ECLI:NL:TDIVTC:2023:44 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2022/53, 2022/54, 2022/55

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2023:44
Datum uitspraak: 30-11-2023
Datum publicatie: 10-04-2024
Zaaknummer(s): 2022/53, 2022/54, 2022/55
Onderwerp: Katten, subonderwerp: Onderzoek
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Dierenarts X wordt verweten dat zij de door haar tijdens een consult gemaakte röntgenfoto’s van een kat verkeerd heeft geïnterpreteerd en niet heeft geconcludeerd dat de kat ernstig ziek was.Dierenarts Y wordt verweten dat hij onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de terugkerende klachten die de kat had (braakklachten/verminderde eetlust/vermagering), waardoor de kat de juiste zorg en behandeling is onthouden.Dierenarts Z wordt verweten dat hij tijdens een consult onvoldoende onderzoek heeft verricht en in zijn diagnosestelling tekort is geschoten.Klachten ongegrond.

W,                                                                   klaagster,

tegen

dierenarts X,                                                beklaagde sub 1         (zaaknummer 2022/53)

dierenarts Y,                                                beklaagde sub 2         (zaaknummer 2022/54)

dierenarts Z,                                                beklaagde sub 3         (zaaknummer 2022/55)

1. DE PROCEDURE

Het college heeft in de drie zaken kennisgenomen van het klaagschrift en het gezamenlijke verweerschrift van beklaagden. Partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling op 31 augustus 2023. Beklaagden hebben zich met voorafgaande kennisgeving voor de zitting afgemeld. Klaagster is zonder voorafgaande kennisgeving niet verschenen. De zaken zijn door het college in raadkamer besproken en er is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

2.1. Dierenarts X wordt verweten, zakelijk weergegeven, dat zij de door haar tijdens een consult op 20 oktober 2020 gemaakte röntgenfoto’s van de kat van klaagster verkeerd heeft geïnterpreteerd en niet heeft geconcludeerd dat de kat ernstig ziek was.

2.2. Dierenarts Y wordt verweten, zakelijk weergegeven, dat hij onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de terugkerende klachten die de kat had (braakklachten/verminderde eetlust/vermagering), waardoor de kat de juiste zorg en behandeling is onthouden.

2.3. Dierenarts Z wordt verweten, zakelijk weergegeven, dat hij tijdens een consult op 11 april 2022 onvoldoende onderzoek heeft verricht en in zijn diagnosestelling tekort is geschoten.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de kat van klaagster, die ten tijde van de eerste gebeurtenissen die tot de onderhavige procedure hebben geleid ongeveer 17 jaar oud was.

3.2. Op 31 maart 2020 is klaagster op consult geweest bij dierenarts Y, omdat de kat slecht at en was afgevallen. De dierenarts heeft een bloedonderzoek uitgevoerd, waaruit een geringe verhoging van het ureum- en ALAT-gehalte (alanine aminotransferase) naar voren kwam. Er is Meloxidyl (pijnstillend/ontstekingsremmend) voorgeschreven.

3.3. Op 20 oktober 2020, meer dan 6 maanden later, heeft er een consult bij dierenarts X plaatsgevonden. De kat was weer afgevallen en maakte een afwijkend, kreunend geluid, waarschijnlijk afkomstig vanuit het keelgebied. Deze dierenarts heeft een echo van de buik gemaakt en röntgenfoto’s van de borstholte. Bij het röntgenonderzoek is vastgesteld dat er wat ingeslikte lucht in de maag aanwezig was, maar zijn er verder geen bijzonderheden geconstateerd. Met betrekking tot de echo is blijkens het patiëntenverslag het volgende waargenomen: een kleine cyste (22mm) in de schors van de linker nier en een ‘vlekkerig’ beeld van de lever (geen hepatomegalie). Verder was er in de ape van de galblaas veel ‘sludge’ aanwezig, maar was er geen sprake van een verdikking van de galblaaswand of overige bijzonderheden met betrekking tot het maagdarmkanaal en de blaas. Er is een bloedonderzoek verricht, waaruit bleek dat het ureumgehalte ten opzichte van de bloeduitslag van 31 maart 2020 niet was veranderd, dat het ALT-gehalte iets verder was verhoogd en dat ook het AF-gehalte (alkalische fosfatase) wasverhoogd. Deze dierenarts concludeerde dat de bloeduitslag niet abnormaal of zorgwekkend was voor de op leeftijd zijnde kat.

