ECLI:NL:TAHVD:2023:62 Hof van Discipline 's Gravenhage 220310

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:62
Datum uitspraak: 21-04-2023
Datum publicatie: 02-06-2023
Zaaknummer(s): 220310
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Appelverbod. De door klaagster aangevoerde gronden zien in essentie op de inhoudelijke beoordeling van de zaak en raken niet aan fundamentele rechtsbeginselen, zoals schending van hoor en wederhoor. Als de raad het eens is met de beslissing van de voorzitter, volstaat een verkorte motivering met verwijzing naar de motivering in de beslissing waarvan verzet. Dat levert geen schending van het beginsel van (rechterlijke) waarheidsvinding of een ander fundamenteel rechtsbeginsel op. Niet-ontvankelijk.

Beslissing van 21 april 2023

in de zaak 220310

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 22 november 2021 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 21-819/A/A). In deze beslissing is de klacht van klaagster, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2021:265 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.2 Klaagster heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 3 oktober 2022 het verzet van klaagster ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:199 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het hoger beroepschrift van klaagster tegen de beslissing op verzet is op 2 november 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

  • de stukken van de raad;
  • een e-mail van de gemachtigde van klaagster (mr. S.) van 3 november 2022 met nagekomen stukken;
  • een e-mail van de gemachtigde van klaagster van 27 maart 2023.

  ​​​​​​​2.3 Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 BEOORDELING

Standpunt klaagster

​​​​​​​3.1 Het beroep van klaagster is gericht tegen de beslissing op verzet. Klaagster stelt – samengevat – dat zowel de voorzitter van de raad als de raad het beginsel van (rechterlijke) waarheidsvinding hebben geschonden, omdat één van de klachtonderdelen zonder nader onderzoek is afgewezen. Ten aanzien van één van de klachtonderdelen verwijt klaagster verweerder dat hij een videofragment en de transcriptie in het geding heeft gebracht die opzettelijk onjuist zijn. De voorzitter van de raad heeft – zonder de video-opname te bekijken – geoordeeld dat klaagster haar klacht dat de transcriptie onjuist is onvoldoende heeft onderbouwd. In de verzetsprocedure is aan de raad verzocht om de (naar de zitting meegebrachte) video-opname te bekijken, wat zonder enige motivering geweigerd is. In de beslissing op verzet is de raad vervolgens – zonder nader onderzoek – niet op het klachtonderdeel ingegaan. De raad heeft hiermee op onaanvaardbare wijze gereageerd op de verzetsgrond dat de uitspraak van de voorzitter van de raad is gebaseerd op onjuiste feiten. Hierdoor is de beslissing op verzet onnavolgbaar, waardoor het beginsel van (rechterlijke) waarheidsvinding is geschonden.

​​​​​​​3.2 Voor zover de e-mail van de gemachtigde van klaagster van 27 maart 2023 nieuwe gronden of verzoeken bevat laat het hof die buiten beschouwing. Deze vallen immers buiten de 30 dagen termijn van artikel 56 lid 1 Advocatenwet.

maatstaf

​​​​​​​3.3 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.

overwegingen hof

​​​​​​​3.4 De door klaagster aangevoerde gronden zien in essentie op de inhoudelijke beoordeling van de zaak en raken niet aan fundamentele rechtsbeginselen, zoals schending van hoor en wederhoor. Dergelijke klachten leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod (HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168, ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).

​​​​​​​3.5 De raad heeft in de beslissing op verzet geoordeeld dat de voorzitter de juiste maatstaf heeft toegepast en rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Als de raad het eens is met de beslissing van de voorzitter, volstaat een verkorte motivering met verwijzing naar de motivering in de beslissing waarvan verzet. Dat levert geen schending van het beginsel van (rechterlijke) waarheidsvinding of een ander fundamenteel rechtsbeginsel op (vergelijk HvD 12 december 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:170).

slotsom

​​​​​​​3.6 De slotsom is dat de gronden voor doorbreking van het appelverbod falen. Klaagster kan dan ook niet in hoger beroep worden ontvangen.

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

​​​​​​​4.1 verklaart het beroep van klaagster niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. J.C.A.T. Frima en E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2023.

griffier                                                                                                       voorzitter 

De beslissing is verzonden op 21 april 2023 .