ECLI:NL:TAHVD:2023:256 Hof van Discipline 's Gravenhage 230058

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:256
Datum uitspraak: 24-04-2023
Datum publicatie: 29-12-2023
Zaaknummer(s): 230058
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing
Beslissingen: Verwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht niet verwezen. 

Beslissing van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 24 april 2023

in de zaak 230058

naar aanleiding van het verzoek met betrekking tot de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET VERZOEK 

1.1 De voorzitter van het hof verwijst naar de brief van 7 maart 2023 van klager (met bijlagen). Hierin verzoekt klager aan de voorzitter van het hof een klacht over verweerder te verwijzen naar een andere deken voor onderzoek en behandeling, omdat verweerder de Deken van de Orde van Advocaten is in het arrondissement Rotterdam waar hij zelf advocaat is.

2 DE BEOORDELING

2.1 Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet dient de voorzitter van het hof klachten over dekens in beginsel te verwijzen naar een deken van een andere orde. De voorzitter ziet echter aanleiding om de klacht over verweerder niet te verwijzen, gelet op het volgende.

2.2 Uit de stukken blijkt dat klager op 20 december 2022 meerdere klachten over mr. M (een advocaat in het arrondissement van verweerder) bij verweerder heeft ingediend. Verweerder heeft – in een e-mail van 16 januari 2023 – aangegeven dat hij klagers klachten niet in behandeling neemt en de klachten niet zal doorsturen naar de Raad van Discipline (hierna: de raad) met de volgende motivering:

“(..) Inmiddels heb ik uw klachtbrief van 20 december met bijlagen doorgenomen. Daaruit is mij gebleken dat de klachten in al hun onderdelen betrekking hebben op een inhoudelijke kwestie die in behandeling is bij de civiele rechter.

Alle klachten zien derhalve op een civielrechtelijk geschil, inclusief de discussie over de rechtmatigheid van de tenuitvoerlegging van een bij voorraad uitvoerbaar verklaard vonnis, en zijn ook daadwerkelijk voorgelegd aan de rechter. Gelet daarop zie ik hierin geen rol voor mij weggelegd.

Het klachtrecht is er niet voor bedoeld om de discussie bij de civiele rechter opnieuw te voeren bij de deken en ik zal de klachten dan ook niet in behandeling nemen. Daarbij wijs ik ook op de uitspraak van 8 mei 2022 [bedoeld zal zijn: 9 mei 2022, HvD] van de Raad van Discipline waarin u al werd voorgehouden dat opnieuw klagen tegen mr. M valt onder de kwalificatie misbruik van klachtrecht. (..)”.

Over dit door de deken ingenomen standpunt gaat de klacht die klager tegen hem heeft ingediend, waarop dit verwijzingsverzoek betrekking heeft.

2.3 De voorzitter is van oordeel dat verweerder op goede gronden klager heeft laten weten dat en ook waarom hij de klachten niet in behandeling neemt. De voorzitter betrekt hierbij dat klager bij herhaling klachten tegen mr. M heeft ingediend, zowel middellijk als op eigen naam, die zonder uitzondering niet tot het opleggen van tuchtrechtelijke maatregelen hebben geleid. De voorzitter ontwaart in het gedrag van klager een zeker patroon dat doorbroken moet worden. In dit verband wordt onder meer gewezen op de beslissingen 160196 (ECLI:NL:TAHVD:2017:19), 200245 (ECLI:NL:TAHVD:2021:119) en 220181, 220182, 220183 en 220184 (ECLI:NL:TAHVD:2022:147) en de nog lopende beroepsprocedures 210286 (zaaknummer raad: 21-157/DH/RO, ECLI:NL:TADRSGR:2021:156) en 220172 (zaaknummer raad: 21-837/DH/RO, ECLI:NL:TADRSGR:2022:67).

2.4 Op grond van het bovenstaande ziet de voorzitter geen aanleiding om de zaak te verwijzen naar een andere deken. Het verwijzingsverzoek zal wegens misbruik van klachtrecht niet in  behandeling worden genomen.

2.5 Tot slot wordt klager erop gewezen dat hij er rekening mee moet houden dat vervolgverzoeken en/of klachten tegen dekens met een vergelijkbare inhoud niet meer in behandeling worden genomen wegens misbruik van klachtrecht.

3 BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

-bepaalt dat het verwijzingsverzoek van voormelde klacht van klager tegen de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam niet in behandeling wordt genomen.

Deze beslissing is gewezen op 24 april 2023 door mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend voorzitter.

Plaatsvervangend voorzitter

De beslissing is verzonden op 24 april 2023.