ECLI:NL:TAHVD:2023:179 Hof van Discipline 's Gravenhage 230094

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:179
Datum uitspraak: 27-10-2023
Datum publicatie: 31-10-2023
Zaaknummer(s): 230094
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat die op grond van artikel 509c Sv is aangewezen ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad.

Beslissing van 27 oktober 2023

in de zaak 230094

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 27 maart 2023 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 22-807/A/A). In deze beslissing is de klacht van klager in alle onderdelen ongegrond verklaard.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2023:64 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het beroepschrift van klager tegen deze beslissing is op 2 april 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad.

  ​​​​​​2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 1 september 2023. Daar is alleen verweerder verschenen. Verweerder heeft zijn standpunt toegelicht.

3 FEITEN

3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast, voor zover in hoger beroep nog van belang.

3.2 Op 20 september 2019 is klager door de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot tbs met dwangverpleging. Klager is daartegen in hoger beroep gegaan.

3.3 Nadat klager meerdere malen zijn advocaat had ontslagen, heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 september 2020 de Raad voor Rechtsbijstand gelast verweerder op grond van artikel 509c van het Wetboek van Strafvordering (Sv) aan te wijzen als de advocaat van klager. Na die aanwijzing heeft verweerder geprobeerd klager in de penitentiaire inrichting te bezoeken. Klager wilde verweerder echter niet ontvangen. Verweerder heeft daarna nog brieven aan klager gezonden, maar ook dat heeft niet tot contact tussen klager en verweerder geleid.

​​​​​​​3.4 Op 25 november 2021 heeft het gerechtshof Amsterdam klager ontslagen van alle rechtsvervolging. Klager is in het hoger beroep geen tbs-maatregel opgelegd. Klager heeft tot 26 november 2021 in voorlopige hechtenis gezeten.

​​​​​​​3.5 Klager heeft bij het gerechtshof Amsterdam een niet ondertekend verzoekschrift ingediend tot vergoeding van de door hem als gevolg van het voorarrest geleden schade. Het door klager ingediende verzoekschrift vermeldt niet de hoogte van de geleden schade. Daarna heeft ook verweerder namens klager een – niet door klager ondertekend – verzoekschrift tot vergoeding van de door klager als gevolg van het voorarrest geleden schade ingediend. De verzoeken tot schadevergoeding zijn in een openbare raadkamer behandeld, waar verweerder namens klager is verschenen. Het gerechtshof Amsterdam heeft klager op de voet van artikel 533 Sv een bedrag van € 12.700,00 toegekend en op de voet van artikel 530 Sv een bedrag van € 680,00.

4 KLACHT

​​​​​​​4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog aan de orde, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij

a)    …

b)    …

c)    de zaak van klager niet goed heeft behandeld.

5 BEOORDELING

beroepsgronden - omvang hoger beroep

​​​​​​​5.1 Klager voert aan dat de raad ten onrechte voorbij is gegaan aan zijn stellingen dat verweerder niets heeft gedaan met zijn opmerkingen over het proces-verbaal van de wijkagent uit 2018, waarin volgens klager gefraudeerd is, of met “de valse beschuldigingen” van het Pieter Baan Centrum. Hij stelt dat verweerder nalatig is geweest en fraudeert in de behandeling van de klacht.

​​​​​​​5.2 Deze beroepsgronden hebben alleen betrekking op klachtonderdeel c) en niet op de procedure tot het verkrijgen van schadevergoeding, waarop de klachtonderdelen a) en b) zagen. Dat betekent dat in hoger beroep alleen nog klachtonderdeel c) aan de orde is.

beoordeling klachtonderdeel c)

​​​​​​​5.3 De raad heeft overwogen dat op grond van het klachtdossier en hetgeen verweerder heeft aangevoerd genoegzaam is gebleken dat verweerder klagers zaak heeft behandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht.

​​​​​​​5.4 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof voegt hier nog aan toe dat klager niet heeft toegelicht waarom of hoe de door hem genoemde onjuistheden in het proces-verbaal uit 2018 (die geen betrekking hebben op de feiten waarvoor de rechtbank hem heeft veroordeeld) en de ‘valse beschuldigingen” van het Pieter Baan Centrum van belang konden zijn voor de behandeling van zijn strafzaak. Daarbij komt dat niet is gebleken dat er tijdens de behandeling van de strafzaak enig contact tussen klager en verweerder is geweest en dat klager ook niet aangeeft wanneer en op welke wijze hij aan verweerder kenbaar heeft gemaakt dat deze punten voor hem van belang waren. Weliswaar is er in het kader van de schadevergoedingsprocedure wel enig (beperkt) contact tussen klager en verweerder geweest, maar toen was de behandeling van de stafzaak al geëindigd en waren de door klager genoemde punten in ieder geval niet meer relevant. Nu niet is gebleken dat klager de voor hem van belang zijnde punten aan verweerder heeft gemeld en evenmin dat deze van belang waren voor de behandeling van de strafzaak, falen de beroepsgronden van klager en wordt de beslissing van de raad bekrachtigd.

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-      bekrachtigt de beslissing van beslissing van 27 maart 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam met zaaknummer 22-807/A/A.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.P. Wessels en J.H. Brouwer, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2023.

griffier                                                                                                       voorzitter             

De beslissing is verzonden op 27 oktober 2023 .