ECLI:NL:TGDKG:2023:104 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/707150 / DW RK 21/414 LV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:104
Datum uitspraak: 08-12-2023
Datum publicatie: 21-12-2023
Zaaknummer(s): C/13/707150 / DW RK 21/414 LV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Bij klaagster is verwarring ontstaan welke gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is voor het gelegde beslag. Dat de betekening van het beslag heeft plaatsgevonden door een gerechtsdeurwaarder van een ander kantoor dan dat van de beslagleggende gerechtsdeurwaarder maar op briefpapier van de beslagleggende gerechtsdeurwaarder en bovendien gevestigd in hetzelfde gebouw, is verwarrend maar niet misleidend. 

Beslissing van 8 december 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/707150 / DW RK 21/414 LV/RH ingesteld door:

[klager],

wonende te [..],

klaagster,

tegen:

1. [..],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

2. [..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

gemachtigde: [..],
3. [..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

gemachtigde: [..],

beklaagden.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 12 september 2021, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 15 oktober 2021, heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders 1 en 2 op de klacht gereageerd. Op 4 oktober 2022 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2023 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders 1 en 2 telefonisch is gehoord en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder sub 3 is verschenen. Klaagster heeft meegedeeld niet ter zitting aanwezig te zijn. De uitspraak is bepaald op 8 december 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           gerechtsdeurwaarder 3 is belast met de tenuitvoerlegging van een (verstek)vonnis van 16 februari 2016 ten laste van klaagster;

-           op 15 maart 2016 is dit vonnis aan klaagster betekend;

-           in 2021 heeft [..]de tenuitvoerlegging van het vonnis overgenomen;

-           op 28 juni 2021 heeft toegevoegd gerechtsdeurwaarder [..] beslag gelegd onder het UWV, ten laste van klaagster. Daarbij is een beslagvrije voet vastgesteld van € 931,00.

-           op 6 juli 2021 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het beslagexploot aan klaagster betekend.

-           Klaagster heeft een klachtschrift, gedateerd 7 juli 2021, ingediend bij [..].

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende:

a:         misleiding door de (toegevoegd) gerechtsdeurwaarders voor welk kantoor men werkzaam is;

b:         de vordering is verjaard;

c:         er zijn onnodige kosten gemaakt, door geen vooraankondiging te doen alvorens beslag te leggen;

d:         de beslagvrije voet is op basis van onjuiste gegevens vastgesteld;

e:         er is niet gereageerd op een verzoek van klaagster om de beslagvrije voet aan te passen;

f:         de gerechtsdeurwaarders hebben dubbele incassokosten in rekening gebracht;

g:         de juiste gegevens van klaagster waren reeds bekend bij de gerechtsdeurwaarders uit een ander dossier.

 3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en toegevoegd gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 zich (ook) opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Uit het klachtschrift van klaagster blijkt dat zij niet heeft kunnen achterhalen welke gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is voor het door haar beklaagde handelen. Daarbij heeft klaagster opgemerkt dat de suggestie is gewekt dat de gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 voor [..] werken, omdat het exploot van 6 juli 2021 op het briefpapier van [..] is gedrukt. Zij heeft de klacht daarom uitdrukkelijk gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 en 2, die werkzaam zijn bij [..] gerechtsdeurwaarders.

4.3 Gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 hebben in een door hen ingediend verweerschrift toegelicht dat zij enkel het exploot van derdenbeslag aan klaagster hebben overbetekend in opdracht van [..]. Zij hebben verder geen handelingen verricht waar de klacht van klaagster op ziet. De klachtonderdelen b, c, d, e, f, en g zullen om die reden ten aanzien van gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 ongegrond worden verklaard.

4.4 Naar aanleiding van het verweer van gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 is verweer opgevraagd bij [..]. Uit de klacht en de daarbij overgelegde stukken blijkt immers dat klachtonderdelen b, c, d, e, f, en g zich richten tegen handelen door een of meerdere gerechtsdeurwaarders van [..]. In een op 4 oktober 2022 ingediend verweerschrift van [..] heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 zich opgeworpen als verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder voor het beklaagde handelen. Klachtonderdelen b, c, d, e, f, en g zullen om die reden worden geacht tegen hem te zijn gericht. Klachtonderdeel a zal ten aanzien van gerechtsdeurwaarder 3  ongegrond worden verklaard, nu dit klachtonderdeel zich uitsluitend richt op handelen van gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer dat in het exploot van overbetekening van 6 juli 2021 is vermeld welke gerechtsdeurwaarder het exploot heeft betekend en aan welk adres zijn kantoor is gevestigd. De naam van het kantoor van die gerechtsdeurwaarder [..] is niet vermeld in dat exploot. Dit is mogelijk verwarrend, vooral omdat het exploot op briefpapier van [..] is afgedrukt en [..] in hetzelfde kantorencomplex is gevestigd als [..]. Dit is echter onvoldoende voor een oordeel dat gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 klaagster hebben misleid, of anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld. Klachtonderdeel a. zal om die reden ongegrond worden verklaard.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder een verstekvonnis van 16 februari 2016 ten uitvoer legt ten laste van klaagster. Een vonnis verjaart na twintig jaar (artikel 3:324 Burgerlijk Wetboek). Niet aannemelijk is dus dat de gerechtsdeurwaarder niet meer bevoegd is om dit vonnis ten uitvoer te leggen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet gebleken.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer dat het vonnis van 16 februari 2016 aan klaagster is betekend op 15 maart 2016. In het betekeningsexploot van die datum is bevel gedaan tot betaling en zijn executiemaatregelen aangezegd bij het uitblijven van betaling. Klaagster heeft de vordering daarop niet voldaan. De vraag of gerechtsdeurwaarder sub 3. het beslag had moeten aankondigen door eerst een brief te sturen naar klaagster wordt ontkennend beantwoord. Er bestaat geen algemene verplichting een beslag aan te kondigen. Klaagster had de kosten van het beslag kunnen voorkomen door de vordering te voldoen. Dat gerechtsdeurwaarder sub 3 kosten heeft gemaakt door op 28 juni 2021 beslag te leggen is, gelet op het voorgaande, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdelen d. en e. overweegt de kamer dat in deze tuchtrechtprocedure de beslagvrije voet niet kan worden vastgesteld. Daarvoor is een procedure bij de civiele (kanton)rechter de geëigende weg. Gerechtsdeurwaarder sub 3 heeft toegelicht dat de beslagvrije voet aanvankelijk is vastgesteld met gebruik van een door de Rijksoverheid gecontroleerde rekentool. Gerechtsdeurwaarder sub 3 heeft aangevoerd dat hij op 11 juli 2021 een klacht heeft ontvangen van klaagster, naar aanleiding waarvan de beslagvrije voet op 21 juli 2021 opnieuw is berekend, vastgesteld, en aan klaagster bekend gemaakt. Dit is voldoende voortvarend.

4.9 Ten aanzien van klachtonderdeel f. overweeg de kamer als volgt. De toegewezen hoofdsom in het vonnis van 16 februari 2016 is € 1.434,05. Daarbij is rente toegewezen, dat bij de hoofdsom mag worden opgeteld. Klaagster is daarnaast veroordeeld in de proceskosten van in totaal € 700,47, te vermeerderen met nakosten. Dit alles komt, vermeerderd met betekeningskosten en executiekosten op een totaal van € 2.993,88. Niet is gebleken dat gerechtsdeurwaarder 3 naast de kosten van de ambtshandelingen incassokosten in rekening heeft gebracht, of dat er anderszins sprake is geweest van dubbele  kosten. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan ook niet gebleken.

4.10 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klachten ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.