ECLI:NL:TAHVD:2023:212 Hof van Discipline 's Gravenhage 230248

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:212
Datum uitspraak: 20-11-2023
Datum publicatie: 24-11-2023
Zaaknummer(s): 230248
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Beklag art. 13 Advw. Op verzoek van klager is door de deken een advocaat toegewezen aan klager. Dat de advocaat vervolgens een voor klager negatief procesadvies heeft afgegeven, betekent niet dat klager ex art. 13 Advw het recht heeft op aanwijzing van een andere advocaat. Immers, voor de vraag of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 13 Advw is niet beslissend of de rechtzoekende een advocaat kan vinden die bereid is te doen wat de rechtzoekende van zijn advocaat verlangt. Klager slaagt er voorts niet in aan te tonen dat de procedure die klager wenst te voeren wel een redelijke kans van slagen heeft. Gelet hierop heeft de deken het tweede verzoek tot aanwijzing van een advocaat  op goede gronden afgewezen. Beklag ongegrond. 

Beslissing van 20 november 2023

in de zaak 230248

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft op 14 maart 2023  bij Orde van Advocaten te Den Haag een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken Den Haag heeft dit verzoek op 6 april 2023 doorgezonden naar de deken (te Noord-Nederland). De deken heeft het  verzoek van klager bij beslissing van 13 april 2023 gehonoreerd en mr. M. S als advocaat toegewezen. Op 6 augustus 2023 heeft klager een nieuw verzoek ex art. 13 lid 1 Advocatenwet ingediend. De deken heeft dit verzoek bij beslissing van 8 augustus 2023 afgewezen. Hierop heeft klager op 12 september 2023 bezwaar/beroep (het hof begrijpt: beklag) tegen de afwijzende beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 12 september 2023 ontvangen door de griffie van het hof. Daarnaast heeft het hof op voornoemde datum een tweede e-mail ontvangen met bijlagen.

2.2 Verder bevat het dossier het verweer van de deken van 12 oktober 2023 met bijlagen.

2.3 Klager heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op het verweer van de deken te reageren.

2.4 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

​​​​​​3.1 Klager heeft op 14 maart 2023 de deken Den Haag verzocht om toewijzing van een advocaat ex. art. 13 Advocatenwet om hem bij te staan in het hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 7 februari 2023 in een deelgeschillenprocedure tussen klager en Univé Schade N.V. naar aanleiding van een ongeval dat op 16 juni 2012 heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft in haar beschikking de verzoeken van klager afgewezen.

3.2 Op 6 april 2023 heeft de stafjurist van de Orde van Advocaten Den Haag klager bericht dat de deken Noord-Nederland bevoegd is over zijn verzoek te beslissen. De deken Den Haag heeft hierop het dossier naar de deken Noord-Nederland gestuurd.

​​​​​​​3.3 De deken heeft het verzoek van klager in behandeling genomen en klager bij brief van 13 april 2023 het volgende bericht:

‘Uit de ontvangen stukken begrijp ik dat u aanvankelijk hoger beroep wilde instellen tegen de uitspraak in het deelgeschil d.d. 7 februari 2023. Mr. H., advocaat/stafjurist van het bureau te Den Haag, had u eerder al, namelijk per e-mail van 6 april jl., geïnformeerd dat het naar haar mening niet mogelijk is om hoger beroep in te stellen tegen een deelgeschil. In uw e-mail van 6 april jl. geeft u aan: “… nader onderzoek door het juridisch loket gaf aan dat er geen hoger beroep tegen een deelgeschil mogelijk is. In deze zaak zal een bodemprocedure gestart moeten worden daarbij gaat het om meer dan €25.000 en een advocaat is verplicht. Dit mede omdat unive de deur dicht heeft gedaan en dit nu de laatste optie is.”.

Het is mij niet helemaal duidelijk wat nu precies wel en niet mogelijk is. Ik sluit niet uit dat –omdat het een deelgeschil betreft in een letselschade zaak – wel hoger beroep tegen het deelgeschil ingesteld zou kunnen worden.

Gelet op het vorenstaande, moet er eerst een deskundig antwoord op die vraag komen en zal ik uw verzoek om aanwijzing vooreerst beperken tot advies omtrent de vraag of en in hoeverre een hoger beroepsprocedure danwel een bodemprocedure tegen Univé Schade N.V. feitelijk tot verhaal van door u geleden schade kan leiden.

Ik wijs mr. M. S [..] aan om u te adviseren omtrent de vraag wat nu de vervolgstap is: hoger beroep in het deelgeschil, een bodemprocedure of een eventuele derde optie.

De deken zal zijn advies betrekken in het geval wellicht nadien opnieuw aanwijzing van een advocaat aan de orde is in het kader van een eventuele procedure.’

​​​​​​​3.4 Op 13 april 2023 is mr. S door de deken aangewezen als de advocaat van klager voor het geven van een (proces)advies.

​​​​​​​3.5 Op 16 juni 2023 heeft mr. S klager het volgende geadviseerd (procesadvies):

‘[..]

