ECLI:NL:TGDKG:2023:103 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/712041 DW RK 21/599 AKM/JD

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:103
Datum uitspraak: 14-06-2023
Datum publicatie: 20-12-2023
Zaaknummer(s): C/13/712041 DW RK 21/599 AKM/JD
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft dwangsommen geexecuteerd ten laste van klaagster, zonder te reageren op de vraag van klaagster op grond van welke feiten of omstandigheden die zouden zijn verbeurd. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder conservatoir beslag gelegd op zaken waarvoor geen verlof is verleend. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder nagelaten om een ten onrechte beslagen auto terug te brengen, in strijd met een gedane toezegging. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag gelegd op de bankrekening van klaagster. Maatregel: schorsing voor de duur van drie maanden.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 juni 2023 zoals bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/712041 DW RK 21/599 AKM/JD van:

[],

wonende te [],

klaagster,

gemachtigde: mr. B.E.J.M. Tomlow,

tegen:

[],

gerechtsdeurwaarder te [],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 30 december 2021, heeft de raadsman van klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 10 maart 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 april 2023 waar klaagster met gemachtigde, en de gerechtsdeurwaarder is verschenen. De uitspraak is aanvankelijk bepaald op 31 mei 2023, waarna deze is aangehouden tot heden.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

1.1       Klaagster en de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder hebben ter beëindiging van een geschil over het eindigen van een arbeidsovereenkomst, een vaststellingsovereenkomst gesloten, die is vastgelegd in een proces-verbaal van 6 november 2019. Daarin is een geheimhoudingsbeding overeengekomen, op straffe van een dwangsom.
 

1.2       De grosse van dit proces-verbaal is op 13 juli 2020 aan klaagster betekend met aanzegging dat klaagster de geheimhouding heeft geschonden, zodat klaagster € 25.000 aan dwangsommen is verschuldigd.

1.3       Op of omstreeks 13 juli 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag gelegd onder meerdere banken op de tegoeden van klaagster.

1.4       Op 17 juli 2020 heeft gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag gelegd op de auto van klaagster.

1.5       Bij beschikking van 24 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht verlof gegeven voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag op exemplaren van een originele huurovereenkomst en voor het in bewaring geven daarvan aan een bewaarder.

1.6       Op 21 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter de gelegde beslagen op bankrekeningen en op de auto’s van klaagster opgeheven.

1.7       Op 24 augustus 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op een aantal zaken van klaagster.

1.8       Op 25 augustus 2020 heeft de advocaat van klaagster bij de gerechtsdeurwaarder bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken en hem gesommeerd om de in beslag genomen zaken, anders dan de originele huurovereenkomst, terug te bezorgen op zijn kantoor.

1.9       Bij e-mail van 13 september 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd.  

1.10     Op 1 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder opnieuw beslag gelegd onder de ING Bank op tegoeden van klaagster.

1.11     Op 9 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder dit bankbeslag opgeheven.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende.

a. Op 17 juli 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder tijdens het leggen van het beslag op de auto’s van klaagster aan de raadsman van klaagster toegezegd per omgaand te mailen op grond van welke overtreding van de vaststellingsovereenkomst executie gerechtvaardigd zou zijn. Deze toezegging is de gerechtsdeurwaarder niet nagekomen. Op 20 juli 2020 heeft de raadsman van klaagster de gerechtsdeurwaarder hiertoe gesommeerd, maar een reactie van de gerechtsdeurwaarder is uitgebleven.

b. Het op 24 augustus 2020 gelegde bewijsbeslag is niet uitgevoerd conform het op 24 juli 2020 verleende verlof. Het verzoek van de opdrachtgeefster om de gerechtsdeurwaarder te laten bijstaan door de in het verzoekschrift genoemde deskundigen is immers afgewezen. Slechts is toegewezen dat de in het bewijsbeslag genomen zaken in gerechtelijke bewaring zullen worden gegeven aan de in het verzoekschrift genoemde bewaarder. Bij de feitelijke inbeslagname is de gerechtsdeurwaarder met een leger van (IT) deskundigen naar binnengestormd om zo snel mogelijk alle computers, telefoons en kasten leeg te trekken.

c. De gerechtsdeurwaarder heeft ten tijde van het leggen van het bewijsbeslag aan klaagster de beschikking van 24 juli 2020 overhandigd, maar het aangehechte verzoekschrift waarin mr. de Vries (advocaat van verzoekster) een verkeerde voorstelling van zaken had gegeven, was daarvan afgescheurd.

