ECLI:NL:TAHVD:2023:77 Hof van Discipline 's Gravenhage 220315

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:77
Datum uitspraak: 26-05-2023
Datum publicatie: 07-06-2023
Zaaknummer(s): 220315
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Appelverbod, beroep  niet-ontvankelijk.

Beslissing van 26 mei 2023

in de zaak 220315

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 DE PROCEDURE

1.1 Bij beslissing van 30 mei 2022 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 22-142/A/A) is de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:95 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.2 Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 10 oktober 2022 het verzet van klager ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:201 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.3 Het beroepschrift van klager tegen de beslissing op verzet is op 8 november 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

1.4 Verder bevat het dossier van het hof:

  • de stukken van de raad.

  ​​​​​

1.5 De zaak is in raadkamer behandeld.

2 DE FEITEN

2.1 Klager heeft op 14 juni 2022 verzet ingesteld tegen de voorzittersbeslissing van 30 mei 2022.

​​​​​​​2.2 In een brief van 12 juli 2022 is de ontvangst van het verzet door de raad bevestigd. In de brief staat het verzoek aan klager om binnen een week opgave te doen van verhinderdata in de maanden september tot en met december 2022.

​​​​​​​2.3 Op 13 juli 2022 heeft klager aan de raad laten weten dat hij van 14 december tot en met 31 december 2022 vrij is.  ​​​​​​

2.4 In een brief van 18 juli 2022 heeft de raad klager laten weten dat zijn verzet zal worden behandeld op de zitting van 12 september 2022. Klager heeft dezelfde dag om 19.19 uur het volgende geschreven aan de raad:

Ik ben op vakantie van 8 september tot en met 22 september, 7 oktober tot en met 24 oktober. In november heb ik een urgente operatie.

​​​​​​​2.5 Om 19.26 uur schreef klager nog het volgende aan de raad:

De pers kan aanwezig zijn tijdens de openbare zitting. Maar ben ik op 12 september niet beschikbaar.

​​​​​​​2.6 Op 21 juli 2022 heeft de griffier van de raad aan klager laten weten dat bij de planning van de zitting op 12 september 2022 rekening is gehouden met de verhinderdata die hij op 13 juli 2022 heeft opgegeven en dat daarom geen grond bestaat voor uitstel van de zitting.

​​​​​​​2.7 In een brief van 11 augustus 2022 heeft de raad klager definitief opgeroepen voor de mondelinge behandeling van zijn verzet op 12 september 2022, waarop op 10 oktober 2022 is beslist.

2.8 Bij e-mail van 31 augustus heeft klager zich tot de klachtencommissie van de Raad van Discipline gewend. Klager schrijft:

“I k dien een klacht in tegenover mw. [naam] , een voor de raad werkzame persoon.

Op elke beschikbare datum tussen september en december (zie Bijlage 1), maar zonder enige rechtvaardiging heeft [naam] tegen mijn verzoek de zittingdatum in september ingesteld.

Dankzij [naam] heb ik maar geen andere keuze dan jullie te zien op 12 september jl., ondanks het GGDs advies om te isoleren vanwege apenpokken. [naam] is volledig aansprakelijk voor elke uitbraak van de volksgezondheid die op 12 september jl. gaat gebeuren.

3 BEOORDELING

Maatstaf

​​​​​​​3.1 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.

Stellingen klager

​​​​​​​3.2 Klager heeft gesteld dat de behandeling van de zaak door de raad ervoor zorgde dat hij geen kans kreeg op een eerlijk proces. De beslissing van de raad was niet gemotiveerd. Klager stelt in dit verband:

“Zonder enkele uitleg van de reden kan ik niet ertegen ad hoc en inhoudelijke argumenten in te stellen voor het hoger beroep. Dit schendt mijn recht op eerlijke procedure (hoor en wederhoor) en nemo iudex in causa sua in verband met de Nederlandse wetgeving en artikel 6 EVRM.”

​​​​​​​3.3 Klager stelt verder dat de raad hem de gelegenheid heeft gegeven tot opgave van verhinderdata in de maanden september tot en met december 2022. Klager heeft daarop aan de raad laten weten dat hij niet beschikbaar was in september “vanwege apenpokken”. Vervolgens heeft de raad de zitting gepland op 12 september 2022.

Overwegingen hof

​​​​​​​3.4 Het hof stelt op grond van de hiervoor weergegeven correspondentie vast dat de raad klager de gelegenheid heeft gegeven om verhinderdata op te geven. Bij de planning van de zitting heeft de raad rekening gehouden met de door klager op 13 juli 2022 opgegeven verhinderingen.

​​​​​​​3.5 De raad heeft vervolgens in de later opgegeven aanvullende verhinderdata geen grond gezien om een nieuwe zittingsdatum vast te stellen. Dit is een procedurele beslissing die voor klager mogelijk nadelig is, maar niet de conclusie rechtvaardigt dat sprake is van een oneerlijk proces. De raad heeft klager de gelegenheid gegeven om gehoord te kunnen worden. Dat dit niet is gebeurd is te wijten aan een omstandigheid die voor rekening en risico komt van klager, namelijk het te laat opgeven van (aanvullende) verhinderdata. In de e-mail van klager van 31 augustus 2022, voor zover de inhoud daarvan betrekking heeft op de datumbepaling op 12 september 2022, beroept hij zich weliswaar op het apenpokkenvirus en een (kennelijk) advies om in isolatie te gaan, maar in hetzelfde bericht wordt aangekondigd dat klager zal verschijnen. Dat klager om uitstel van de verzetszitting zou hebben gevraagd is gesteld noch gebleken.

Van een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel is naar het oordeel van het hof geen sprake.

​​​​​​​3.6 Ten aanzien van het door klager ingenomen standpunt dat de verzetsbeslissing niet zou zijn gemotiveerd volstaat het hof met de vaststelling dat deze stelling elke feitelijke grondslag ontbeert. Dat klager het inhoudelijk niet eens is met de verzetsbeslissing, maakt deze niet onbegrijpelijk of ongemotiveerd.

slotsom

​​​​​​​3.7 De slotsom is dat er geen grond is voor doorbreking van het appelverbod falen. Klager kan dan ook niet in zijn hoger beroep worden ontvangen.

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

​​​​​​​​​​​​​​4.1 verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. W.F. Boele en R.N.E. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.

griffier                                                                                                       voorzitter             

De beslissing is verzonden op 26 mei 2023 .