ECLI:NL:TAHVD:2023:29 Hof van Discipline 's Gravenhage 220292

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:29
Datum uitspraak: 20-02-2023
Datum publicatie: 28-02-2023
Zaaknummer(s): 220292
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Artikel 13 beklag en misbruik van (klacht)recht. Uit de stukken leidt het hof af dat klager voor dezelfde kwestie als in zaaknummers 200153 en 210213 heeft verzocht om aanwijzing van een advocaat. Het hof is van oordeel dat klager wederom niet heeft aangetoond dat sprake is van een procedure die een redelijke kans van slagen zou hebben. Beklag ongegrond.Nu klager blijft volharden in het indienen van (kansloze) beklagschriften over dezelfde kwestie, moet hij er rekening mee houden dat het hof een volgend beklag over dezelfde dan wel een aanverwante kwestie, wegens misbruik van recht, buiten behandeling zal stellen.

Beslissing van 20 februari 2023

in de zaak 220292

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 11 juli 2022. Klager heeft een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 4 augustus 2022 (per post) ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:

  • het verweer van de deken van 9 januari 2023 met bijlagen;
  • de reactie van klager op het verweer van 10 januari 2023.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 In een brief van 30 mei 2022 heeft klager bij de deken een verzoek ingediend om een advocaat aan te wijzen in verband met een gestelde schadeclaim van € 400.000,-.

3.2 In een brief van 22 juni 2022 heeft de adjunct-secretaris van de deken klager het volgende bericht:

“(..) U heeft zich reeds eerder tot de deken gewend met het verzoek om aanwijzing van een advocaat. De deken heeft op 26 mei 2021 beslist uw verzoek niet in behandeling te nemen op grond van het 'ne bis in idem'-beginsel. Tegen die beslissing heeft u beklag gedaan bij het hof van discipline. Bij beslissing d.d. 1 oktober 2021 heeft het hof uw beklag ongegrond verklaard.

Voor het in behandeling kunnen nemen van uw huidige verzoek dient u uw verzoek nader te onderbouwen en aan te tonen dat u voldoet aan de eisen die artikel 13 Advocatenwet stelt. Voorts moet de deken worden geïnformeerd over de aard van de zaak, omdat de deken de vraag of de zaak niet kansloos is betrekt in zijn oordeel.

Met name dient u ook aan te geven of en in hoeverre uw huidige verzoek afwijkt van uw eerdere verzoek(en). Ook toen ging het immers om een kwestie van aansprakelijkheid. (..)

​​​​​​​3.3 Klager heeft op 28 juni 2022 gereageerd, waarbij hij een formulier voor aanwijzing van een advocaat heeft ingevuld. Hierin staat onder meer het volgende vermeld:

"(..) Door een voormalig advocaat is op basis van aan mij gegeven adviezen een rechtszaak van 10 jaar voor eigen belang gediend en niet aan mij.

(..)

mijn eis in deze is € 350.000 + € 50.000 advocaat en rente vanaf 2010 (..)

Vanaf 2000 had mijn advocaat de mogelijkheid om te stoppen en waarbij ik destijds mijn erfdeel kreeg op basis van 1 / 6 deel (..) De advocaat adviseert mij echter om door te gaan en ik niet wetende dat het 10 jaar zou duren en daardoor mijn erfdeel is verkwanseld (..)”.

​​​​​​​3.4 In een brief van 11 juli 2022 heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen, omdat sprake is van dezelfde aangelegenheid als in twee eerder afgewezen aanwijzingsverzoeken. Hierbij heeft zij verwezen naar haar eerdere beslissingen en beslissingen van het hof waarin de door klager ingediende beklagen tegen die afwijzingsbeslissingen ongegrond zijn verklaard (zaaknummers 200153 en 210213). Verder heeft de deken aangegeven dat in klagers huidige aanwijzingsverzoek geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn gebleken die tot een andere uitkomst leiden.

​​​​​​​3.5 Op 30 juni 2020 heeft klager eerder een beklag bij het hof ingediend tegen een afwijzende beslissing van de deken om geen advocaat aan te wijzen (zaaknummer 200153, ECLI:NL:TAHVD:2020:188). Het hof heeft klagers beklag op 11 september 2020 ongegrond verklaard. In deze beslissing staat het volgende vermeld:

“(..) 4.2 Het hof begrijpt uit het beklag van klager dat hij van mening is dat hij wel aan de voorwaarden van artikel 13 Advocatenwet voldoet en de deken ten onrechte zijn verzoek heeft afgewezen. Klager stelt een advocaat nodig te hebben om een procedure te starten tegen zijn voormalig advocaat en de verjaring van de aansprakelijkstelling te stuiten en dat hij daartoe, zonder succes, minstens 14 advocaten heeft benaderd. [derde advocaat klager] heeft zijn verzoek afgewezen na telefonisch contact te hebben gehad met [tweede advocaat klager] en niet op grond van feiten.