3.4. Op 31 maart 2021 is de kat na onderzoek symptomatisch behandeld in verband met braakklachten en een gebrek aan eetlust. In dat verband is er Cerenia voorgeschreven. In de periode hierna heeft klaagster regelmatig Cerenia opgehaald aan de balie van de praktijk.

3.5. Bij een consult op 1 september 2021 bij dierenarts Y bleek dat de kat weer wisselvallig at. Verder had de kat een bultje met talg in de rechterlies, dat leeg is geknepen. Als de patiëntenkaart wordt gevolgd, dan is er over een bloedonderzoek gesproken, maar gaf  klaagster er de voorkeur aan om de kat eerst symptomatisch met medicatie te behandelen. In dat verband is per injectie Prevomax (tegen braakklachten) en Dexadreson (ontstekingsremmend) aan de kat toegediend.

3.6. Op 11 april 2022 heeft een consult bij dierenarts Z plaatsgevonden, omdat de kat al 3 dagen niet meer had gegeten en gedronken. Blijkens de patiëntenkaart is een symptomatische behandeling ingesteld, waarbij per injectie CatosalMetabol (ter bevordering van de stofwisseling/vitamine B12) en Prevomax aan de kat is toegediend. Daarbij is aangegeven dat, als er binnen 2 à 3 dagen geen verbetering zou optreden, nader onderzoek nodig was.

3.7. De volgende dag, op 12 april 2022, heeft er een consult plaatsgevonden bij een collega dierenarts van de praktijk (niet zijnde een van beklaagden), omdat de kat nog steeds niet had gegeten  en er geen verbetering was opgetreden ten opzichte van de vorige dag. Na een algemeen klinisch onderzoek en een bloedonderzoek is vastgesteld dat er sprake was van nierfalen, afwijkende leverwaarden en uitdroging. De vooruitzichten werden dermate slecht ingeschat dat de optie euthanasie is besproken. Klaagster wilde dat de kat nog werd behandeld en er is door middel van een infuus fysiologisch zout toegediend en per injectie Prevomax en Mirtazapine (eetlustopwekkend). Afgesproken werd dat, als er geen verbetering zou optreden, de kat de volgende dag zou worden opgenomen op de praktijk.

3.8. Die volgende dag, 13 april 2022, is de kat op de praktijk opgenomen voor in beginsel drie dagen. De kat heeft een infuusbehandeling gekregen en er is een echo van de buik gemaakt. Uit de echo kwam naar voren dat de kat veel vocht in de buikholte had, mogelijk veroorzaakt door een tumor. Er is geadviseerd om de kat niet verder meer te behandelen en er is over euthanasie gesproken. Klaagster heeft de kat die dag van de praktijk opgehaald.

3.9. Klaagster heeft diezelfde dag ook de patiëntenkaart bij de praktijk opgevraagd en vervolgens de op 20 oktober 2020 door dierenarts X gemaakte röntgenfoto’s laten beoordelen door een dierenarts van een andere praktijk in het kader van een second opinion. Volgens klaagster heeft deze dierenarts geconcludeerd dat op die röntgenfoto’s het volgende te zien was: lucht in de maag en darmen, een vergroot hart en stroken langs de longen. Klaagster stelt dat de second opinion dierenarts heeft geconcludeerd dat de twee laatste waarnemingen op hartproblemen duidden en de lucht in de maag en darmen op benauwdheid of op een verstopping.

3.10. Uit de stukken heeft het college begrepen dat de kat enkele dagen later, op 15 april 2022, is geëuthanaseerd.

3.11. Op 14 juli 2022 heeft klaagster een klacht bij de praktijk van beklaagden ingediend over de onderzoeken en de behandeling van de kat aldaar. Hierop is op 5 augustus 2022 schriftelijk gereageerd. Aan klaagster is aangeboden om de in haar visie door dierenarts X verkeerd geïnterpreteerde röntgenfoto’s door een onafhankelijke door klaagster te kiezen radiologisch veterinair specialist te laten beoordelen. Hiermee is klaagster akkoord gegaan. Deze radioloog heeft op 26 augustus 2022 de betreffende röntgenfoto’s beoordeeld en daarbij geconstateerd dat de luchtpijp, het keelgebied, het hart en de dunne darmen er normaal uitzagen. De longen toonden volgens de radioloog hooguit een milde sluiering, maar het longveld zag er verder helder en normaal uit. Er was ingeslikte lucht zichtbaar in de slokdarm, maag, buik en de dikke darm, hetgeen volgens de radioloog niet afwijkend of verontrustend hoefde te zijn. Per saldo concludeerde deze veterinair radioloog dat er op grond van de röntgenfoto’s alleen aanwijzingen waren voor chronische bronchitis.

