ECLI:NL:TDIVTC:2023:6 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2021/108

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2023:6
Datum uitspraak: 23-02-2023
Datum publicatie: 12-05-2023
Zaaknummer(s): 2021/108
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Twee dierenartsen wordt verweten dat zij tekort zijn geschoten met betrekking tot de aan een kat verleende zorg tijdens een verblijf op een dierenasiel. Ongegrond.

X,         klaagster,

tegen

Y,         beklaagde sub 1 (zaaknummer 2021/108)

Z,         beklaagde sub 2 (zaaknummer 2021/109).

1. DE PROCEDURE

Het college heeft in de beide zaken kennisgenomen van het klaagschrift en het verweer. Bij de mondelinge behandeling van de zaken is klaagster, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Aan de zijde van beklaagden was dierenarts sub 1 aanwezig. Dierenarts sub 2 is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Na de zitting is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

De dierenartsen wordt verweten, samengevat en zakelijk weergegeven, dat zij tekort zijn geschoten met betrekking tot de aan de kat van klaagster verleende veterinaire zorg tijdens een verblijf op een dierenasiel.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1 Het gaat in deze zaak om de kat van klaagster, een Ragdoll. Het college heeft uit het klaagschrift begrepen dat de kat 15 jaar oud was ten tijde van de gebeurtenissen die tot de onderhavige procedure hebben geleid.

3.2 Op 17 mei 2021 is de kat, na een melding door een onbekende derde, die had aangegeven een ziek ogende (zwerf)kat op straat te hebben aangetroffen, door de dierenambulance opgehaald en overgebracht naar een dierenasiel. Daar is de kat in quarantaine geplaatst en bleek ze een chip te hebben. De chip is uitgelezen en het bijbehorende geregistreerde telefoonnummer is gebeld. Degene die de telefoon opnam, niet klaagster, gaf aan niet de eigenaar van de kat te zijn en ook niet te weten wie dat wel was.

3.3 Dierenarts sub 1 is de vaste dierenarts van het dierenasiel. Zij bezoekt het asiel normaliter iedere donderdag om alle nieuw binnengebrachte dieren te onderzoeken. Daarnaast worden bij die bezoeken waar nodig de reeds opgenomen dieren beoordeeld.

3.4 Tijdens het reguliere bezoek aan het asiel op 20 mei 2021 heeft dierenarts sub 1 de kat van klaagster voor de eerste keer klinisch onderzocht. Daarbij is geconstateerd dat de kat een zogenoemd “schrompeloor” had, dat onder narcose nader diende te worden onderzocht. Ook is geconcludeerd dat een gebitsbehandeling nodig was en dat de vacht van de kat veel klitten had. Aangezien het asiel eerst beslissingsbevoegd zou worden om tot een behandeling te besluiten indien er zich binnen 14 dagen na binnenkomst van de kat op het asiel geen eigenaar zou melden (vergelijk bijv. ook artikel 5.8, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek), is besloten eerst die termijn af te wachten.

3.5 Op 25 mei 2021 constateerden asielmedewerkers dat de kat bloed in de urine had. Tijdens haar reguliere bezoek aan het asiel op 27 mei 2021 heeft dierenarts sub 1 een urineonderzoek verricht. Daaruit kwamen geen bijzonderheden naar voren.

3.6 Op 1 juni 2021 is de kat vanuit het asiel naar de praktijk van dierenarts sub 1 gebracht voor een onder narcose uit te voeren nadere controle van de oren en voor de gebitsbehandeling. De oren zijn gereinigd en met betrekking tot het gebit zijn er zes elementen geëxtraheerd. Uit de stukken volgt dat de kat snurkte en snotterig was. Geconstateerd werd dat de kat een lang zacht gehemelte had, wat een benauwde ademhaling en veel slijmproductie kan veroorzaken. Er is na de gebitsbehandeling per injectie Novacam (NSAID) en Albipen (een antibioticum) aan de kat toegediend en er is een nabehandeling met Novacam voorgeschreven. Tijdens het consult zijn daarnaast de klitten uit de vacht verwijderd. De kat is die dag weer naar het asiel terug gegaan.

3.7 Op donderdag 3 juni 2021 heeft dierenarts sub 1 de kat onderzocht en een luchtweginfectie vastgesteld. Zij heeft geadviseerd om door te gaan met het toedienen van Novacam en daarnaast Doxybactin (een antibioticum) voorgeschreven.

3.8 Bij een controle op donderdag 10 juni 2021 heeft dierenarts sub 1 geconstateerd dat de bek van de kat na de extracties goed was hersteld, maar dat de achterhand pijnlijk en gevoelig was en dat de kat stram liep. Er is uitgegaan van artrose en aan de asielmedewerkers is geïnstrueerd met het toedienen van Novacam door te gaan. Op 17 juni 2021 is vervolgens geconcludeerd dat de luchtwegklachten (snurken en tranen van de ogen) een anatomische oorzaak hadden. Er is geadviseerd met de toepassing van Doxybactin te stoppen en met betrekking tot de luchtwegklachten geen verdere behandeling in te stellen zolang de kat goed at en geen koorts had. Dierenarts sub 1 heeft geïnstrueerd om wel door te gaan met het gebruik van Novacam in verband met de artroseklachten.

