ECLI:NL:TAHVD:2023:13 Hof van Discipline 's Gravenhage 220195 220196 220197 220198

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:13
Datum uitspraak: 16-01-2023
Datum publicatie: 30-01-2023
Zaaknummer(s):
  • 220195
  • 220196
  • 220197
  • 220198
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Appelverbod. Het beroep van klager is gericht tegen de beslissingen op verzet. De door klager aangevoerde gronden zien op de inhoudelijke beoordeling en motivering van de zaak en raken niet aan fundamentele rechtsbeginselen. Het hoger beroep van klager wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Beslissing van 16 januari 2023

in de zaken 220195, 220196, 220197 en 220198

naar aanleiding van de hoger beroepen van:

klager

tegen:

verweerder 1

verweerder 2

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

Zaaknummers 220195 en 220196

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 9 augustus 2021 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummers: 21-473/AL/MN en 21-474/AL/MN). In deze beslissing zijn de klachten van klager kennelijk (deels) niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2022:364 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.2 Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 13 juni 2022 het verzet van klager ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder [ECLI-nummer] ECLI:NL:TADRARL:2022:122 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Zaaknummers 220197 en 220198

1.3 Het hof verwijst naar de beslissing van 9 augustus 2021 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummers: 21-475/AL/MN en 21-476/AL/MN). In deze beslissing zijn de klachten van klager (deels) kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2022:363 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.4 Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 13 juni 2022 het verzet van klager ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder ECLI:NL:TADRARL:2022:128 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissingen op verzet is op 4 juli 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad in voornoemde procedures en nog een nadere reactie van klager van 14 augustus 2022.

2.3 De zaken zijn in raadkamer gevoegd behandeld.

2.4 De uitspraakdatum was in eerste instantie bepaald op 17 oktober 2022. Klager heeft de leden van de kamer die de zaak behandelen echter op 14 oktober 2022 gewraakt. Hierop is het onderzoek geschorst in afwachting van de beslissing van de wrakingskamer. De wrakingskamer van het hof heeft op 12 december 2022 uitspraak gedaan en heeft het wrakingsverzoek ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TAHVD:2022:169 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2.5 Vervolgens is op 15 december 2022 door de griffie aan partijen medegedeeld dat de uitspraakdatum is bepaald op 16 januari 2023.

3 BEOORDELING

3.1 Het beroep van klager is gericht tegen de beslissingen op verzet. Voor zover de nadere reactie van klager van 14 augustus 2022 nieuwe gronden bevat laat het hof die buiten beschouwing. Deze vallen immers buiten de 30 dagen termijn van artikel 56 lid 1 Advocatenwet.

standpunt klager

3.2 Klager heeft ter onderbouwing van zijn beroep aangevoerd dat de raad partijdig en vooringenomen is geweest. Dat blijkt onder meer uit het feit dat de raad niet wilde ingaan op zijn verzoek om aan verweerders vragen te stellen die door hem waren geformuleerd in zijn pleitnota. Klager stelt dat hij om die reden de raad ook heeft gewraakt, maar dat dat verzoek ten onrechte is afgewezen. Ook heeft de raad een bewijsstuk genegeerd waaruit blijkt dat de verklaring van verweerder 2 vals was. Daarbij is de raad niet ingegaan op zijn onderbouwing dat de verklaringen die verweerders in een tegen hem gevoerde procedure hebben gebruikt, vals waren. Al met al meent klager te maken hebben gehad met subjectieve, vooringenomen raad die weigert de tuchtrechtelijke, zelfs strafbare, feiten van verweerders onder ogen te zien.

maatstaf

3.3 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.

overwegingen hof

3.4 De door klager aangevoerde gronden zien op de inhoudelijke beoordeling en motivering van de zaak en raken niet aan fundamentele rechtsbeginselen, zoals schending van hoor en wederhoor. Dergelijke klachten leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168, ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).

slotsom

3.5 De conclusie is dat er geen gronden zijn voor doorbreking van het appelverbod. Klager kan dan ook niet in het hoger beroep worden ontvangen.

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

4.1 verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.D. Streefkerk en E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2023.

griffier                                                                                                       voorzitter             

De beslissing is verzonden op 16 januari 2023.