De vraag is wat is nu een vervolgstap kan zijn: beroep in het deelgeschil, een bodemprocedure of een eventuele derde optie. Ik zal hierbij ook aangeven of ik denk dat dit een zaak is met een gerede kans van slagen.

Hoofdregel is artikel 1019bb Rv: tegen een deelgeschil staat geen hoger beroep open, behoudens de mogelijkheid om een bodemprocedure te starten.

Als een beschikking gaat over de materiële verhouding van partijen (bijvoorbeeld over de vaststelling van de relatie tussen de gestelde klachten en de ongevallen waarvoor Univé als regelend verzekeraar optreedt), en op een van die punten uitdrukkelijk en zonder voorbehoud wordt beslist, dan wordt op grond van artikel 1019 cc lid 1 Rv een dergelijke uitspraak in een deelgeschil gelijkgesteld aan een bindende beslissing.

Wanneer een bodemprocedure wordt opgestart dan zal de bodemrechter in beginsel dus gebonden zijn aan de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 februari 2023. Dit is slechts anders wanneer sprake is van een feitelijke of juridische misslag van de deelgeschilrechter. Hiervan is naar mijn oordeel, in de gegeven omstandigheden en op basis van de door mij ontvangen informatie, geen sprake. Deze route zie ik dan ook niet als een kansrijke route.

Een andere procedurele optie kan zijn om, krachtens artikel 1019bb Rv, een bodemprocedure op te starten en dan om verlof voor hoger beroep te vragen. Vervolgens moet dan binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld. Procedureel is er dus wel een route.

Haalbaarheid

Ik ben echter van mening dat de kans van slagen van de hierboven geschetste optie zeer gering tot nihil is. Ik wijs hier in het bijzonder op het aantal ongevallen, de manier van totstandkoming van de expertiserapporten en het feit dat het Hof Amsterdam verschillende voor u juridisch onwelgevallige vaststellingen heeft gedaan

Met andere woorden: de kans van slagen dat de door gestelde klachten in een vervolgprocedure wel in relatie zullen worden gebracht, alsook dat de schade causaal verband heeft met de ongevallen, waarvoor Univé als regelend verzekeraar optreedt, in een vervolgprocedure acht ik zeer gering tot nihil.

De openstaande procedurele route zal naar alle waarschijnlijkheid niet feitelijk tot verhaal van de door u geleden schade leiden.’

​​​​​​​3.6 Op 16 juni 2023 hebben klager en mr. S telefonisch contact gehad. Naar aanleiding van dit contact heeft mr. S klager op 18 juni 2023 het volgende bericht:

‘U vroeg mij naar de mogelijkheid om een voorlopig deskundigenbericht op te starten tegen Univé. Zoals besproken valt deze optie buiten de vraagstelling die ik heb ontvangen en waarover ik heb geadviseerd. Desondanks zal ik kort toelichten wat een voorlopig deskundigenbericht is en de haalbaarheid beoordelen.

Voorlopig deskundigenbericht

Op grond van artikel 203 Rv kan een verzoek worden gedaan aan een rechter om een of meerdere deskundigen te benoemen. Het verzoekschrift dient de aard en het beloop van de vordering, de punten waarover het oordeel van de deskundigen wordt gevraagd of de plaats of de zaak die in ogenschouw moet worden genomen en de naam en woonplaats van de wederpartij te vermelden. Het doel van een voorlopig deskundigenbericht is om te beoordelen of voldoende bewijs is om met succes een procedure op te starten. Het verzoek moet ter zake dienend en voldoende concreet zijn.

Haalbaarheid

In uw situatie heeft al een procedure plaatsgevonden, en zijn er diverse deskundigen geweest die op eenzijdig verzoek hebben geadviseerd. Hierdoor is het de vraag of voldoende belang bestaat bij het opstarten van een voorlopig deskundigenbericht. Het verzoek kan hiernaast worden afgewezen vanwege strijd met de goede procesorde of misbruik van bevoegdheid of afstuiten op een ander zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.

Het voorgaande laat onverlet dat ik van mening ben dat de kans van slagen zeer gering tot nihil is. Hierbij wijs ik op het aantal ongevallen, de totstandkoming van eerdere expertiserapporten en de voor u juridisch onwelgevallige vaststellingen door het Hof Amsterdam. Oftewel: de kans van slagen dat een voorlopig deskundigenbericht zal worden toegewezen en dat via deze route de klachten uiteindelijk wel in relatie kunnen worden gebracht, alsook dat de schade causaal verband heeft met de ongevallen, waarvoor Univé als regelend verzekeraar optreedt in een vervolgprocedure acht ik zeer gering tot nihil.

Dit e-mailbericht mag worden gezien als een addendum op het advies van 16 juni 2023 .’

​​​​​​​3.7 Op 24 juli 2023 heeft mr. S klager laten weten dat de door klager op 14 juli 2023 toegezonden stukken geen aanleiding voor vormen om zijn (eerdere) advies te herzien.

​​​​​​​3.8 Op 27 juli 2023 heeft klager een klacht ingediend over mr. S bij zijn kantoor omdat klager meent dat zijn advies ten aanzien van het deskundige bericht onjuist is.