3.9 Het college heeft begrepen dat klaagster op of omstreeks 24 juni 2021 op hoogte is gekomen van het feit dat haar kat in het asiel verbleef en zij heeft op 25 juni 2021 het asiel bezocht om de kat op te halen. Aangezien er toen een conflict aan de balie is ontstaan, heeft het asiel geweigerd om de kat aan klaagster mee te geven.

3.10 Op 25 juni 2021 bleek dat de luchtwegklachten waren verergerd en dat de kat niet goed at. Dierenarts sub 1 heeft tijdens dit consult Prednoral (een corticosteroïde) in plaats van Novacam voorgeschreven.

3.11 Op 30 juni 2021 bleek dat het rechteroor van de kat veel schilfers had en jeukte en heeft dierenarts sub 1 vastgesteld dat de kat een oorontsteking had. In dat verband zijn Surolan oordruppels (ter behandeling van otitis) voorgeschreven. Op 1 juli 2021 was de eetlust van de kat nog niet verbeterd en is in dat kader Mirtazapine voorgeschreven.

3.12 Op 19 juli 2021 heeft dierenarts sub 1 geconstateerd dat de kat moeilijker liep en geadviseerd om te stoppen met Prednoral en  weer over te gaan tot het gebruik van Novacam. De luchtwegklachten waren op dat moment verbeterd.

3.13 Op 29 juli 2021 heeft een controle plaatsgevonden door dierenarts sub 1, omdat de kat het ontstoken oor open had gekrabd. Daarbij bleek dat er veel viezigheid in het oor zat en is geadviseerd om weer te starten met Surolan oordruppels.

3.14 Op 5 augustus 2021 heeft dierenarts sub 2 de kat onderzocht en geconstateerd dat het betreffende oor nog vies was. Zij heeft geadviseerd om de kat nog 4 dagen met Surolan te behandelen. Op 12 augustus 2021 heeft zij de kat opnieuw onderzocht en geconstateerd dat het oor schoon was en dat er geen sprake meer was van een oorontsteking.

3.15 Blijkens de overgelegde gegevens van het dierenasiel is de kat op 13 augustus 2021 door klaagster opgehaald. Klaagster heeft hierna per e-mail gevraagd om een gespecificeerde rekening van de behandelingen die de kat had ondergaan tijdens het verblijf op het asiel. Dierenarts sub 1 heeft vervolgens per e-mail een patiëntenkaart naar klaagster gestuurd. Klaagster heeft hierover vragen gesteld, die volgens haar onvoldoende zijn beantwoord. Op enig moment hierna is klaagster de onderhavige tuchtprocedure gestart.

4. HET VERWEER

Beklaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Op hun verweren zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

3.1 In het geding is de vraag of beklaagden tekort zijn geschoten in de zorg die zij als dierenartsen hadden behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klaagster, met betrekking tot welk dier hun hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Naar vaste jurisprudentie wordt bij de beoordeling van die vraag niet getoetst of de meest optimale zorg is verleend, maar geldt als criterium of de dierenarts in de specifieke omstandigheden van het geval en in retrospectief bezien als redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot is opgetreden. Naar vaste jurisprudentie geldt voorts dat het college niet oordeelt over financiële geschilpunten tussen partijen en dat een dierenarts alleen verantwoordelijk kan worden gehouden voor het eigen veterinair handelen. Het college zal de klachten per dierenarts bespreken.

Ten aanzien van dierenarts sub 1 (zaaknummer 2021/108)

3.2 Voor zover klaagster heeft gesteld of bedoeld te stellen dat de kat tijdens de opname in het asiel onnodige onderzoeken en behandelingen heeft ondergaan, gaat het college daar niet in mee. Het college trekt niet in twijfel dat bij de kat diverse gezondheidsklachten zijn vastgesteld, zoals een slecht gebit (op 1 juni 2021), luchtwegproblemen (op 3 en 25 juni 2021), artrose (op 10 juni 2021) en oorontstekingen (op 30 juni en 29 juli 2021). Bij dergelijke gezondheidsklachten is een behandeling geïndiceerd. Het college passeert voorts de stelling dat beklaagde voorafgaand aan de ingestelde behandelingen onvoldoende onderzoek heeft verricht. Uit stukken volgt dat beklaagde de kat diverse keren klinisch heeft onderzocht en daarbij onder meer het hart en de longen heeft beluisterd, de oren en het gebit heeft geïnspecteerd en dat de kat regelmatig is getemperatuurd. Dat de kat tijdens het consult op 19 juli 2021 niet is gewogen, wordt door het college niet verwijtbaar geoordeeld. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit de stukken blijkt dat de kat met enige regelmaat is gewogen, zoals enkele dagen eerder op 15 juli 2021 (4,07 kg) en enkele dagen later, op 21 juli 2021 (4,1 kg), waarbij de kat bleek te zijn aangekomen. 

