze van herstel van de eerdere verschrijving zou kunnen hebben. Hierdoor is een fatale termijn overschreden. De gerechtsdeurwaarder heeft zich er ten onrechte niet van vergewist dat sprake was van een fatale termijn, waardoor de kantonrechter de vordering van klaagster op 25 augustus 2022 niet- ontvankelijk heeft verklaard en klaagster heeft veroordeeld in de proceskosten. Klaagster heeft de klacht dus terecht voorgesteld.

4.4 Nu de klacht gegrond is, bestaat aanleiding de maatregel van berisping op te leggen, aangezien het tot een kerntaak van een gerechtsdeurwaarder behoort dat een controle ten aanzien van termijnen wordt uitgevoerd bij het verrichten van ambtshandelingen in het algemeen en derhalve ook bij het herstellen van een fout in een eerder uitgebracht exploot.

Ten aanzien van klaagsters stellingen onder c. wordt het volgende overwogen. Klaagster heeft gesteld dat zij financieel gecompenseerd moet worden. De tuchtrechter is echter niet bevoegd een schadevergoeding vast te stellen. Gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster reeds een bedrag heeft vergoed van

€ 562,03. Daarnaast is ter zitting gebleken dat de zaak is aangebracht bij de aansprakelijkheidsverzekering van de gerechtsdeurwaarder.  

4.5 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op het forfaitaire bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

4.6 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

4.7 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:              

  • verklaart klachtonderdeel b. gegrond;
  • verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,-, te betalen na onherroepelijk worden van deze uitspraak;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt, na onherroepelijk worden van deze uitspraak;

  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,-, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.