​​​​​​​3.9 Op 6 augustus 2023 heeft klager de deken per e-mail verzocht om een nieuwe aanwijzing van een advocaat en een medicus ten behoeve van een deskundigenbericht of bodemprocedure. Klager voert in dat kader het volgende aan:

‘[..] Echter het is mij ook wel duidelijk dat er geen hoger beroep getekend kan worden in een deelgeschil, maar een deskundige bericht of bodemprocedure is iets anders. Want dan komt ook het gehele dossier erbij kijken en ook medische stukken, dan komt de vraag of de vraag over de haalbaarheid door een jurist bepaald kan worden naar mijns inziens niet gezien dit een medisch vraagstuk is. In feiten moet beantwoord worden of er genoeg aanleiding is en ook medische grondslag om een expertise (deskundige bericht) te entameren.’

​​​​​​​3.10 Op 7 augustus 2023 heeft de deken mr. S gevraagd om advies in verband met het (nieuwe) verzoek van klager tot aanwijzing van een advocaat en medicus voor een deskundigenbericht of bodemprocedure. Hierop heeft de deken de brief van 16 juni 2023 van mr. S aan klager ontvangen en zijn aanvullende reactie hierop van 18 juni 2023.

​​​​​​​3.11 Op 23 augustus 2023 heeft mr. De V gereageerd op de klacht die door klager is ingediend tegen mr. S. Vervolgens heeft klager klachten ingediend bij de deken over mr. S en mr. de V.

4 BEOORDELING

Beklag

​​​​​​​4.1 Uit de bijlage die klager bij zijn beklag van 12 september 2023 heeft meegestuurd, begrijpt het hof het beklag van klager zo dat hij het niet eens is met het advies van mr. S over de haalbaarheid van een deskundigenbericht en bodemprocedure. Verder meent klager dat de deken ten onrechte zijn verzoek tot aanwijzing van een advocaat heeft afgewezen.

Verweer deken

​​​​​​​4.2 De deken heeft na bestudering van het (proces)advies van mr. S van 16 juni 2023, respectievelijk 18 juni 2023, besloten het verzoek om op grond van artikel 13 Advocatenwet – opnieuw – een advocaat aan te wijzen, af te wijzen op de grond dat de kans van slagen van klager in een hoger beroeps- of bodemprocedure ‘zeer gering tot nihil’ is. Daarnaast merkt de deken op dat zij in haar eerdere beslissing van 8 augustus 2023 heeft aangegeven dat er nog enige reserve was ten aanzien van de inspanningen van klager om zelf een advocaat te vinden, nu dit laatste onvoldoende is gebleken.

Toetsingskader

​​​​​​​4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Oordeel van het hof

​​​​​​​4.4 Het hof is op basis van de stukken van oordeel dat de deken zich terecht op het standpunt kan stellen dat er in dit geval gegronde redenen aanwezig zijn om geen advocaat toe te wijzen en wel op grond van het volgende.

​​​​​​​4.5 Vaststaat dat de deken al eerder in deze kwestie een advocaat heeft aangewezen. Die advocaat is op basis van de stukken tot het advies gekomen dat het door klager gewenste hoger beroep in het deelgeschil en een bodemprocedure geen kans van slagen heeft. Ook ten aanzien van de haalbaarheid van het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht heeft de advocaat een negatief procesadvies afgegeven. Het feit dat de door de deken aangewezen advocaat een voor klager ongunstig procesadvies heeft afgegeven, betekent niet dat klager recht heeft op de aanwijzing van een andere advocaat. (zie bijvoorbeeld HvD 17 september 2012,  ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3483). Het hof merkt daarbij op dat voor de vraag of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 13 Advocatenwet niet beslissend is of de rechtzoekende een advocaat kan vinden die bereid is te doen wat de rechtzoekende van zijn advocaat verlangt. De deken heeft het tweede verzoek tot aanwijzing van een advocaat dan ook op goede gronden afgewezen.

​​​​​​​4.6 Ook overigens volgt het hof de deken in haar standpunt dat de procedure die klager wenst te voeren geen redelijke kans van slagen heeft, onder verwijzing naar de procesadvies van mr. S.  Mr. S heeft klager, zoals hierboven onder de feiten weergegeven op 16 juni 2023, respectievelijk 18 juni 2023, gemotiveerd gewezen op de geringe proceskansen. Naar het oordeel van het hof is klager er niet in geslaagd aan te tonen dat de procedure die klager wenst te voeren wel een redelijke kans van slagen heeft. De enkele vermelding dat klager advies heeft ingewonnen bij een LSA advocaat, zonder een afschrift van het advies te verstrekken en te volstaan met citaten, is onvoldoende om de juistheid van dit standpunt vast te kunnen stellen. Ook in de overige stukken in het dossier heeft het hof geen aanknopingspunten kunnen vinden voor de juistheid van het standpunt van klager op dit punt, zodat de deken in redelijkheid tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen.

​​​​​​​4.7 Het beklag van klager dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 8 augustus 2023 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.C.A.T. Frima en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023.

griffier                                                                                                       voorzitter

De beslissing is verzonden op 20 november 2023.