3.3 Klaagster verwijt beklaagde meer specifiek onvoldoende bloedonderzoek te hebben verricht. In de visie van klaagster had dit op 27 mei 2021 dienen te gebeuren, nadat uit het urineonderzoek geen oorzaak voor het bloed in de urine naar voren was gekomen. Ook had een bloedonderzoek in de visie van klaagster moeten worden uitgevoerd voorafgaand aan het onder narcose brengen van de kat op 1 juni 2021 in verband met de uit te voeren oorinspectie en gebitsbehandeling. Gebleken is dat uit het op 27 mei 2021 uitgevoerde urineonderzoek geen afwijkingen naar voren zijn gekomen en dat de kat toen geen bloed meer in de urine had. Een bloedonderzoek is dan niet per definitie noodzakelijk. Het college kan beklaagde voorts volgen waar zij heeft gesteld dat voorafgaand aan een ingreep onder narcose niet altijd en standaard een bloedonderzoek wordt uitgevoerd, maar alleen als de klinische toestand van het dier daartoe aanleiding geeft. Beklaagde heeft toegelicht dat de klinische gesteldheid van de kat, ondanks haar leeftijd, zodanig goed en stabiel was dat er geen aanleiding was voor een bloedonderzoek voorafgaande aan de oorinspectie en gebitsbehandeling op 1 juni 2021. Overigens heeft de kat de onder narcose uitgevoerde gebitsbehandeling zonder problemen doorstaan. Op grond van het voorgaande zijn de ingestelde behandelingen naar het oordeel van het college geïndiceerd geweest en hebben deze plaatsgevonden op basis van voldoende voorafgaand onderzoek en diagnostiek.

3.4 Voorts wordt beklaagde verweten dat aan klaagster een onvolledige patiëntenkaart is toegezonden en dat daarin niet de aan de kat toegediende medicatie en de daarbij behorende doseringen zijn opgenomen. Beklaagde heeft toegelicht dat de patiëntenkaart die klaagster in eerste instantie heeft ontvangen niet volledig is geweest, omdat klaagster ten tijde van het verblijf van de kat in het asiel niet de eigenaar althans niet de opdrachtgever voor de onderzoeken en behandelingen was. Beklaagde heeft verder gesteld dat de instructies met betrekking tot de toe te dienen medicatie en de doseringen voor de asielmedewerkers bedoeld waren en dat deze daarvan op de hoogte waren middels de patiëntenkaart en de etiketten en dat die instructies ook mondeling zijn overgedragen. Het college ziet geen aanleiding dit in twijfel te trekken en stelt tevens vast dat in de onderhavige procedure een uitgebreidere patiëntenkaart in het geding is gebracht, waarin wel de toegepaste medicatie en doseringen staan vermeld en waar klaagster kennis van heeft kunnen nemen. Op grond van het voorgaande ziet het college onvoldoende aanleiding om te oordelen dat beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door aan klaagster in eerste instantie geen volledige patiëntenkaart te verstrekken.

3.5 Voor zover nog over andere kwesties is geklaagd, vallen deze verwijten ofwel buiten de reikwijdte van het tuchtrecht, ofwel zijn deze betwist en niet komen vast te staan, dan wel zijn deze naar het oordeel van het college van onvoldoende gewicht om er tuchtrechtelijke consequenties aan te moeten verbinden.

Ten aanzien van dierenarts sub 2 (zaaknummer 2021/109)

3.6 Beklaagde is alleen betrokken geweest bij de consulten op 5 en 12 augustus 2021. Uit het dossier volgt dat de kat op 5 augustus 2021 bij beklaagde is aangeboden ter controle van het vieze, ontstoken oor. Beklaagde heeft bij haar onderzoek geconstateerd dat de gehoorgang nog vies was en heeft geadviseerd de reeds ingezette behandeling met Surolan nog 4 dagen te continueren. Dit is naar het oordeel van het college een correct advies geweest. Op 12 augustus 2021 is bij een controle door beklaagde geconstateerd dat de gehoorgang schoon was. Gelet hierop kan het college zich verenigen met de conclusie van beklaagde dat geen verdere behandeling meer nodig was, omdat de oorontsteking was verholpen. Niet gebleken is dat dit een onjuiste conclusie is geweest. Bij de overige geuite verwijten is beklaagde niet betrokken geweest, zodat zij daar in tuchtrechtelijke zin niet voor verantwoordelijk kan worden gehouden. Aldus wordt ook de klacht tegen dierenarts sub 2 ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING

Het college:

In de zaken met de nummers 2021/108 en 2021/109:

verklaart de klachten ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst,  drs .B.J.A. Langhorst-Mak,  drs. J.A.M. van Gils en drs. J.G. Neuteboom, en uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2023.