ECLI:NL:TGDKG:2023:11 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/721261 / DW RK 22/304 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:11
Datum uitspraak: 16-01-2023
Datum publicatie: 21-03-2023
Zaaknummer(s): C/13/721261 / DW RK 22/304 LvB/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De klacht heeft betrekking op een periode van langer dan drie jaar geleden. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 januari 2023 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 26 juli 2022 met zaaknummer C/13/708362/ DW RK 21/455 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/721261 / DW RK 22/304 LvB/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 12 oktober 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 18 november 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 26 juli 2022 heeft de voorzitter de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 8 augustus 2022, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 december 2022 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Namens klager heeft

[   ] (hierna: [  ]), werkzaam als jurist bij [  ] te [  ] zich gemeld. Omdat [  ] geen advocaat is en geen machtiging van klager dan wel een machtiging van de gestelde advocaat van klager (mr. [  ]) kon overleggen en ook anderszins niet blijkt dat [  ] bij het dossier van klager betrokken is, kan [  ] niet worden aangemerkt als gemachtigde van klager en heeft de kamer geconcludeerd dat klager, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting is verschenen. De uitspraak is bepaald op 16 januari 2023.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft op 20 augustus 2014, ingevolge een vonnis van 25 mei 2005, executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ING Bank Nederland N.V. ten laste van klager.

-           Bij exploot van 21 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder in de hoedanigheid van verzendende instantie (ingevolge art. 2 lid 1 van de verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening van kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken) het beslag overbetekend aan de ontvangende instantie in het Verenigd Koningrijk.

-           Tussen 25 augustus 2021 en 1 oktober 2021 hebben de gerechtsdeurwaarder en (advocaat van) klager gecorrespondeerd over ontvangen gelden, waarbij de gerechtsdeurwaarder te kennen heeft gegeven geen bemoeienis meer te hebben met het dossier sinds 2014.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er – naar de voorzitter begrijpt – samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder weigert klager een specificatie te geven van de in 2014 (uit het beslag) ontvangen gelden ad € 70.000,-. Ook wil de gerechtsdeurwaarder niet verklaren waar dat geld is gebleven. De gerechtsdeurwaarder verricht hiermee een onrechtmatige daad, aldus klager. Daarnaast weigert de gerechtsdeurwaarder bewijs te leveren van het sluiten van het dossier van klager. De gerechtsdeurwaarder toont zich naar de mening van klager daarmee niet transparant en niet onpartijdig en vertelt niet de waarheid om de kwestie gecompliceerder te maken dan het eigenlijk is. Verder is het appartement van klager door toedoen van de gerechtsdeurwaarder ver beneden de marktprijs verkocht. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder misbruik maakt van zijn macht. Klager wil dat de gerechtsdeurwaarder klager compenseert met een bedrag van € 300.000,-, totdat klager weet waar de ontvangen gelden zijn gebleven.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

3.1 De Gerechtsdeurwaarderswet kent geen termijn waarbinnen een klacht moet worden ingediend. Vaste rechtspraak van het Gerechtshof te Amsterdam is dat een termijn van drie jaar in een tuchtprocedure tegen een gerechtsdeurwaarder als redelijk wordt aanvaard. Deze termijn begint te lopen op de dag waarop de klager van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen.

3.2 De klacht van klager richt zich tegen het gelegde beslag bij exploot van 20 augustus 2014, welke doel heeft getroffen in september 2014. Nu de klacht is ingediend betrekkende hebbend op een periode van langer dan drie jaar geleden, dient klager kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht.

3.3 Nu de klacht al in dit stadium van de behandeling strandt, behoeft wat verder door klager is aangevoerd geen bespreking meer.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager - samengevat - aangevoerd dat de voorzitter ten onrechte naar de datum augustus 2014 refereert, terwijl de gerechtsdeurwaarder tot op heden nog bezig is met het dossier van klager. Op 8 september 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder nog documenten naar de gerechtsdeurwaarder in Roemenië verzonden.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder in de brief van 8 september 2021 slechts aan de met de executie in Roemenië belaste autoriteit toegelicht dat hij sinds mei 2015 geen inhoudelijke bemoeienis meer met de zaak van klager heeft.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. C.W.D. Bom en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 januari 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.