ECLI:NL:TDIVTC:2023:11 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2021/105

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2023:11
Datum uitspraak: 28-04-2023
Datum publicatie: 12-05-2023
Zaaknummer(s): 2021/105
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Dierenarts treft het verwijt dat hij met betrekking tot een kat, die ruim 2,5 maand in opname op zijn praktijk heeft verbleven, onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de oorzaak van  het gewichtsverlies van de kat. Waarschuwing.

X,       klaagster,

tegen

Y,       beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 januari 2023. Beklaagde is verschenen, vergezeld door een assistente van zijn praktijk. Klaagster is niet verschenen. Na de zitting is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt, in hoofdzaak en zakelijk weergegeven, verweten dat hij met betrekking tot de kat van klaagster, die ruim 2,5 maand in opname op zijn praktijk heeft verbleven, tekort is geschoten in zijn onderzoek, diagnostiek en behandeling.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1 Het gaat in deze zaak om de kat van klaagster, die ten tijde van de gebeurtenissen die tot onderhavige klacht hebben geleid ongeveer 14 jaar oud was. Uit de stukken is gebleken dat klaagster in deze periode professioneel werd begeleid.

3.2 Het normale gewicht van de kat bedroeg ongeveer 6 kilogram. Op 17 april 2021 is klaagster bij beklaagde op consult geweest omdat de kat erg was vermagerd. Beklaagde heeft, naast een klinische beoordeling, een bloedonderzoek uitgevoerd, waaruit nadien bleek dat de nier- en leverwaarden (licht) afwijkend waren. Er is dieetvoer en Semintra (bloeddrukverlagende medicatie) voorgeschreven. De kat is na het consult weer met klaagster mee naar huis gegaan.

3.3 Omstreeks 1 mei 2021 constateerde klaagster dat de kat 4,3 kilogram woog. Omdat de kat in de periode hierna verder vermagerde, heeft er op 28 mei 2021 opnieuw een consult bij beklaagde plaatsgevonden. De kat is die dag in overleg opgenomen op de praktijk van beklaagde in verband met het gewichtsverlies en om de kat zonodig te dwangvoeren.

3.4 Beklaagde heeft toegelicht dat in de eerste dagen van de opname bleek dat de kat veel honger had en het aangeboden voer gulzig opat, waardoor dwangvoeren niet nodig was. Het gewichtsverlies werd om die reden door beklaagde geweten aan het feit dat de kat in de thuissituatie onvoldoende at en mogelijk onvoldoende voer aangeboden kreeg.

3.5 Gedurende de opname sterkte de kat aan en met klaagster is afgesproken dat de kat op 18 juni 2021 van de praktijk kon worden opgehaald. Deze afspraak is echter niet doorgegaan, omdat de kat de dag ervoor, op 17 juni 2021, diarreeklachten kreeg en daar eerst voor moest worden behandeld. Uit de patiëntenkaart volgt dat beklaagde uitging van een darmontsteking en dat de kat aan een infuus is gelegd en Pro-Kolin (medicatie tegen diarree) toegediend heeft gekregen.

3.6 Er is een nieuwe afspraak met klaagster gemaakt om de kat op 23 juni 2021 op te komen halen. Gebleken is dat beklaagde hierbij als voorwaarde stelde dat klaagster een formulier zou ondertekenen. Daarin stond onder meer vermeld dat de kat onder controle van de praktijk zou blijven, dat er voeding op voorschrift van en via de praktijk zou worden verstrekt, dat het voeren mede zou worden gecontroleerd door de begeleiding van klaagster en dat de kat wekelijks op de praktijk zou worden gezien. In het formulier stond ook vermeld dat, indien niet aan deze voorwaarden zou worden voldaan, melding zou worden gedaan aan de inspectie. Omdat klaagster het betreffende formulier niet heeft willen ondertekenen, is de kat op 23 juni 2021 niet aan haar meegegeven.

3.7 In de hierop volgende periode heeft klaagster de kat regelmatig op de praktijk van beklaagde bezocht, al dan niet tezamen met haar zoon en/of een begeleider en heeft zij bij ieder bezoek de kat zelf gewogen. De kat woog blijkens de stukken in juni 2021 3,5 kilogram en uit de patiëntenkaart volgt dat de maagdarmklachten recidiveerden.

3.8  Op vrijdag 13 augustus 2021 heeft klaagster tezamen met haar begeleider de praktijk bezocht en hebben zij de kat, buiten het zicht van beklaagde en zonder overleg, van de praktijk meegenomen. De kat woog op dat moment 2,3 kilogram en had toen ongeveer 2,5 maand op de praktijk in opname verbleven. Klaagster heeft diezelfde dag een dierenarts van een andere praktijk geconsulteerd voor een second opinion. Deze dierenarts constateerde dat kat erg mager was, benauwd werd bij inspanning, diarree had en dat de darmen bij palpatie goed voelbaar waren. Bloedonderzoek leverde geen bijzonderheden op. De kat is ontwormd, aan een infuus gelegd en heeft per injectie Dexadreson toegediend gekregen. Omdat deze dierenarts dacht aan darmkanker als mogelijke oorzaak van het gewichtsverlies, is er een afspraak gemaakt voor een echografisch onderzoek op maandag 16 augustus 2021. Daartoe is het echter niet meer gekomen. Op zondag 15 augustus 2021 is de kat overleden. Bij een postmortaal onderzoek op de praktijk van de opvolgend dierenarts heeft deze geconcludeerd dat sprake was van een beeld dat paste bij darmkanker en heeft deze dierenarts dit in een verklaring opgeschreven.

