ECLI:NL:TDIVTC:2023:51 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2022/36
ECLI: | ECLI:NL:TDIVTC:2023:51 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-12-2023 |
Datum publicatie: | 17-04-2024 |
Zaaknummer(s): | 2022/36 |
Onderwerp: | Honden, subonderwerp: Onderzoek |
Beslissingen: | Ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Dierenarts wordt verweten dat zij heeft geweigerd om een hond te ontvangen in de dierenartsenpraktijk, terwijl de hond in de visie van klaagster in een noodsituatie verkeerde wegens een hevige bloedneus. Klacht ongegrond. |
X,
hierna: klaagster,
tegen:
dierenarts Y,
hierna: beklaagde.
1. DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de
dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 september 2023. Tijdens deze
zitting zijn de onderhavige zaak en de zaken met nummers 2022/34 en 2022/35 gelijktijdig,
maar niet gevoegd, behandeld. Ter zitting is beklaagde verschenen. Klaagster is zonder
kennisgeving niet verschenen. Hierna is uitspraak bepaald.
2. DE KLACHT
Beklaagde wordt verweten dat zij in het weekend van 5 en 6 februari 2022 heeft geweigerd
om de hond van klaagster te ontvangen in de dierenartsenpraktijk waar beklaagde werkzaam
is (hierna: de dierenartsenpraktijk), terwijl de hond in de visie van klaagster in
een noodsituatie verkeerde wegens een hevige bloedneus.
3. DE VOORGESCHIEDENIS
3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een mannelijke Staffordshire-bulterriër
met de naam A, geboren op 7 augustus 2007.
3.2. De dierenartsenpraktijk heeft met twee andere dierenartsenpraktijken, waaronder
de dierenartsenpraktijk waar de hond van klaagster was aangemeld als patiënt, de afspraak
om elkaars weekenddiensten over te nemen. In het weekend van 5 en 6 februari 2022
had beklaagde weekenddienst voor onder andere de dierenartsenpraktijk waar de hond
van klaagster was aangemeld als patiënt.
3.3. Klaagster heeft beklaagde tijdens de weekenddienst gebeld en aangegeven dat haar
hond op dat moment last had van een bloedneus. Beklaagde heeft op basis van de informatie
die zij van klaagster kreeg tijdens het telefoongesprek geadviseerd om nog even af
te wachten en ze heeft algemene tips gegeven om het bloeden te stoppen. Daarnaast
heeft beklaagde geadviseerd om na het weekend contact op te nemen met haar eigen dierenarts
als de bloedneus bleef terugkomen. Klaagster heeft vervolgens niet meer naar beklaagde
gebeld in het weekend van 5 en 6 februari 2022.
3.4. Klaagster is overgestapt naar een nieuwe dierenarts. Bij deze dierenarts is A
– om voor beklaagde onbekende reden – ingeslapen.
4. HET VERWEER
Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover
nodig, worden ingegaan.
5. DE BEOORDELING
5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij
als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met
betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel
8.15 in verbinding met artikel 4.2 van de Wet dieren. Bij de beantwoording van die
vraag gaat het er naar vaste jurisprudentie niet om of de meest optimale zorg is verleend,
maar of het veterinair handelen van de dierenarts in retrospectief bezien binnen de
grenzen van de redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven.
5.2. Naar vaste tuchtrechtspraak geldt voorts dat, wanneer partijen elkaar tegenspreken
over bepaalde feiten en op grond van de beschikbare gegevens door het college niet
kan worden vastgesteld van welke lezing moet worden uitgegaan, de klacht met betrekking
tot het desbetreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit berust niet
op de opvatting dat het woord van een klager minder geloof verdient dan dat van de
beklaagde dierenarts, maar op het uitgangspunt dat het oordeel omtrent de tuchtrechtelijke
verwijtbaarheid van het veterinair handelen of nalaten waarover is geklaagd, zijn
grondslag behoort te vinden in feiten en omstandigheden die als vaststaand kunnen
worden aangenomen. Een tuchtrechtelijke maatregel kan slechts op zodanige feiten en
omstandigheden worden gebaseerd.
5.3. Vast staat dat klaagster beklaagde verwijt dat klaagster in het weekend van 5
en 6 februari 2022 niet met haar hond bij de dierenartsenpraktijk terecht kon althans
dat beklaagde niet zou hebben aangeboden aan klaagster om met haar hond naar de dierenartsenpraktijk
te komen voor veterinaire zorg, terwijl er in de visie van klaagster sprake was van
een noodsituatie. Klaagster stelt zich op het standpunt dat zij gedurende het telefoongesprek
heeft aangegeven dat haar hond extreme bloedneuzen had en dat er plassen met bloed
op de grond lagen. Volgens beklaagde bleek uit het telefoongesprek niet dat er sprake
was van een levensbedreigende situatie die onmiddellijke handelingen vereiste. Klaagster
heeft namelijk volgens beklaagde aangegeven dat haar hond vaker last had van bloedneuzen
en dat die bloedneuzen meestal vanzelf overgingen.
5.4. Het college oordeelt als volgt. Partijen spreken elkaar tegen over de inhoud
van het telefoongesprek. Voor het college blijft het daardoor onduidelijk hoe het
telefoongesprek in het weekend van 5 en 6 februari 2022 precies is verlopen. Het college
heeft op basis van de repliek van klaagster wel kunnen vaststellen dat klaagster door
beklaagde op de hoogte was gesteld dat klaagster € 70 tot € 100 moest betalen als
klaagster langs zou komen bij de dierenartsenpraktijk. Het college leidt hieruit af
dat beklaagde wel de gelegenheid heeft geboden aan klaagster om langs te komen bij
de dierenartsenpraktijk.
5.5. Gelet op het voorgaande is het college van oordeel dat er geen sprake is geweest
van een veterinair tekortschieten door beklaagde dat tuchtrechtelijke consequenties
zou moeten hebben. De klacht tegen beklaagde wordt aldus ongegrond verklaard.
6. DE BESLISSING
Het college:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de
leden-dierenartsen drs. M. Lockhorst, drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. C.J. van Woudenbergh
en J.A.M. van Gils, en uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.