3.12. In de onderhavige tuchtprocedures wordt beklaagden verweten dat zij tekort zijn geschoten in de aan de kat verleende veterinaire zorg.

4. HET VERWEER

Beklaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Op hun verweren zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagden tekort zijn geschoten in de zorg die zij als dierenartsen hadden behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klaagster, met betrekking tot welk dier hun hulp was ingeroepen, dan wel of zij anderszins tekort zijn geschoten in de uitoefening van hun beroep, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Naar vaste jurisprudentie wordt bij de beantwoording van die vraag niet getoetst of de meest optimale zorg is verleend, maar geldt als criterium of een dierenarts in de specifieke omstandigheden van het geval en in retrospectief bezien, als redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot is opgetreden.Verder geldt in het veterinair tuchtrecht als uitgangsput dat een dierenarts alleen verantwoordelijk kan worden gehouden voor het eigen veterinair handelen en niet voor het handelen van collegae. Het college zal de klachten per dierenarts bespreken.

Ten aanzien van dierenarts X (zaaknummer 2022/53)

5.2. Beklaagde wordt verweten dat zij de door haar tijdens het consult op 20 oktober 2020 gemaakte röntgenfoto’s onjuist heeft geïnterpreteerd. Klaagster heeft daarbij gesteld dat de nadien door haar voor een second opinion benaderde dierenarts heeft geconcludeerd dat er op die röntgenfoto’s ingeslikte lucht in de maag en darmen zichtbaar was, hetgeen zou wijzen op benauwdheid of verstopping, dat het hart vergroot was en er een strook langs de longen te zien was, hetgeen zou wijzen op hartproblemen.

5.3. Gebleken is dat beklaagde bij de beoordeling van de bedoelde röntgenfoto’s ten aanzien van de longen, het hart en het keelgebied geen bijzonderheden heeft geconstateerd. Zij heeft wel ingeslikte lucht in de maag waargenomen. Per saldo heeft beklaagde geen verontrustende bijzonderheden vastgesteld en het college stelt vast dat haar bevindingen achteraf door de op 26 augustus 2022 ingeschakelde radiologisch specialist in wezen zijn bevestigd en daarbij aansluiten. Op grond hiervan ziet het college onvoldoende aanleiding om te oordelen dat er sprake is geweest van een onjuiste interpretatie van de bedoelde röntgenbeelden door beklaagde. Daarbij geldt overigens dat klaagster weliswaar heeft gesteld dat de door haar voor een second opinion benaderde dierenarts met betrekking tot de röntgenfoto’s tot een andere conclusie kwam, echter heeft zij daarvan in onderhavige procedure geen enkel bewijs in de vorm van bijvoorbeeld een verslag in het geding gebracht. Klaagster heeft haar stelling in dezen daarmee onvoldoende onderbouwd. De klacht tegen dierenarts X acht het college ongegrond.

Ten aanzien van dierenarts Y (zaaknummer 2022/54)

5.4. Het college stelt vast dat met betrekking tot de recidiverende eet- en vermageringsklachten van de kat is gebleken dat beklaagde alleen betrokken is geweest bij twee consulten, te weten op 31 maart 2021 en 1 september 2021. Beklaagde wordt verweten dat hij met betrekking tot deze klachten onvoldoende onderzoek heeft verricht en dat hij niet eerder heeft vastgesteld dat de kat ernstig ziek was.

5.5. Voor zover beklaagde meer algemeen wordt verweten dat hij niet eerder heeft geconcludeerd dat de kat ernstig ziek was, kan dit klachtonderdeel naar het oordeel van het college niet slagen. Daarbij neemt het college in aanmerking dat dit verwijt vooral blijkt te zijn gestoeld op de (beweerdelijke) visie van de door klaagster voor een second opinion benaderde dierenarts, waaruit volgens klaagster naar voren zou zijn gekomen dat de kat al geruime tijd ziek was. Als hiervoor reeds is overwogen heeft klaagster voor die stelling geen verifieerbaar bewijs in het geding gebracht in de vorm van bijvoorbeeld een verslag. Ook zij in dat kader herhaald dat een radiologisch specialist achteraf heeft geoordeeld dat op de röntgenfoto’s die op 20 oktober 2020 zijn gemaakt geen afwijkingen zichtbaar waren, behoudens chronische bronchitis.