3.9 Klaagster stelt na het overlijden van de kat tevergeefs te hebben gepoogd om met beklaagde in gesprek te komen vanwege haar onvrede over de aan de kat verleende zorg gedurende de opname. Op enig moment hierna is klaagster de onderhavige tuchtprocedure gestart.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1 In het geding is de vraag of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat de in het veterinair tuchtrecht te toetsen zorgvuldigheidsnorm niet zo streng is dat alleen de meest optimale diergeneeskundige zorg voldoet. De maatstaf is dus niet of het handelen van beklaagde beter had gekund, maar of hij in de specifieke omstandigheden van het geval en in retrospectief bezien, als redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot is opgetreden.

5.2 Vast staat dat de kat gedurende een lange periode, te weten meer dan 2,5 maand, op de praktijk van beklaagde in opname heeft verbleven. Gebleken is dat de communicatie tussen beklaagde en klaagster tijdens die opnameperiode slecht en moeizaam verliep. Een aantal verwijten van klaagster hebben hierop betrekking, waaronder het verwijt dat zij ten onrechte werd beticht van verwaarlozing van de kat en dat beklaagde op enig moment niet meer met haar wilde spreken, maar alleen met een van haar begeleiders. Naar vaste jurisprudentie geldt dat klachten over de bejegening van en de communicatie met een diereigenaar door een dierenarts buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht vallen, tenzij de zorg voor het dier hieronder heeft geleden. Door het college kan echter niet worden vastgesteld dat de slechte communicatie tussen partijen invloed heeft gehad op het behandelbeleid en de onder verantwoordelijkheid van beklaagde aan de kat verleende veterinaire zorg. Om die reden zullen de verwijten over de communicatie buiten de beoordeling blijven.

5.3 Beklaagde wordt voorts verweten dat hij gedurende opnameperiode onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de oorzaak van de vermagering c.q. het gewichtsverlies. Zoals hiervoor reeds is vermeld bestond bij beklaagde initieel het vermoeden dat de kat in de thuissituatie te weinig voer aangeboden kreeg. Beklaagde beoogde met de opname dat de kat zou aansterken met kwalitatief goede voeding. Ondanks die intentie van beklaagde heeft klaagster voldoende aannemelijk gemaakt dat de kat, die zij bij haar bezoeken aan de praktijk steeds zelf woog, bleef afvallen. Gelet hierop en nu er hiernaast sprake was van recidiverende diarree, waren naar het oordeel van het college, buiten het onvoldoende eten, ook andere oorzaken voor het gewichtsverlies zeker niet uitgesloten. Hoewel beklaagde ter zitting heeft verklaard dat hij enig aanvullend onderzoek heeft verricht, zoals een bloedonderzoek en een urineonderzoek, is daarover geen informatie in de patiëntenkaart terug te vinden en staat vast dat beklaagde geen eenduidige diagnose c.q. een duidelijk onderliggend ziektebeeld voor de (steeds verdere) vermagering van de kat heeft vastgesteld. Hoewel beklaagde met betrekking tot de diarreeklachten kennelijk uitging van een chronische darmontsteking, is het college van oordeel dat, gelet op de langdurige opname, het feit dat de kat bleef afvallen en de diarreeklachten steeds terugkeerden, nader (beeldvormend) onderzoek in de rede had gelegen. Het feit dat beklaagde dit niet heeft voorgesteld of uitgevoerd is naar het oordeel van het college niet overeenkomstig de zorgvuldige beroepsuitoefening geweest. In zoverre is de klacht gegrond. Terzijde merkt het college op dat de opvolgend dierenarts weliswaar heeft beschreven dat er sprake was van een beeld dat paste bij darmkanker, maar heeft er geen officiële obductie door een  patholoog plaatsgevonden en bestaat er geen zekerheid over de vraag waar de kat precies aan is overleden.

5.4 Voor zover nog over andere kwesties is geklaagd, vallen deze verwijten ofwel buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht, ofwel zijn deze niet komen vast te staan dan wel van onvoldoende gewicht zijn om er  tuchtrechtelijke consequenties aan te moeten verbinden.

5.5 Op grond van het voorgaande is de klacht deels gegrond. Na te melden maatregel wordt door het college passend en geboden geacht.

6. DE BESLISSING  

Het college:

verklaart de klacht deels gegrond, als hiervoor beschreven onder 5.3;

geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing, als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs. B.J. Langhorst-Mak, drs. J.A.M. van Gils en drs. A.C.M. van Heuven-van Kats, en uitgesproken in het openbaar op 28 april 2023.