ECLI:NL:TDIVTC:2023:41 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2022-49

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2023:41
Datum uitspraak: 31-08-2023
Datum publicatie: 27-03-2024
Zaaknummer(s): 2022-49
Onderwerp: Honden, subonderwerp: Onderzoek
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Beklaagde wordt verweten, in hoofdzaak, dat zij bij een operatie ter verwijdering van de baarmoeder van een hond de ureter heeft afgebonden met als gevolg dat de rechter nier ontstoken is geraakt. Klacht gegrond, waarschuwing volgt.

X,                                                                   klaagster

tegen:

dierenarts Y,                                                 beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 mei 2023. Alleen klaagster was daarbij aanwezig, tezamen met haar echtgenoot en dochter. Beklaagde heeft zich voor de zitting afgemeld. Hierna is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, in hoofdzaak, dat zij bij een operatie ter verwijdering van de baarmoeder van de hond van klaagster de ureter heeft afgebonden met als gevolg dat de rechter nier ontstoken is geraakt.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een kruising van circa 28 kilogram, genaamd Z en geboren op 22 december 2018.

3.2. Op 12 augustus 2021 heeft er een consult bij beklaagde plaatsgevonden omdat de hond uitvloeiing uit de vulva had. Beklaagde vermoedde op basis van de symptomen die de hond had dat er sprake was van een baarmoederontsteking. Beklaagde heeft de hond geopereerd en daarbij vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een baarmoederontsteking en de baarmoeder verwijderd.

3.3. In de hierna navolgende periode heeft klaagster diverse keren contact opgenomen met de praktijk. De hond had na de operatie wisselende klachten, zoals lusteloosheid, gebrek aan eetlust, donkere, stinkende urine en er kwam slijm uit de vulva. Over deze klachten is met name telefonisch of aan de balie van de praktijk contact geweest.

3.4. Op 31 maart 2022 is klaagster met de hond, die toen hoge koorts had, voor een consult naar de praktijk gekomen. Beklaagde heeft tijdens dat consult een echo van het abdomen gemaakt en daarbij een ontstoken nierbekken (pyelonefritis) vastgesteld. Beklaagde heeft aan klaagster voorgesteld om een exploratieve laparotomie uit te voeren en daarbij aangegeven dat dit een gecompliceerde en risicovolle operatie betrof. Beklaagde heeft met klaagster daarnaast de optie euthanasie besproken. Afgesproken werd dat klaagster, indien zij zou kiezen voor een operatie, de hond daartoe de volgende dag, op 1 april 2022, naar de praktijk zou brengen. Beklaagde heeft aan klaagster Metacam (pijnstilling) en Albipen (een antibioticum) meegegeven. 

3.5. Op 1 april 2022 heeft klaagster zich met de hond voor een second opinion tot een andere dierenartspraktijk gewend. De behandelend dierenarts aldaar heeft een echo gemaakt en een punctie verricht. Uit het echografisch onderzoek kwam blijkens het patiëntenverslag naar voren dat de rechter nier was gevuld met neerslag die overliep in een wijde ureter die kronkelend voorbij de blaas in de vagina uitkwam. Deze dierenarts concludeerde dat er sprake was van een ontstoken (rechter) nier en een sterk verdikte ureterwand en dat zowel de rechternier als de ureter moesten worden verwijderd. Klaagster is met de hond verwezen naar een tweedelijnskliniek, waar de rechter nier, het nierkapsel, de ureter en het meest craniale deel van de cervix operatief zijn verwijderd. De tweedelijnskliniek heeft de verwijderde ureter en een kweek van de pus uit de rechter nier voor (histopathologisch) onderzoek naar het Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum verzonden.

3.6. Op basis van de elders verrichte onderzoeken heeft beklaagde erkend dat zij zeer waarschijnlijk tijdens de operatie ter verwijdering van de baarmoeder abusievelijk de ureter heeft afgebonden bij de stomp van de uterus, waardoor de rechternier ontstoken is geraakt.

