ECLI:NL:TDIVTC:2023:29 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2022/31

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2023:29
Datum uitspraak: 26-05-2023
Datum publicatie: 04-08-2023
Zaaknummer(s): 2022/31
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Dierenarts heeft verwijtbaar nalatig gehandeld doordat hij een na een operatieve ingreep nog niet naar behoren uit de narcose ontwaakte hond te vroeg mee naar huis heeft laten gaan en met betrekking tot de verdere contactmomenten en advisering een te afwachtende houding heeft aangenomen. Volgt berisping.

X,     klaagster,

tegen

Y,      beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek en van daarna door klaagster nog ingezonden digitale videobestanden. Bij de mondelinge behandeling is de partner van klaagster verschenen. Beklaagde heeft zich voor de zitting afgemeld. Na de zitting is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, naar de kern genomen, dat hij de hond van klaagster na een gebitsbehandeling en het verwijderen van twee wratten te vroeg mee naar huis heeft gegeven en in de verdere nazorg en advisering tekort is geschoten.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1 Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een Chihuahua, geboren op 1 juli 2013.

3.2 In de ochtend van 15 april 2022 heeft beklaagde bij de hond een gebitsbehandeling uitgevoerd waarbij er onder narcose gebitselementen zijn geëxtraheerd. Hiernaast zijn er twee wratten verwijderd, een op de linker voorpoot en een op de staartbasis. In de patiëntenkaart is met betrekking tot de gezondheidstoestand van de hond na de operatie vermeld: “Recovery is een beetje traag, inj. Sedastop. Lichte tremoren in de opnamekooi.”

3.3 Klaagster is na de ingreep vanuit de praktijk gebeld om de hond op te komen halen. Klaagster stelt dat zij bij aankomst op de praktijk, omstreeks 12:30 uur, zag dat de hond nog erg versuft was en dat zijn lijf continue trilde. De lezingen van partijen lopen uiteen over hetgeen is besproken over het eventueel langer op de praktijk in de opname houden van de hond. De hond is die middag met klaagster mee naar huis gegaan.

3.4 Klaagster heeft beschreven dat de hond thuis nog erg versuft was, bleef trillen, zwaarder ademde dan normaal en dat zijn linker poot opgezet was. Omdat zij de situatie niet vertrouwde, heeft ze omstreeks 16:00 uur via Whatsapp contact opgenomen met beklaagde met de vraag of de zware ademhaling en de gezwollen poot wel normaal waren en heeft zij daarvan ook videobeelden naar beklaagde gestuurd. Blijkens de stukken heeft beklaagde via Whatsapp geantwoord dat de verschijnselen niet helemaal normaal waren, maar dat hij dacht dat het aan de narcose lag en heeft hij het advies gegeven om het verband van de poot te verwijderen, omdat dat mogelijk knelde.

3.5 Enige tijd nadien, omstreeks 18:00 uur, heeft klaagster beklaagde een Whatsapp- bericht gestuurd waarin ze nogmaals haar zorgen heeft geuit over de hond, die trilaanvallen bleef houden en nog steeds niet kon lopen. Beklaagde heeft een Whatsapp-bericht terug gestuurd, waarin hij aangaf dat de hond blijkbaar nog last had van de narcose en dat dit redelijk zeldzaam was. Beklaagde heeft in dit bericht geschreven: “Ik kan hem opnemen als je dat wilt, maar kan op dit moment niet veel meer doen dan opnemen op warmtemat, met zuurstof en afwachten tot de narcose helemaal is uitgewerkt”. Klaagster heeft vervolgens gevraagd of er iets fout kon gaan als ze haar hond thuis zou houden, waarop beklaagde heeft aangegeven dat hij dit niet verwachtte en dacht dat alleen de narcose moest uitwerken, waarbij is geadviseerd om de hond warm te houden en af en toe een beetje water te geven.

3.6 Klaagster heeft vervolgens omstreeks 19:00 uur een Whatsapp-bericht naar beklaagde gestuurd en gemeld dat de klachten aanhielden en daarbij een video-opname meegestuurd, waarop te zien was dat de hond nog steeds erg trilde. Beklaagde reageerde hierop met de vraag: “Zal ik hem opnemen?”. Het college heeft uit de stukken begrepen dat partijen vervolgens nog mondeling telefonisch contact hebben gehad. Omstreeks 19:30 uur heeft klaagster een Whatsapp-bericht naar beklaagde gestuurd waarin zij heeft gevraagd om een verwijzing naar een tweedelijns kliniek en waarin zij aangaf daar met de hond al naartoe onderweg te zijn.