d. Op 26 augustus 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder aan mr. De Vries, in strijd met zijn rechtsplicht, meegedeeld dat hij beslag had gelegd op de huurovereenkomst. Van de in beslag genomen gegevens of zaken kreeg de beslaglegger geen kennisneming dan nadat de rechter heeft beslist op een verzoek tot inzage of afgifte. De beslaglegger dient aan te geven van welke zaken hij afschrift wenst.

e. De gerechtsdeurwaarder heeft op 13 september 2020 geschreven dat klaagster tijdens de beslaglegging heeft gezegd dat de huurovereenkomst vermoedelijk in bezit van haar raadsman was, zodat hij genoodzaakt was zich toegang te verschaffen tot iedere plaats in de woning om het beslag te effectueren. Uit een door klaagster gemaakte geluidsopname blijkt echter iets anders.

f. De gerechtsdeurwaarder heeft op 24 augustus 2020 meegedeeld dat de inbeslaggenomen auto diezelfde dag bij klaagster afgeleverd zou worden. Dit blijkt uit de gemaakte geluidsopname. Uit de vrachtbrief blijkt echter dat pas op 25 augustus 2020 opdracht is gegeven door de gerechtsdeurwaarder de auto te transporteren.

g. In strijd met zijn bevoegdheid heeft de gerechtsdeurwaarder op 24 augustus 2020 in de woning van klaagster documenten ontvreemd en overhandigd aan zijn opdrachtgeefster. Het betrof relevante documenten, te weten documenten die klaagster tijdens een volmachtperiode namens de opdrachtgeefster had getekend.

h. de gerechtsdeurwaarder heeft op 1 februari 2021 beslag gelegd op twee bankrekeningen van klaagster. Dit beslag is na eindeloos soebatten en nadat een klacht is ingediend tegen mr. De Vries pas opgeheven op 9 februari 2021.   

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1       Gerechtsdeurwaarders zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met de Gerechtsdeurwaarderswet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Dit is bepaald in artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). In deze beslissing wordt beoordeeld of de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt treft in de zin van dat artikel.

Mededelen grondslag executie dwangsommen

4.2       Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer als volgt. Bij de executie van dwangsommen heeft een geëxecuteerde er belang bij om te weten op welke grond de executant stelt dat dwangsommen zijn verbeurd, om te kunnen beoordelen of het zinvol is tegen de executie op te komen en welke feiten hij in dat geval aan zijn verzet ten grondslag moet leggen.

4.3       In dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder bij exploot van 13 juli 2020 aangezegd dat de klaagster de geheimhoudingsplicht heeft geschonden en dat een totaal van € 25.000,00 aan dwangsommen is verbeurd. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder toegelicht dat de opdrachtgeefster hem in een voorafgaand overleg had verteld welk feitelijk handelen of nalaten van klaagster tot het verbeuren van de dwangsom had geleid. Het ging om bedrijfsgeheimen, dingen die niet besproken mochten worden in het openbaar, die bij de kranten lagen, aldus de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft deze informatie niet eerder gedeeld met klaagster, ook niet nadat de raadsman van klaagster hierom verzocht. Dat de gerechtsdeurwaarder de executie van de dwangsommen heeft voortgezet, zonder op dit verzoek in te gaan is naar oordeel van de kamer onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4.4       Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder dat hij geen actieve herinnering heeft aan het toezeggen van het verstrekken van die informatie in een telefoongesprek met de gemachtigde van klaagster op 17 juli 2020, doet aan het voorgaande niet af. De raadsman van klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder immers ook bij e-mail van 20 juli 2020 gesommeerd om dit te doen. Het verweer dat de gerechtsdeurwaarder geen kennis heeft genomen van die e-mail, omdat die naar een algemeen e-mailadres van zijn kantoor is gestuurd wordt gepasseerd, nu van een betamelijk handelend gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij de interne systemen op zijn kantoor zodanig inricht dat dit soort berichten, gestuurd aan een algemeen kantoor e-mailadres, hem bereiken. Dat dat niet is gebeurd kan de gerechtsdeurwaarder dan ook niet aan klaagster tegenwerpen. Klachtonderdeel a zal, gelet op het voorgaande, gegrond worden verklaard.

Conservatoir beslag / executie tot afgifte

4.3       Ten aanzien van klachtonderdeel b en g overweegt de kamer als volgt. Niet in geschil is dat de gerechtsdeurwaarder zich op 24 augustus 2021 met de Hulpofficier van Justitie en omstreeks vijf (IT) deskundigen naar de woning van klaagster heeft begeven om beslag te leggen op de huurovereenkomst conform de beschikking van de voorzieningenrechter (zie: 1.5). Toen de gerechtsdeurwaarder het doel van zijn aanwezigheid kenbaar maakte heeft klaagster gezegd dat die huurovereenkomst bij haar advocaat lag. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens de woning betreden, de woning van klaagster doorzocht, en de computer, laptop en mobiele telefoons van klaagster laten doorzoeken door de deskundigen. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder meegenomen ter afgifte aan zijn opdrachtgeefster (kort gezegd): een overeenkomst van geldlening, notulen, correspondentie, een notariële akte houdende relaas van Algehele Statutenwijziging, een aandeelhoudersbesluit, facturen, en een naheffingsaanslag. De gemachtigde van klaagster arriveerde binnen een kwartier bij de woning van klaagster. Toen die bevestigde dat de huurovereenkomst bij hem op kantoor lag, heeft de gerechtsdeurwaarder de doorzoeking van de woning gestaakt.

