ECLI:NL:TDIVTC:2023:17 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2021/119

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2023:17
Datum uitspraak: 04-04-2023
Datum publicatie: 12-06-2023
Zaaknummer(s): 2021/119
Onderwerp: Overige diersoorten
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Dierenarts heeft onzorgvuldig gehandeld door ten behoeve van een rat zonder voorafgaande klinisch onderzoek een antibioticum voor te schrijven. Waarschuwing.

X,       klager,

tegen

Y,      beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. Bij de mondelinge behandeling van de zaak is alleen beklaagde verschenen. Na de hoorzitting is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, samengevat, dat zij niet adequaat heeft gehandeld met betrekking tot het onderzoek en de behandeling van de zieke rat van klager.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de rat van klager, geboren op 1 juni 2019.

3.2. Op 30 juni 2021 heeft klager de rat bij een collega dierenarts van beklaagde aangeboden omdat klager vermoedde dat de rat een oorontsteking had. Tijdens het klinisch onderzoek bleek dat het rechteroor er onrustig uitzag en dat daar pus in zat, waarbij blijkens de patiëntenkaart dieper gelegen problemen zoals een poliep of een tumor niet werden uitgesloten. De collega dierenarts stelde vast dat het trommelvlies van het oor niet intact was en geperforeerd leek en heeft om die reden geen oorzalf maar een antibioticum, Baytril, voor een toepassingsduur van 3 weken voorgeschreven. Geadviseerd werd om daarna terug te komen voor een controle.  Uit de patiëntenkaart volgt dat er tussentijds via Whatsapp contact is geweest tussen klager en de praktijk, waarbij klager onder meer een vraag heeft gesteld over het afmaken van de voorgeschreven antibioticumkuur.

3.3. Op 20 juli 2021 is klager met de rat bij beklaagde op controle geweest. Uit de anamnese bleek dat de rat wat lethargisch was, iets was afgevallen en moeite had met het eten van haar brokjes. Beklaagde stelde bij inspectie vast dat er met betrekking tot het linkeroor geen bijzonderheden waren, dat het trommelvlies van het rechteroor nog gescheurd leek, maar dat dit oor er verder schoon uitzag en er geen pus meer zichtbaar was. Beklaagde heeft in de patiëntenkaart genoteerd dat de door haar collega voorgeschreven antibioticumkuur effectief werkzaam was geweest en zij heeft een NSAID (Novacam) voorgeschreven.

3.4. In de ochtend van 30 juli 2021 is er telefonisch contact geweest tussen klager en een assistente van de praktijk. Volgens klager leek de rat problemen te hebben met haar evenwicht, hield zij haar kopje naar rechts gedraaid en krabte ze aan haar rechteroor, welk oor (nog) stonk. Klager stelt dat hij eerst aan het einde van de dag een bericht van de praktijk terug kreeg, inhoudende dat men op dat moment niets voor de rat kon doen, dat er een CT-scan nodig was en dat hij werd geadviseerd om daartoe een specifieke bij naam genoemde tweedelijnskliniek te consulteren. Er is door beklaagde wel een recept voor een antibioticumkuur met Novadox (Doxycycline hyclaat) voorgeschreven, welke medicatie door klager bij een andere praktijk is opgehaald.

3.5. De volgende dag, op zaterdag 31 juli 2021, heeft klager contact gehad met een praktijkcollega van beklaagde omdat het minder goed ging met de rat en heeft deze dierenarts pijnstillende medicatie in de vorm van Dexamethason voorgeschreven. Klager heeft gesteld dat hij het vermoeden had dat de rat een hypofysetumor of een middenoorontsteking had.

