ECLI:NL:TAHVD:2023:58 Hof van Discipline 's Gravenhage 220160

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:58
Datum uitspraak: 21-04-2023
Datum publicatie: 02-06-2023
Zaaknummer(s): 220160
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Bevestiging beslissing van de raad. In aanvulling op de beslissing van de raad merkt het hof op dat de door verweerder geschetste vervolgstappen, die erop neer kwamen dat klager i) óf moest proberen in goed overleg met de buren tot afdwingbare en genoegzame afspraken te komen, óf ii) de gang naar de rechter moest bewandelen enige (nadere) uitleg  van verweerder behoefden, gelet op de eerder met klager besproken ‘harde lijn’. Hoewel het verweerder had gesierd om aan klager uit te leggen waarom het volgen van de ‘harde lijn’ niet zijn voorkeur genoot, wordt door het nalaten hiervan de lat voor het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen niet gehaald. Uit de toonzetting en de inhoud van de e-mails van klager van 18 en 19 februari 2021 mocht verweerder afleiden dat er niet langer sprake was van de noodzakelijke vertrouwensrelatie tussen advocaat en cliënt, zodat het verweerder vrijstond de opdracht aan klager terug te geven en zijn werkzaamheden neer te leggen.

Beslissing van 21 april 2023

in de zaak 220160

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 30 mei 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort ‘s-Hertogenbosch (zaaknummer: 21-1001/DB/LI). In deze beslissing is de klacht van klager ongegrond verklaard.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2022:82 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 28 juni 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

  • de stukken van de raad;
  • het verweerschrift van verweerder van 12 augustus 2022.

  ​​​​2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 27 februari 2023. Klager is in persoon verschenen en verweerder heeft via een videoverbinding deelgenomen aan de zitting. Partijen hebben hun standpunten toegelicht. Klager heeft dit gedaan aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

3 FEITEN

3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.2 Eind 2020 heeft klager zich tot het kantoor van verweerder gewend in verband met een erfgrenskwestie. Klager werd daarop bijgestaan door een kantoorgenoot van verweerder. Die heeft op 15 januari 2021 opdracht verstrekt aan het kadaster voor een grensreconstructie. Die reconstructie door het kadaster zou vervolgens plaatsvinden op 16 februari 2021. Omdat de kantoorgenoot van verweerder wegens ziekte afwezig was heeft verweerder klager op 15 februari 2021 gebeld en medegedeeld dat hij de volgende dag bij de grensreconstructie aanwezig zou zijn.

3.3 Op 16 februari 2021 heeft verweerder voorafgaand aan de grensreconstructie met klager gesproken. Klager heeft verweerder aanwijzingen gegeven en de locatie getoond die ook overeenkwam met de foto’s in het dossier. De medewerker van het kadaster stelde de grens vast, zoals het kadaster die zag. Na afloop heeft verweerder nog ongeveer 45 minuten met de buren van klager gesproken over het sluiten van een compromis. Dit compromisvoorstel hield – kort weergegeven en voor zover relevant – het volgende in:

a)de erkenning van de erfgrens door de buren zoals door klager door verjaring was verkregen en niet de erfgrens zoals die door het kadaster werd vastgesteld;

b)de stenen die tegen de muur van klager waren gelegd zouden door de buren worden weggehaald en er zou een schutting worden geplaatst. De buren waren bereid in het kader van de minnelijke regeling de stenen in het voorjaar te verplaatsen;

c)de erkenning van de erfgrens door de buren moest notarieel worden vastgelegd;

d)in het geval dat een nieuwe bewoner het huis van de buren zou betrekken, zou de erfgrens definitief en volledig in volle eigendom van klager gerespecteerd moeten worden.

3.4 Op 18 februari 2021 heeft klager een e-mail aan verweerder gezonden waarin hij schrijft het niet eens te zijn met de termijn genoemd in een door de buren gedaan voorstel om de stenen in het voorjaar te verplaatsen en dat er druk op de buren moest worden uitgeoefend om toch de door hem gewenste termijn van 1 maart 2021 te halen. Verweerder heeft bij e-mail van diezelfde dag gereageerd en heeft uitgelegd wat hij met de buren van klager heeft besproken, dat een nieuw gesprek geen zin zou hebben en dat verweerder moest kiezen tussen overleg met de buren over een regeling of de gang naar de rechter. Klager heeft verweerder vervolgens per e-mail laten weten het niet eens te zijn met de aanpak die verweerder heeft voorgesteld en heeft verweerder verzocht een harde lijn te volgen.

3.5 Verweerder heeft bij e-mail d.d. 19 februari 2021 geantwoord en geconcludeerd dat klager geen vertrouwen meer in hem had, reden waarom verweerder zijn werkzaamheden voor klager heeft beëindigd. Klager is het daar niet mee eens en heeft verweerder per mail van diezelfde dag verweten dat hij zijn belangen niet goed heeft behartigd en informatie voor hem heeft achtergehouden.

3.6 Klager heeft zich bij brief d.d. 4 april 2021 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

4 KLACHT

4.1       De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij de belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd.

5 BEOORDELING

​​​​​​​5.1 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen dan die van de raad, nu klager in hoger beroep geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die hiertoe zouden nopen. Het hof sluit zich daarom aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. In aanvulling hierop merkt het hof op dat de door verweerder geschetste vervolgstappen, die erop neer kwamen dat klager i) óf moest proberen in goed overleg met de buren tot afdwingbare en genoegzame afspraken te komen, óf ii) de gang naar de rechter moest bewandelen enige (nadere) uitleg  van verweerder behoefden, gelet op de eerder met klager besproken ‘harde lijn’. Hoewel het verweerder had gesierd om aan klager uit te leggen waarom het volgen van de ‘harde lijn’ niet zijn voorkeur genoot, wordt door het nalaten hiervan de lat voor het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen niet gehaald. Uit de toonzetting en de inhoud van de e-mails van klager van 18 en 19 februari 2021 mocht verweerder afleiden dat er niet langer sprake was van de noodzakelijke vertrouwensrelatie tussen advocaat en cliënt, zodat het verweerder vrijstond de opdracht aan klager terug te geven en zijn werkzaamheden neer te leggen.

​​​​​​5.2 Verweerder heeft in hoger beroep betoogd dat klager geen belang zou hebben bij de klacht. Het hof verwerpt dit verweer.

​​​​​​​5.3 Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van 30 mei 2022 van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 21-1001/DB/LI.

Deze beslissing is gewezen door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mrs. A.M. Koene, J.C.A.T. Frima, E.C. Gelok en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2023.

griffier                                                                                                       voorzitter             

De beslissing is verzonden op 21 april 2023 .