4.3 Het hof is van oordeel dat hetgeen klager heeft aangevoerd in zijn beklag niet kan leiden tot een andere beslissing dan de deken heeft genomen. Voor het stuiten van de verjaring van de aansprakelijkstelling van de voormalig advocaat van klager is vertegenwoordiging van een advocaat niet voorgeschreven noch kan dergelijke bijstand uitsluitend door een advocaat geschieden. Daarnaast hebben twee advocaten, [tweede advocaat klager] en [derde advocaat klager], een negatief advies uitgebracht voor het voeren van de door klager gewenste procedure en ook is het hof niet gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan de door klager gewenste procedure een redelijke kans van slagen zou hebben. Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard. (..)”.

​​​​​​​3.6 Op 8 juni 2021 heeft klager een tweede beklag bij het hof ingediend tegen een afwijzende beslissing van de deken om geen advocaat aan te wijzen (zaaknummer 210213, ECLI:NL:TAHVD:2021:195). Het hof heeft klagers beklag op 1 oktober 2021 ongegrond verklaard. In deze beslissing staat het volgende vermeld:

“(..) 4.4 Het hof overweegt als volgt. Klager heeft voor dezelfde zaak (schadeclaim tegen een advocaat die hem heeft bijgestaan) opnieuw verzocht om aanwijzing van een advocaat. Bij beslissing van het hof van 11 september 2020, zaaknummer 200153, heeft het hof reeds beslist dat de deken op juiste gronden de aanvraag om toewijzing van een advocaat heeft afgewezen omdat de klager de verjaring van zijn vordering zelf kan stuiten en de door hem gewenste procedure geen redelijke kans van slagen heeft. Hetgeen klager ter onderbouwing van zijn verzoek heeft aangevoerd betreffen geen nieuwe feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De deken heeft het verzoek daarom op juiste gronden afgewezen. Het hof zal het beklag daarom ongegrond verklaren. (..)”.

4 BEOORDELING

Beklag

​​​​​​​4.1 Klager heeft – samengevat – aangevoerd dat de deken wederom heeft geweigerd om een advocaat aan te wijzen omdat de zaak kansloos is. Klager stelt dat zijn zaak niet kansloos is. Verder geeft hij aan dat hij vindt dat het hof niet objectief is.

​​​​​​​4.2 In zijn reactie op het verweer van de deken stelt klager dat het niet aan de deken is om te oordelen of zijn zaak kansloos is of niet. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft iedere inwoner van de Europese Unie recht op bijstand van een advocaat, maar tot nu toe weigert de deken om een advocaat aan te wijzen. Dit recht kan klager niet zomaar worden ontnomen.

Verweer deken

​​​​​​​4.3 De deken heeft – samengevat – het volgende verweer gevoerd. Anders dan klager in zijn beklag stelt, is zijn aanwijzingsverzoek niet afgewezen omdat de zaak kansloos is, maar omdat al eerder over dezelfde zaak is beslist. Dit laat onverlet dat destijds overigens ook was vastgesteld dat niet was gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan de procedure een redelijke kans van slagen zou hebben. De deken verzoekt het hof om klagers beklag niet-ontvankelijk of ongegrond te verklaren. Verder geeft zij het hof in overweging om te bepalen dat een volgend beklagschrift in dezelfde of aanverwante kwesties buiten behandeling wordt gesteld.

Toetsingskader

​​​​​​​4.4 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling

​​​​​​​4.5 Uit de stukken leidt het hof af dat klager voor dezelfde kwestie als in zaaknummers 200153 en 210213 heeft verzocht om aanwijzing van een advocaat. Het hof is van oordeel dat klager wederom niet heeft aangetoond dat sprake is van een procedure die een redelijke kans van slagen zou hebben. Het voorgaande brengt mee dat de deken gegronde redenen had om het verzoek tot aanwijzing van een advocaat af te wijzen. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

​​​​​​​4.6 Verder constateert het hof dat klager in de afgelopen jaren meerdere zaken heeft aangebracht over dezelfde kwestie. In dit verband wijst het hof onder meer op de hiervoor vermelde beslissingen met zaaknummer 200153 (ECLI:NL:TAHVD:2020:188) en 210213 (ECLI:NL:TAHVD:2021:195). Nu klager blijft volharden in het indienen van (kansloze) beklagschriften over dezelfde kwestie, moet hij er rekening mee houden dat het hof een volgend beklag tegen de afwijzing van enig (aanwijzings)verzoek door de deken over dezelfde dan wel een aanverwante kwestie, wegens misbruik van recht, buiten behandeling zal stellen.

5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

​​​​​​​5.1 verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 11 juli 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland ongegrond;

​​​​​​​​​​​​​​5.2 bepaalt dat klager er rekening mee moet houden dat een volgend beklag over dezelfde dan wel een aanverwante kwestie buiten behandeling wordt gelaten.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. V. Wolting en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2023 .

griffier                                                                                                       voorzitter

De beslissing is verzonden op 20 februari 2023 .