3.6. Blijkens de patiëntenkaart heeft hierna nog (e-mail)contact tussen klager en de praktijk plaatsgevonden. Klager stelt dat het vanaf maandag 2 augustus 2021 steeds slechter met de rat ging (ze lag alleen op de rechterzij, at en dronk niet meer, tandenknarstte en leek soms buiten bewustzijn). Klager heeft telefonisch contact opgenomen met een andere dierenartsenpraktijk –niet de tweedelijnskliniek die door beklaagde was aanbevolen- met de vraag of daar een CT-scan kon worden gemaakt. Door de betreffende praktijk is gewezen op de kosten van een dergelijk onderzoek en klager is geadviseerd om met de rat op consult te komen, hetgeen hij de volgende dag heeft gedaan. Daarbij constateerde de betrokken dierenarts van die praktijk dat de rat er klinisch dusdanig slecht aan toe was dat euthanasie geïndiceerd was. Klager stelt dat aldaar werd aangegeven dat de rat een hypofysetumor had. De rat is op die dag geëuthanaseerd.

3.7. Op enig moment hierna is klager de onderhavige tuchtprocedure tegen beklaagde gestart.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de rat van klager, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Het college stelt in dit verband allereerst vast dat er geen sectie is verricht, waardoor ongewis is gebleven wat uiteindelijk de precieze doodsoorzaak van de rat is geweest.

5.2. Het college merkt op dat als een van de uitgangspunten in het veterinair tuchtrecht geldt dat een dierenarts in tuchtrechtelijk zin alleen verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn of haar eigen veterinair handelen en niet voor het handelen van collega’s. Nu beklaagde alleen bij het consult op 20 juli 2021 en bij de gang van zaken op 30 juli 2021 betrokken is geweest, zal het college haar veterinair handelen op die dagen in deze tuchtprocedure beoordelen.

5.3. Tussen partijen is niet in geschil dat de rat op 30 juni 2021 door een collega van beklaagde was onderzocht, die had vastgesteld dat de rat met betrekking tot het rechteroor een geperforeerd trommelvlies leek te hebben en die in dat kader voor een periode van drie  weken een behandeling met het antibioticum Baytril had voorgeschreven.

5.4. Op 20 juli 2021 is de rat door klager bij beklaagde ter controle aangeboden. De rat bleek toen wat lethargisch, was iets afgevallen en had moeite met het eten van haar brokjes. Bij inspectie stelde beklaagde vast dat het trommelvlies van het rechteroor nog gescheurd was, maar dat dit oor er verder schoon uitzag en daarin geen pus meer zichtbaar was. Ter zitting heeft beklaagde desgevraagd verklaard ook het gebit te hebben geïnspecteerd en daarbij geen bijzonderheden te hebben vastgesteld. Het college trekt de door beklaagde beschreven onderzoeksbevindingen tijdens dit consult niet in twijfel en kan volgen dat beklaagde heeft geconcludeerd dat de door haar collega voorgeschreven antibioticumkuur tot verbetering had geleid en goed werkzaam was geweest. Het college kan zich verder verenigen met de keuze van beklaagde om een NSAID (Novacam) voor te schrijven in verband met mogelijke oor- of hoofdpijn tengevolge van het nog niet herstelde trommelvlies en om daarmee de eetlust te verbeteren. Voor zover klager heeft gesteld dat Novacam in een te lage dosering is voorgeschreven heeft beklaagde, met verwijzing naar de doseringswijzer van de fabrikant AST FARMA, naar het oordeel van het college afdoende toegelicht dat de voorgeschreven dosering niet ongebruikelijk of onjuist is geweest.

