ECLI:NL:TAHVD:2023:198 Hof van Discipline 's Gravenhage 230239

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:198
Datum uitspraak: 10-11-2023
Datum publicatie: 13-11-2023
Zaaknummer(s): 230239
Onderwerp:
  • Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
  • Aanwijzing, subonderwerp: Beklag tegen beslissing raad van toezicht houdende verzet tegen de inschrijving
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Beklag op grond van artikel 13 Advw ongegrond.

Beslissing van 10 november 2023

in de zaak 230239

naar aanleiding van het beklag van:

klaagster

tegen:

de deken

1 HET BEKLAG

1.1  Klaagster heeft op 10 juli 2023 bij de deken Rotterdam een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.

1.2 De Rotterdamse deken heeft onderzoek ingesteld naar aanleiding van het verzoek. Op basis daarvan heeft hij aanleiding gezien om het dossier over te dragen aan de Haagse deken. De Haagse deken heeft het onderzoek voortgezet.

1.3 De Haagse deken heeft het verzoek van klaagster op 23 augustus 2023 afgewezen op de grond dat het in eerste instantie om een bestuursrechtelijke kwestie gaat waarin nog geen procedure loopt. Volgens de deken is er geen sprake van een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat voorgeschreven is.

1.4 Klaagster heeft op 28 augustus 2023 tegen de beslissing van de deken een beklag ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

​​​​​​​2.1 Het beklag tegen de afwijzende beslissing van de deken, met bijlagen, is op 23 augustus 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

​​​​​​​2.2 Verder bevat het dossier:

  • het verweer van de deken, met bijlagen;
  • de twee e-mails van 5 oktober 2023 en de e-mail van 9 oktober 2023 van klaagster.

​​​​​​​2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 BEOORDELING

Beklag

3.1 De stellingen die klaagster aan haar beklag ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

Standpunt deken

​​​​​​​3.2 De deken heeft in de beklagprocedure haar standpunt ingenomen in de afwijzende beslissing gehandhaafd. Zij heeft daarnaast gereageerd op de stellingen van klaagster. Wat de deken naar voren heeft gebracht zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

Toetsingskader

​​​​​​​3.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling

​​​​​​​3.4 Uit het dossier blijkt dat klaagster in 1987 ziek is geworden. In 1987 is volgens klaagster vastgesteld dat zij volledig arbeidsongeschikt was en is aan haar een WAO-uitkering toegekend door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). In mei 1988 werd aan klaagster meegedeeld dat zij vanaf oktober van dat jaar weer volledig arbeidsgeschikt werd geacht. Vanaf dit punt is er tussen klaagster en OCW onenigheid ontstaan over de arbeids(on)geschiktheid van klaagster en de (financiële) consequenties daarvan. Klaagster stelt zich op het standpunt dat door OCW fouten zijn gemaakt en dat sprake is van schadeplichtigheid.

​​​​​​​3.5 Het hof is met de deken van oordeel dat op dit moment geen sprake is van een kwestie waarbij bijstand van een advocaat nodig is. Het hof stelt op grond van het dossier vast dat de kwestie zich in het stadium bevindt dat klaagster haar juridische positie moet bepalen, zowel voor de bestuursrechtelijke als de civielrechtelijke aspecten. Hiervoor is de bijstand van een advocaat niet nodig. Reeds op deze grond kan het beklag niet slagen.

​​​​​​​3.6 Dat bij OCW een klachtprocedure aanhangig is, zoals klaagster stelt, maakt deze beslissing niet anders. Dat is immers evenmin een zaak waarvoor de bijstand van een advocaat voorgeschreven is.

​​​​​​​3.7 Wat de deken nog meer aan redenen heeft gesteld voor de weigering om een advocaat aan te wijzen, kan daarom onbesproken blijven.

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van 23 augustus 2023 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. W.F. Boele en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2023 .

griffier                                                       voorzitter

De beslissing is verzonden op 10 november 2023.