ECLI:NL:TADRSHE:2023:89 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-827/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2023:89
Datum uitspraak: 10-07-2023
Datum publicatie: 28-07-2023
Zaaknummer(s): 22-827/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht van advocaat tegen advocaat. De raad overweegt dat het beter ware geweest als klager en verweerder iets meer professionele distantie in acht hadden genomen en elkaar met iets meer welwillendheid tegemoet hadden getreden. Het optreden van verweerder en de inhoud van de e-mails, ook in onderlinge samenhang bezien, zijn naar het oordeel van de raad binnen de ruime voor een advocaat geldende bandbreedte gebleven, zodat voor tuchtrechtelijk ingrijpen geen aanleiding bestaat. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 10 juli 2023

in de zaak 22-827/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Bij klachtformulier van 15 april en e-mail van 28 april 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 18 oktober 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22-045 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is tezamen met de klachtzaak 22-828/DB/NN behandeld op de zitting van de raad van 22 mei 2023. Daarbij was klager aanwezig. Verweerder is, als aangekondigd, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van hetgeen overigens ter zitting is verhandeld.  

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2     Het UMCG is een aanbestedingsprocedure (voor de levering van dentale verbruiksartikelen) gestart. D.U. B.V., voor welke vennootschap verweerder als advocaat optrad, heeft aan deze procedure deelgenomen en is daarbij als tweede geëindigd.

2.3     Nadat er ten aanzien van de winnaar, D.A., van een fout was gebleken, heeft het UMCG besloten de aanbestedingsprocedure in te trekken.

2.4     D.U. B.V. was het niet eens met de intrekkingsbeslissing en vond dat de opdracht haar gegund moest worden.

2.5     Verweerder heeft namens D.U. B.V. een kort geding aanhangig gemaakt jegens het UMCG. In dat verband heeft verweerder op 26 augustus 2021 een e-mail gestuurd aan [emailadres] en [emailadres]. In deze e-mail heeft verweerder verzocht om met spoed verhinderdata door te geven en wel vóór 20:00 uur. Hierop heeft verweerder geen reactie gekregen. Vervolgens heeft verweerder de Voorzieningenrechter om een zittingsdatum verzocht.

2.6     Verweerder heeft het UMCG 30 augustus 2021 doen dagvaarden om in kort geding te verschijnen op 24 september 2021. Het UMCG heeft zich voor rechtsbijstand gewend tot klager.

2.7     Klager heeft verweerder bij e-mail van 31 augustus 2021 medegedeeld dat hij en zijn cliënte op 24 september 2021 verhinderd waren. Klager heeft verweerder verzocht om verhinderdata voor de maanden september en oktober door te geven.

2.8     Verweerder heeft bij e-mail d.d. 31 augustus 2021 op klagers verzoek om verhinderdata gereageerd. Verweerder heeft geweigerd om verhinderdata te verstrekken.

2.9     Klager heeft bij brief d.d. 6 september 2021 op verweerders brief gereageerd.

2.10   Bij brief d.d. 7 september 2021 heeft klager de Voorzieningenrechter verzocht om een andere zittingsdatum te bepalen. Bij de brief waren gevoegd een e-mail van verweerder aan klager d.d. 31 augustus 2021 en een brief van klager aan verweerder d.d. 6 september 2021.

2.11   Verweerder heeft de griffie gebeld. Verweerder heeft bij brief d.d. 8 september 2021 aan klager medegedeeld dat hij geen afschrift had ontvangen van de brief van klager aan de Voorzieningenrechter d.d. 7 september 2021. Een afschrift van deze brief heeft verweerder op 8 september 2021 aan de Voorzieningenrechter gestuurd.

2.12   Op 9 september 2021 heeft de Voorzieningenrechter bepaald dat de mondelinge behandeling van het kort geding werd verplaatst naar 15 oktober 2021.

2.13   Op 10 september 2021 hebben klager en verweerder per e-mail met elkaar gecorrespondeerd.

2.14   Bij brief d.d. 11 september 2021 heeft klager verweerder uitgenodigd voor een gesprek teneinde de lucht te klaren. Verweerder is op die uitnodiging niet ingegaan.

2.15   Bij per e-mail d.d. 26 september 2021 verzonden brief van 24 september 2021  heeft verweerder bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland  een klacht ingediend over klager.

2.16   Bij klachtformulier van 15 april en e-mail van 28 april 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

3 KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

1. Verweerder heeft zich in woord en geschrift onnodig grievend over klager uitgelaten;

2. Verweerder heeft onnodig korte termijnen gehanteerd en zich bij gevraagd uitstel niet welwillend opgesteld;

3. Verweerder heeft zich niet gehouden aan de instructies van de rechtbank en verzuimd om afschriften van zijn correspondentie met de rechtbank aan klager toe te sturen;

4. Verweerder heeft zich niet welwillend opgesteld en de goede naam van de advocatuur in gevaar gebracht.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

5.1     Toetsingskader

De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

5.2     De raad overweegt verder dat gedragsregel 24 bepaalt dat, in het belang van rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen, advocaten moeten streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.

5.3     De raad heeft kennis genomen van de escalerende correspondentie tussen klager en verweerder. De raad overweegt dat het beter ware geweest als klager en verweerder iets meer professionele distantie in acht hadden genomen en elkaar met iets meer welwillendheid tegemoet hadden getreden. Op de uitnodiging van klager om het gesprek aan te gaan teneinde de lucht te klaren is verweerder helaas niet ingegaan. Tot een oplossing van het tussen klager en verweerder gerezen geschil is het dan ook niet gekomen en beiden hebben aanleiding gezien de kwestie voor te leggen aan de tuchtrechter. Het optreden van verweerder en de inhoud van de e-mails, ook in onderlinge samenhang bezien, zijn naar het oordeel van de raad echter binnen de ruime voor een advocaat geldende bandbreedte gebleven, zodat voor tuchtrechtelijk ingrijpen geen aanleiding bestaat. De raad zal de klacht in alle onderdelen als ongegrond afwijzen.

BESLISSING

De raad van discipline:

          verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra en R. van den Dungen, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2023.

Griffier                                                                                      Voorzitter

Verzonden op: 10 juli 2023