ECLI:NL:TAHVD:2023:107 Hof van Discipline 's Gravenhage 220129

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:107
Datum uitspraak: 07-07-2023
Datum publicatie: 27-07-2023
Zaaknummer(s): 220129
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Geen voortzetting behandeling op grond van algemeen belang na intrekking klacht. 

Beslissing van 7 juli 2023

in de zaak 220129

naar aanleiding van het hoger beroep van:

[mr. X]

gemachtigde: mr. F.J.J. ten Voorde

verweerster

tegen

de deken

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 11 april 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) in de zaak met nummer 21-506/AL/MN. De raad heeft de klacht gegrond verklaard, aan verweerster de maatregel van berisping opgelegd en verweerster veroordeeld in de proceskosten, waaronder het griffierecht en de reiskosten van klaagster.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2022:62 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

​​​​​​​2.1 Het beroepschrift van verweerster tegen de beslissing van de raad is op 11 mei 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Op 13 januari 2023 ontving de griffie de bevestiging van klaagster dat de klacht is ingetrokken.

2.3 De deken heeft op 9 februari 2023 aangegeven de behandeling van de klacht te willen voortzetten op grond van het algemeen belang.

​​​​​​​2.4 Op 10 februari 2023 heeft de griffie van het hof de deken en verweerster bericht dat de zaak opnieuw zal worden ingepland.

​​​​​​​2.5 Verder bevat het dossier van het hof:

-    de stukken van de raad;

-    de e-mail met bijlagen van de gemachtigde van verweerster van 28 juni 2023.

​​​​​​​2.6 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 7 juli 2023. Daar zijn verweerster met haar gemachtigde en de deken, mr. Y met mr. Z, stafjurist, verschenen. Aan de orde was primair de vraag of voortzetting van de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend, moest worden voortgezet, nu het hof daarover nog geen beslissing had genomen. Het hof heeft – na een korte schorsing van de behandeling – beslist als volgt.

3 BEOORDELING

Maatstaf

​​​​​​​3.1       De eerste volzin van art. 47a Advocatenwet bepaalt dat in geval van intrekking van de klacht de behandeling daarvan wordt gestaakt, tenzij de tuchtrechter beslist dat de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet. Blijkens art. 57 lid 2 Advocatenwet is artikel 47a Advocatenwet van overeenkomstige toepassing op de behandeling in hoger beroep. Beslist het hof tot staking van de behandeling, dan leidt dit tot een dictum waarbij de beslissing van de raad wordt vernietigd (ongeacht de inhoud daarvan) en wordt verstaan dat de klacht geen behandeling meer behoeft. Bij de beoordeling of de behandeling moet worden voortgezet om redenen aan het algemeen belang ontleend, hanteert het hof de navolgende uitgangspunten, onder aantekening dat het niet beoogt een limitatieve opsomming te geven:

(i) indien de feitelijke grondslag van de klacht door de verweerder wordt betwist en prima facie verschillend kan worden gedacht over de waardering van het bewijs daarvan, zal voortzetting van de behandeling doorgaans niet in de rede liggen; met delicate bewijsbeslissingen is geen algemeen belang gemoeid;

(ii) indien de feitelijke grondslag van de klacht onbetwist is of prima facie geen twijfel bestaat dat deze bewezen is, dan is voornamelijk de aard van de geschonden norm bepalend voor de beslissing om de behandeling al dan niet voort te zetten;

(iii) is de aard van de gestelde normschending deze dat de advocaat tekortgeschoten is bij de inhoudelijke behandeling van de hem door zijn cliënt toevertrouwde zaak, dan zal voortzetting van de behandeling doorgaans niet geïndiceerd zijn; in zodanig geval prevaleert het belang van de cliënt bij een minnelijke regeling (die doorgaans ten grondslag ligt aan de intrekking van de klacht) boven het algemeen belang dat door de tuchtrechter wordt vastgesteld dat de advocaat de kernwaarde van deskundigheid heeft geschonden; de ernst van de gestelde tekortkoming zal daarbij van ondergeschikte betekenis zijn; deze zal immers zijn verdisconteerd in de met de cliënt getroffen regeling.

(iv) in andere gevallen zal de beslissing om de behandeling al dan niet voort te zetten afhankelijk zijn van de mate waarin de gestelde normschending raakt aan andere kernwaarden dan deskundigheid bij de behartiging van de belangen van de cliënt, en van de mate waarin het wenselijk voorkomt dat de tuchtrechter de desbetreffende norm (opnieuw) onder de aandacht brengt van de beroepsgroep in het algemeen en/of van de verwerende advocaat in het bijzonder.

(v) voortzetting van de behandeling zal in elk geval geïndiceerd zijn indien de verwerende advocaat de ongeoorloofdheid van zijn (vaststaande) handelwijze ten principale betwist en een beslissing op dat verweer precedentwaarde heeft voor de praktijk.

Geen voorzetting klachtbehandeling en vernietiging beslissing raad

​​​​​​​3.2       Naar het oordeel van het hof bestaan geen redenen van algemeen belang die met zich brengen dat de behandeling van de klacht moet worden voortgezet. De klacht is gericht tegen de eigen advocaat van klaagster. De gedraging van verweerster die in hoger beroep ter beoordeling voorligt raakt aan de kernwaarde (financiële) integriteit, waarmee in beginsel ook een algemeen belang is gegeven voor voortzetting van de klacht. Daar staat evenwel tegenover dat verweerster bij haar handelen steeds het gerechtvaardigd belang van haar cliënte voor ogen heeft gehad. Zij heeft zich destijds alleen onvoldoende gerealiseerd dat de bestaande regelgeving een andere (administratieve) afwikkeling vereiste dan daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Zij erkent dat zij niet juist gehandeld heeft en heeft naar volle tevredenheid van de cliënte met haar een regeling getroffen. Het hof acht daarom onvoldoende grond aanwezig om de geschonden norm juist in deze zaak opnieuw onder de aandacht van de beroepsgroep te brengen.

​​​​​​​3.3 Omdat geen grond bestaat voor voortzetting van de klachtbehandeling zal het hof de beslissing van de raad vernietigen.

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-      vernietigt de beslissing van 11 april 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden in de zaak met nummer 21-506/AL/MN;

-           verstaat dat de klacht geen behandeling meer behoeft.

Deze beslissing is gewezen door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mrs. T.E. van der Spoel en

F.C. van der Jagt, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2023 .

griffier                                                                                                       voorzitter             

De beslissing is verzonden op 12 juli 2023.