5.6. Tijdens het consult op 31 maart 2021 had de kat verminderde eetlust en was (minimaal) afgevallen. Beklaagde heeft bij zijn klinisch onderzoek onder meer de buik bevoeld en daarbij geen bijzonderheden vastgesteld. Hij heeft ook bloedonderzoek verricht, waaruit enkel een licht verhoogde ureum- en ALT-gehalte naar voren kwam. Beklaagde heeft op dat moment (nog) geen diagnose gesteld. Gelet op het feit dat dit de eerste keer was dat de kat last had van verminderde eetlust en het bloedbeeld niet noemenswaardig afwijkend en niet direct verontrustend was, is het college van oordeel dat beklaagde niet verwijtbaar heeft gehandeld door in eerste instantie te volstaan met een symptomatische behandeling in de vorm de inzet van pijnstillende en ontstekingsremmende medicatie.

5.7. Beklaagde wordt voorts verweten dat hij in de periode hierna nader onderzoek had moeten uitvoeren, aangezien de kat om de zoveel tijd braakklachten en verminderde eetlust had en ook vermagerde. Volgens klaagster werd haar bij de contacten met de praktijk steeds  gezegd dat de kat in gewicht moest aankomen en al op leeftijd was en dat de kat alleen infuustherapie en medicatie tegen het braken kreeg. Uit de stukken volgt dat beklaagde enkel nog bij de behandeling van deze klachten betrokken is geweest tijdens een  consult op 1 september 2021. Beklaagde stelt toen een bloedonderzoek te hebben aangeboden, hetgeen ook in de patiëntenkaart staat vermeld, maar dat klaagster er de voorkeur aan gaf om de kat symptomatisch te behandelen. Het college kan niet anders dan concluderen dat er tegenspraak is over het al dan niet aanbieden van nader onderzoek. Naar vaste tuchtrechtspraak geldt dat, wanneer partijen elkaar tegenspreken over bepaalde feiten en op grond van de beschikbare gegevens door het college niet kan worden vastgesteld van welke lezing moet worden uitgegaan, de klacht met betrekking tot het desbetreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit berust niet op de opvatting dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van beklaagde, maar op het uitgangspunt dat het oordeel omtrent de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van het veterinair handelen of nalaten waarover is geklaagd, zijn grondslag behoort te vinden in feiten en omstandigheden die als vaststaand kunnen worden aangenomen. Een tuchtrechtelijke maatregel kan slechts op zodanige feiten en omstandigheden worden gebaseerd. Het is voor het college niet vast komen te staan dat beklaagde tijdens het bewuste consult geen nader (bloed)onderzoek naar de bedoelde klachten van de kat heeft willen verrichten.

5.8. Op grond van het voorgaande wordt de klacht tegen dierenarts Y ongegrond verklaard.

Ten aanzien van dierenarts Z (zaaknummer 2022/55)

5.9. Ook deze dierenarts wordt verweten onvoldoende onderzoek te hebben verricht naar de klachten van de kat en dat hij niet van de juiste diagnose is uitgegaan. Uit de stukken is gebleken dat beklaagde alleen betrokken geweest bij een consult op 11 april 2022, ruim zeven maanden na het laatste feitelijke bezoek van klaagster met de kat aan de praktijk. De kat had op dat moment geen eetlust en dronk niet. Hoewel de patiëntenkaart summier is ingevuld, ziet het college geen reden om in twijfel te trekken dat beklaagde de kat algemeen klinisch heeft onderzocht, waarbij geen bijzonderheden zijn gebleken, en dat hij de buik heeft gepalpeerd, die dun, soepel en leeg aanvoelde. Het college kan volgen dat beklaagde op basis van zijn onderzoeksbevindingen eerstens heeft gekozen voor een symptomatische behandeling middels injecties met Prevomax en CatosalMetabol. Beklaagde heeft daarbij bovendien aangegeven dat, als er binnen 2 à 3 dagen geen verbetering zou optreden, nader onderzoek nodig was. Tot slot neemt het college in aanmerking dat de kat ongeveer zeven maanden eerder voor nagenoeg dezelfde klachten eveneens symptomatisch was behandeld (met Prevomax en Dexadreson) en dat deze behandeling -zo valt uit het dossier af te leiden- effect sorteerde. Op grond van het voorgaande wordt de klacht tegen dierenarts Z ongegrond verklaard.

5.10. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

6. DE BESLISSING

Het college:

In de zaken met de nummers 2022/53, 2022/54 en 2022/55;

verklaart de klachten ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs.B.J.A. Langhorst-Mak, drs. J.A.M. van Gils en drs. C.J. van Woudenbergh en uitgesproken in het openbaar op 30 november 2023.