4.4       Het betreden en doorzoeken van een woning en doorzoeken van computers en mobiele telefoons vormt een verregaande inmenging op het fundamentele recht van eerbiediging van de privésfeer. Van een gerechtsdeurwaarder wordt bij het uitoefenen van deze bevoegdheden dan ook terughoudendheid en een hoge mate van zorgvuldigheid verwacht. De kamer voor gerechtsdeurwaarders oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder in dit geval niet zorgvuldig is geweest en tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, om de volgende redenen.

4.4.1    Nadat klaagster mededeelde dat de huurovereenkomst niet in haar woning lag maar bij haar advocaat, had de gerechtsdeurwaarder klaagster in de gelegenheid moeten stellen om de overeenkomst vrijwillig te overhandigen, of om daarover een afspraak te maken met de advocaat. Op zijn minst diende te worden onderzocht of het doel van de beslaglegging kon worden bereikt met beperkte inmenging op de privésfeer van de geëxecuteerde. In plaats daarvan is de gerechtsdeurwaarder in dit geval aan de mededeling van klaagster voorbijgegaan.
 

4.4.2    De gerechtsdeurwaarder was op grond van de beschikking van 24 juli 2020 alleen bevoegd tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag op exemplaren van een originele huurovereenkomst. Alle overige verzoeken zijn afgewezen, waaronder het verzoek om beslag te leggen op ‘alle documenten van de opdrachtgeefster en gelieerde rechtspersonen’ in de woning van klaagster. Ook is het verzoek afgewezen om een kopie te maken van digitale informatie van klaagster waaronder op haar computer en is geen verlof gegeven voor bijstand door deskundigen. Het argument van de gerechtsdeurwaarder dat hij niettemin bevoegd was om de woning met deskundigen te betreden en de onder 4.3 genoemde documenten mee te nemen op grond van het proces-verbaal van 6 november 2019, wordt gepasseerd, reeds omdat gesteld noch gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder bevel heeft gedaan tot afgifte van de meegenomen documenten conform artikel 491 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv). Daarnaast kan het proces-verbaal van 6 november 2019 geen grondslag bieden voor het laten doorzoeken van de computers en mobiele telefoons van klaagster door deskundigen, nu digitale gegevens geen zaken zijn, en als zodanig niet vatbaar zijn voor executie tot afgifte.[1] Evident is dan ook dat de gerechtsdeurwaarder op 24 juli 2020 buiten zijn bevoegdheid heeft gehandeld.
 

4.5 Op grond van het voorgaande zullen klachtonderdelen b en g gegrond worden verklaard.

Aangehecht verzoekschrift?

4.6       Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer als volgt. Partijen staan lijnrecht tegenover elkaar met betrekking tot de vraag of aan de betekende beschikking van 24 juli 2020, het verzoekschrift tot conservatoir beslag was gehecht. Wat daar van zij kan in deze procedure (waarin geen ruimte is voor nader feitenonderzoek) niet worden vastgesteld. Ten aanzien van dit klachtonderdeel kan tuchtrechtelijk verwijtbaar dan ook niet worden vastgesteld.

Inzage in beslag genomen huurovereenkomst?

4.7       Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij de opdrachtgeefster uitsluitend een proces-verbaal heeft verstrekt van het gelegde bewijsbeslag. Daarin is alleen opgenomen dat het bewijsbeslag (op de huurovereenkomst), waarvoor bij beschikking van 24 juli 2020 verlof is verleend, is uitgevoerd. Naar oordeel van de kamer is daarmee niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder inzage heeft gegeven, of op een andere wijze in strijd met enige rechtsplicht heeft gehandeld. Dat de gerechtsdeurwaarder de opdrachtgeefster ook informatie zou hebben verstrekt over de andere in beslag genomen documenten, kan tegenover de gemotiveerde betwisting door de gerechtsdeurwaarder niet worden aangenomen. Tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan dan ook niet worden vastgesteld.  