3.7. In de periode hierna is vanuit de praktijk van beklaagde meermaals contact gezocht met klaagster. Beklaagde was op dat moment wegens persoonlijke omstandigheden niet werkzaam, waardoor met name haar collega de gesprekken heeft gevoerd. Op 9 mei 2022 heeft beklaagde op de praktijk met klaagster gesproken en daarbij aangegeven dat zij een kunstfout had gemaakt tijdens de operatie. Na dit gesprek is het dossier naar de aansprakelijkheidsverzekeraar van de praktijk verzonden en is er met klaagster een financiële regeling getroffen. Hiernaast is klaagster de onderhavige tuchtprocedure gestart. Ter zitting is door klaagster verklaard dat de gezondheidssituatie van de hond na het verwijderen van de nier en de ureter wisselend is.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft schriftelijk verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, dan wel of zij anderszins tekort is geschoten in de uitoefening van haar beroep, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.2. Klaagster verwijt beklaagde dat zij na het consult dat op 31 maart 2022 heeft plaatsgevonden met de hond naar huis is gestuurd. Ondanks dat na echografisch onderzoek is vastgesteld dat de hond een ontstoken nierbekken, een ureter met purulente inhoud en daarnaast hoge koorts had, is voor het college niet gebleken dat er sprake was van een acute, levensbedreigende situatie, waarbij terstond ingrijpen en het verlenen van spoedhulp noodzakelijk was. Beklaagde heeft de hond met klaagster mee naar huis laten gaan om haar de mogelijkheid te bieden om na te denken over de twee voorgestelde opties, te weten een exploratieve laparotomie of de keuze voor euthanasie, en klaagster kon de volgende dag om 9.00 uur bij de kliniek terecht indien zij voor een operatie koos. Daarmee heeft klaagster naar het oordeel van het college niet onverantwoord lang hoeven wachten op verdere behandeling van de hond. Ter overbrugging van deze periode heeft beklaagde passende medicatie voorgeschreven. Het college ziet op grond hiervan onvoldoende aanleiding om te oordelen dat beklaagde een tuchtrechtelijk verwijt treft waar zij de hond na het bewuste consult met klaagster mee naar huis heeft laten gaan.

5.3. Niet ter discussie staat dat de door beklaagde op 21 augustus 2021 uitgevoerde operatie niet naar behoren is verlopen. Op basis van de onderzoeken die er bij de opvolgend dierenartsenpraktijken en het extern laboratorium zijn uitgevoerd, is voldoende vast komen te staan dat beklaagde de ureter tijdens de operatie ter verwijdering van de baarmoeder ten onrechte heeft afgebonden bij de stomp van de uterus en dat als gevolg daarvan de rechternier ontstoken is geraakt. Beklaagde heeft ook erkend dat zij een fout heeft gemaakt door de ureter abusievelijk  af te binden. Het college ziet geen reden om hier anders over te oordelen. De klacht is in zoverre gegrond. Het college laat bij dit oordeel in het midden of er bij beklaagde reeds tijdens de operatie op 12 augustus 2021 persoonlijke omstandigheden speelden, waardoor zij haar werk niet naar behoren heeft kunnen uitvoeren.

5.4. Voor zover nog over andere kwesties is geklaagd, vallen deze verwijten ofwel buiten de reikwijdte van het tuchtrecht, ofwel zijn deze van onvoldoende gewicht om er tuchtrechtelijke consequenties aan te moeten verbinden.

5.5. Samenvattend is het college van oordeel dat beklaagde een kunstfout heeft gemaakt door tijdens de operatie ter verwijdering van de baarmoeder van de hond de ureter af te binden bij de stomp van de uterus, met als gevolg dat de rechternier ontstoken is geraakt. Het college acht na te melden maatregel passend en geboden.

6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht gegrond, in voege als onder 5.5 samengevat;

geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing, als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs. A.C.M. van Heuven-van Kats, drs. J.A.M. van Gils en drs. A. van der Bas en uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2023.