ECLI:NL:TGDKG:2023:1 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/709301/ DW RK 21/493 LV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:1
Datum uitspraak: 02-01-2023
Datum publicatie: 16-01-2023
Zaaknummer(s): C/13/709301/ DW RK 21/493 LV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder geen schuldenopgave heeft gestuurd, haar nooit heeft geïnformeerd over het beslag op het inkomen en niet heeft geprobeerd om te komen tot een oplossing. De kamer acht de klacht van klaagster ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 januari 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/709301/ DW RK 21/493 LV/SM ingesteld door:

[   ] (in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [   ] (hierna: [   ])),

gevestigd te [   ],

klaagster,

gemachtigde: J. Hoogenboom,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: B. Boos.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 4 november 2021, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (medewerkers van het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij e-mail, ingekomen op 20 november 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 november 2022 alwaar de gemachtigden van zowel klaagster als van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 2 januari 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Nadat [   ] op 9 januari 2018 onder bewind is gesteld heeft klaagster het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, de [   ] (hierna: de [   ]), aangeschreven in verband met een schuldsaneringsaanvraag.
  • In februari 2018 heeft klaagster de [   ] opnieuw benaderd, waarna de [   ] klaagster bij brief van 14 februari 2018 heeft verzocht contact op te nemen met [   ] gerechtsdeurwaarders (hierna: [   ]) voor het juiste saldo.
  • Bij brief van 20 februari 2018 heeft klaagster zich bekend gemaakt bij [   ] als bewindvoerder en heeft zij verzoeken gedaan ten aanzien van vordering(en) die [   ] op [   ] heeft/ hebben.
  • Bij brief van 20 augustus 2018 is [   ] aangeschreven door de Kredietbank Nederland (hierna: de Kredietbank), waarin zij gevraagd werden hun (netto) vordering op [   ] door te geven.
  • Met de ondertekening van het akkoord d.d. 20 november 2018 gaat [   ] akkoord met het betalingsvoorstel van de Kredietbank.
  • Bij e-mail van 16 juli 2019 reageert [   ] op het bericht van klaagster waarin zij (kennelijk) aanvoert dat [   ] nooit gereageerd heeft op een betalingsvoorstel, waardoor de vordering van [   ] niet is meegenomen in het schuldentraject. Klaagster verzoekt dan ook dat het beslag wordt opgeheven.
  • Tussen 2 augustus en 23 november 2019 wordt tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder gecorrespondeerd over het beslag. Klaagster voert onder meer aan dat de gerechtsdeurwaarder nooit meer, na januari 2018, iets van zich heeft laten horen. De gerechtsdeurwaarder voert onder meer aan dat hij nooit op de hoogte is gebracht van een voorstel en dat het loonbeslag al loopt sinds 11 oktober 2017 én dat dat de reden is dat klaagster niets van de gerechtsdeurwaarder gehoord heeft.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder:

1. geen schuldenopgave naar klaagster heeft gestuurd;

2. klaagster nooit heeft geïnformeerd over het beslag op het inkomen of contact heeft gezocht in verband met de aanpassing van de beslagvrije voet;

4. niet probeert te komen tot een oplossing; hij weigert elke vorm medewerking.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen (vier) medewerkers van het [   ], hetgeen niet mogelijk is nu, op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet, slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2013, (ECLI:NL:GHAMS:2013:2450). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 Nu de in de aanhef genoemde gerechtsdeurwaarder de verantwoordelijkheid draagt voor de aldaar werkzame medewerkers, moet hij verantwoordelijk worden gehouden voor de behandeling van het dossier van klaagster. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster (destijds) verwezen naar [   ] omdat de inhoudingen op grond van het (cumulatieve) loonbeslag door hen werd verdeeld. Nu [   ] de vordering ter verdeling behandelde beschikten zij (immers) over het meest actuele saldo. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij na zijn mededeling van 14 februari 2018 tot juli 2019 niets meer heeft vernomen van klaagster; geen verzoek om een schuldenopgave en geen betalingsvoorstel ter finale kwijting. Dergelijke verzoeken zijn, blijkens de producties, wel door de Kredietbank verstuurd naar [   ].

4.4 Nu het verzoek van klaagster informatie over het actuele saldo betrof en de gerechtsdeurwaarder klaagster daarvoor had verwezen naar [   ], was er voor de gerechtsdeurwaarder geen aanleiding meer om nader contact te leggen met klaagster. Zoals het er nu naar uitziet heeft de Kredietbank op enig moment de taak op zich genomen om alle schuldeisers van [   ] aan te schrijven. Het lijkt erop dat de Kredietbank in haar contact met [   ] zich alleen heeft gericht op de vordering die [   ] op [   ] had en niet op de vorderingen die [   ] ter verdeling onder zich had, waaronder de vordering van [   ]. Gelet op deze omstandigheden heeft de gerechtsdeurwaarder gedaan wat van hem verwacht mocht worden. Dat klaagster geen schuldenopgave heeft ontvangen (van [   ]) kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft onweersproken gesteld dat het beslag onder de gemeente sinds 10 oktober 2017 is gelegd en op 16 oktober 2017 aan [   ] is overbetekend. Blijkens de afgegeven derde-verklaring was reeds beslag gelegd door [   ], waarop de gerechtsdeurwaarder het beslag ter verdeling heeft ingediend bij [   ]. Toen [   ] het dossier van [   ] in juli 2019 sloot, is daarmee de gerechtsdeurwaarder coördinerend deurwaarder geworden. Klaagster stelt op dat moment (16 juli 2019) op de hoogte te zijn geraakt over het gelegde beslag onder de gemeente (en dus over de openstaande vordering), toen de beslagvrije voet werd aangepast.

4.6 [   ] was in elk geval in oktober 2017 op de hoogte gebracht van het gelegde beslag door de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft, met betrekking tot informatievoorziening op dat punt, niet meer hoeven te doen dan dat, behalve dan periodiek de beslagvrije voet aan te passen. Op de gerechtsdeurwaarder rust geen verplichting om vóór de aanpassing van de beslagvrije voet contact op te nemen met de debiteur. De wet biedt voldoende waarborgen voor de debiteur om achteraf een correctie te verzoeken, mocht de aanpassing onjuist blijken.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer als volgt. Voor zover klaagster doelt op het niet kunnen komen tot een akkoord ten behoeve van de schuldsaneringsregeling, stelt de gerechtsdeurwaarder nimmer een voorstel te hebben ontvangen dat hij zou hebben kunnen voorleggen aan zijn opdrachtgever. Uit de door klaagster overlegde productie blijkt ook niet van een dergelijk voorstel. Voor zover klaagster doelt op een betalingsregeling naast de schuldsaneringsregeling die getroffen is met de overige schuldeisers, dient klaagster zich te realiseren dat een dergelijke betalingsregeling een gunst is van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Het is geen plicht. De gerechtsdeurwaarder kan niet verweten worden niet akkoord te zijn gegaan met een regeling die zou leiden tot een oplossing voor de cliënte van klaagster.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. I.M. Nusselder en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 januari 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.