Reactie van 13 september 2020

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de kamer dat klaagster een transcriptie van een geluidsopname van het bewijsbeslag heeft overgelegd waaruit niet blijkt dat zij zou hebben gezegd dat de huurovereenkomst “vermoedelijk” bij haar advocaat ligt, maar dat zij hier duidelijk en ondubbelzinnig over is geweest. De gerechtsdeurwaarder heeft daarop gereageerd dat hij inmiddels geen actieve herinnering meer heeft aan dit gesprek. Van een gerechtsdeurwaarder wordt verwacht dat hij juiste informatie verstrekt. Dit is temeer van belang bij het weergeven van de gang van zaken bij het uitvoeren van ambtshandelingen. Het is naar oordeel van de kamer dan ook tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de gerechtsdeurwaarder in zijn e-mail van 13 september 2020 stellig verklaart dat klaagster “vermoedelijk” zou hebben gezegd, terwijl dit niet aannemelijk is. Klachtonderdeel e zal om die reden gegrond worden verklaard. Ten overvloede wordt overwogen dat ook als klaagster wél zou hebben gezegd dat de huurovereenkomst vermoedelijk bij haar advocaat ligt, zij in de gelegenheid had moeten worden gesteld om deze vrijwillig te overhandigen, zoals overwogen onder 4.4.1.

Terugbrengen auto

4.8       Ten aanzien van klachtonderdeel f overweegt de kamer dat van een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder wordt verwacht dat hij toezeggingen nakomt. Uit de transcriptie van de geluidsopname van het bewijsbeslag blijkt dat de gerechtsdeurwaarder heeft toegezegd dat de onterecht in beslag genomen auto dezelfde dag zal worden teruggebracht bij klaagster. Vaststaat dat dit niet is gebeurd, want de gerechtsdeurwaarder heeft pas de dag erna opdracht gegeven voor transport van de auto. Klachtonderdeel f zal om die reden gegrond worden verklaard.

Bankbeslag 1 februari 2021

4.9       Ten aanzien van klachtonderdeel h overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder erkent dat hij op 1 februari 2021 ten onrechte beslag heeft gelegd op de bankrekeningen van klaagster. Op 2 februari 2021 heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen dit beslag. Bij brief van 8 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder de bank verzocht het gelegde beslag op te heffen, hetgeen op 9 februari 2021 is gebeurd.

4.10     De gerechtsdeurwaarder heeft toegelicht dat de gemaakte fout is veroorzaakt doordat het betreffende ‘executiedossier’ van klaagster per abuis in de interne systemen op ‘actief’ is blijven staan, waarna waarschijnlijk een executiemedewerker het beslag in werking heeft gezet. Dat kennelijk ten onrechte beslag is gelegd, zonder dat de gerechtsdeurwaarder daar zelf van op de hoogte was, en zonder dat daarvoor opdracht is gegeven, is naar oordeel van de kamer onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daarbij heeft het tot 8 februari 2021 moeten duren totdat de gerechtsdeurwaarder (na het bezwaar van klaagster op 2 februari 2021) actie heeft ondernomen om het onrechtmatig gelegde beslag op te heffen. Onder deze omstandigheden heeft dit naar oordeel van de kamer te lang geduurd. Klachtonderdeel h zal dan ook gegrond worden verklaard.

Maatregel

4.11     Gelet op de gegronde klachtonderdelen zal de kamer, alle gegronde klachtonderdelen bijeen genomen, de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing voor de duur van drie maanden opleggen. Deze maatregel acht de kamer in dit geval passend en geboden. De kamer laat daarbij zwaar wegen dat de gerechtsdeurwaarder vergaande bevoegdheden heeft aangewend, zonder zich daarbij te verzekeren van een voldoende juridische basis daarvoor, en dat is gebleken van een opeenstapeling van fouten en onzorgvuldigheden in het handelen van de gerechtsdeurwaarder ten aanzien van klaagster, die een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

Kostenveroordeling

4.12     Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarders op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders veroordelen tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00. De gerechtsdeurwaarder zal daarnaast worden veroordeeld tot betaling van de kosten van klaagster, die worden begroot op € 50,00 aan reis- en verletkosten en € 300,00 aan kosten in verband beroepsmatig verleende rechtsbijstand (2 punten).

4.13     Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klaagster betaalde griffierecht (€ 50,00) aan haar dient te vergoeden.

4.14     Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart klachtonderdelen a,b,e,f,g, en h gegrond;
  • verklaart klachtonderdelen c en d ongegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing op voor de duur van drie maanden. Tot oplegging van de schorsingen wordt overgegaan na het onherroepelijk worden van deze beslissing en op een aan de gerechtsdeurwaarder meegedeelde datum van ingang;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klaagster, te begroten op € 350,00, nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer, begroot op € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarders wordt meegedeeld, nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. O.J. Boeder, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juni 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

[1] ECLI:NL:GHARN:2011:BQW5240, r.o. 5.10