3.7 Bij de tweedelijnskliniek is de hond opgenomen. Uit de patiëntenverslaglegging van deze kliniek is onder andere gebleken dat de hond bij aankomst oververhit was, tremoren had, hypokaliëmie (te lage concentratie kalium in het bloed) en epileptiforme aanvallen. De hond is aan een infuus gelegd en heeft zuurstof toegediend gekregen en is met medicatie behandeld. Na een opname en behandeling van drie dagen heeft klaagster de hond van de kliniek opgehaald.

3.8 Klaagster heeft hierna contact opgenomen met beklaagde en daarbij haar onvrede geuit over het in haar ogen na de operatie te vroeg mee naar huis geven van de hond en de wijze waarop de nazorg en het contact via Whatsapp en telefonisch was verlopen. De reactie van beklaagde heeft de bij klaagster bestaande onvrede daarover niet kunnen wegnemen. Hierna is klaagster de onderhavige tuchtprocedure gestart.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft schriftelijk verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1 In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.2 De lezingen van partijen lopen uiteen over de vraag of beklaagde, toen klaagster na de operatie op de praktijk aankwam om de hond op te halen, heeft voorgesteld om de hond langer op de praktijk te houden omdat hij onvoldoende en niet goed uit de narcose was ontwaakt. Volgens klaagster heeft zij gevraagd of het niet beter was om de hond langer op de praktijk onder toezicht te laten bijkomen uit de narcose, waarop beklaagde aangaf dat dit een mogelijkheid betrof, maar dat zij haar hond ook gewoon mee naar huis kon nemen. Beklaagde heeft daartegenover gesteld dat hij aan klaagster heeft gevraagd of hij de hond langer op de praktijk moest opnemen, maar dat klaagster dit niet wilde. Hoe het ook zij, voldoende gebleken is dat de hond nog versuft was, niet kon staan en last had van tremoren. Ook uit de eigen notities van beklaagde in de patiëntenkaart volgt dat de hond nog niet naar behoren uit de narcose was ontwaakt. Het onder die omstandigheden meegeven van een dier aan de eigenaar betreft naar het oordeel van het college geen veterinair verantwoord handelen. Beklaagde heeft naar het oordeel van het college onvoldoende de regie over de nazorg gehouden en aan klaagster dienen te benadrukken dat het mee naar huis geven van de hond in de beschreven toestand risicovol kon zijn en het had in de rede gelegen de hond langer op de praktijk te houden. De enkel aan klaagster gestelde vraag of zij wilde dat de hond nog op de praktijk zou blijven is naar het oordeel van het college te vrijblijvend geweest. Overigens is niet gebleken dat klaagster niet wilde dat de hond langer in opname zou worden gehouden.

5.3 Ook voor wat betreft de verdere nazorg en advisering tijdens de contactmomenten die er hierna via Whatsapp en telefonisch zijn geweest, is het college van oordeel dat beklaagde een te afwachtende houding heeft aangenomen. Blijkens de stukken is meermaals door klaagster contact gezocht met beklaagde omdat zij zich zorgen maakte over de hond, die zwaar ademde en bleef trillen, hetgeen met ondersteunende videobeelden aan beklaagde is getoond, maar hebben deze contactmomenten niet geleid tot een nadrukkelijk aandringen van beklaagde om met de hond naar zijn praktijk terug te komen voor onderzoek en/of behandeling. Dit had in de visie van het college op basis van de verschijnselen die de hond had in de rede gelegen. Door ook nadien de keuze om de hond op te nemen aan een veterinair niet geschoolde eigenaar te laten, heeft beklaagde de situatie teveel op zijn beloop gelaten en onvoldoende de regie genomen en gehouden over het herstelverloop. 

5.4 Samenvattend is het college van oordeel dat beklaagde de nog niet naar behoren uit de narcose ontwaakte hond met de beschreven verschijnselen te vroeg mee naar huis heeft laten gaan en dat hij ook met betrekking tot de verdere contactmomenten en advisering een te afwachtende houding heeft aangenomen. Na te melden maatregel wordt door het college passend en geboden geacht.

6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht gegrond, als onder 5.4 samengevat;

geeft beklaagde daarvoor een berisping, als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel b, van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs.B.J.A. Langhorst-Mak, drs. A.C.M.. van Heuven-van Kats, en drs. M.J. Wisse en uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2023.