5.5. Voor wat betreft het handelen van beklaagde op 30 juli 2021 heeft klager gesteld dat hij die dag al vroeg in de ochtend telefonisch contact heeft opgenomen met de praktijk, maar eerst in de avond en eerst nadat hij daar zelf weer om had verzocht, een bericht terug kreeg, waarbij hem werd gemeld dat de praktijk op dat moment niets voor de rat kon doen en dat hij zich tot een specifieke bij naam genoemde tweedelijnskliniek moest wenden voor een CT-scan, waarbij op zijn verzoek door beklaagde nog wel een recept voor een antibioticumkuur met Novadox (Doxycycline) is voorgeschreven. Klager heeft toegelicht dat de rat op die dag wat evenwichtsproblemen leek te hebben, haar kopje scheef naar rechts hield en aan het rechteroor krabte. Klager stelt dat het hem heeft verbaasd dat hij die dag niet is uitgenodigd om naar de praktijk te komen en dat hem nadien bovendien is gebleken dat de tweedelijnskliniek waar hij naartoe werd verwezen niet over een CT-scan beschikt. Verder stelt klager dat hij zelf mocht bepalen welk antibioticum er voor de rat werd voorgeschreven.  

5.6. Beklaagde heeft een andere lezing gegeven over de gang van zaken op 30 juli 2021. Zij stelt dat klager telefonisch contact had opgenomen met een assistente voor informatie en overleg, maar niet concreet om een fysiek consult had verzocht, waardoor de behandeling van andere dieren op die dag voor is gegaan. Beklaagde heeft met zoveel woorden verder gesteld dat klager zelf vermoedde dat de rat een (zeldzaam voorkomende) hypofysetumor had en dat enkel in dat verband is aangegeven dat er een CT-scan nodig zou zijn om die verdenking van klager bevestigd te krijgen of uit te sluiten en dat klager meer algemeen is aanbevolen naar de betreffende tweedelijnskliniek te gaan, omdat aldaar meer expertise op het gebied van knaagdieren aanwezig was en (beter) beoordeeld kon worden welk aanvullend onderzoek het meest aangewezen was. Het college kan zich op zichzelf verenigen met die verwijzing, nu er tot dan door beklaagde en haar collega’s van de praktijk steeds aan een infectie werd gedacht, maar de symptomen ondanks behandeling toch recidiveerden en er mogelijk ook een (kwaadaardig) onderliggend ziekteproces kon spelen. Beklaagde heeft die avond nog wel een recept voor een antibioticum, Novadox, voorgeschreven, naar zij heeft gesteld om de tijd te overbruggen tot aan het consult bij de aanbevolen tweedelijnskliniek. Dat klager daarbij, zoals hij heeft gesteld, zelf mocht bepalen welk antibioticum er zou worden ingezet is voor het college niet komen vast te staan. Wel treft beklaagde naar het oordeel van het college het verwijt dat zij dit antibioticum op die dag heeft voorgeschreven zonder de rat tevoren te hebben onderzocht. Beklaagde had de rat immers voor het laatst gezien op 20 juli 2021, dat wil zeggen 10 dagen eerder, en er waren bijkomende andersoortige klachten in de vorm van evenwichtsproblemen. In het licht van de resistentieproblematiek is het niet overeenkomstig de zorgvuldige beroepsuitoefening om antibiotica voor te schrijven zonder een dier eerst klinisch te onderzoeken en een diagnose te stellen met betrekking tot de vermoedelijke bacteriële infectie. Dat de rat, zoals beklaagde heeft gesteld, eerder goed had gereageerd op Doxycycline leidt niet tot een andere conclusie. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit de stukken is gebleken dat dit antibioticum geruime tijd eerder, in april/mei 2021, was ingezet in verband met andere klachten, te weten respiratoire, en niet voor de klachten waar de rat in juli 2021 mee kampte.  

5.7. Samenvattend kan beklaagde worden verweten dat zij met betrekking tot het op 30 juli 2021 voorgeschreven recept voor Novadox (Doxycycline) niet overeenkomstig de zorgvuldige beroepsuitoefening heeft gehandeld. De klacht is in zoverre gegrond. Na te melden maatregel wordt door het college passend en geboden geacht.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht deels gegrond, als in 5.7  samengevat;

geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing, als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs. B.A.M. Austie, drs. B.J.A. Langhorst-Mak en drs. J.A.M. van Gils, en uitgesproken in het openbaar op 4 april 2023.