ECLI:NL:TADRSHE:2023:76 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-203/DB/LI/D

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2023:76
Datum uitspraak: 26-06-2023
Datum publicatie: 27-06-2023
Zaaknummer(s): 23-203/DB/LI/D
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Gedragingen in strafzaken
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Dekenbezwaar. Verweerster is in een zaak, waarin de verdenking van handel in cocaïne en witwassen aan de orde was geweest, te lichtvaardig afgegaan op het verzoek van een tussenpersoon om eerder door het OM in beslag genomen goederen met een grote waarde (een Rolex horloge en Prada tas) op te halen. Verweerster heeft de goederen zonder voorafgaande opdrachtbevestiging en eenduidige afspraken opgehaald en onder zich genomen. Het handelen van verweerster komt in strijd met de kernwaarde integriteit zoals vastgelegd in artikel 10a lid 1 aanhef en sub d Advocatenwet. Dekenbezwaar gegrond. Berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 26 juni 2023

in de zaak 23-203/DB/LI/D

naar aanleiding van het bezwaar van:

deken

over:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 16 maart 2023 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een bezwaar met kenmerk nr. DK23-003 ingediend over verweerster.

1.2 De griffier van de raad heeft verweerster en de deken opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 15 mei 2023.

1.3 Het bezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 15 mei 2023. Daarbij waren de deken, vergezeld van mr. H., advocaat bij de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg, en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde dekenbezwaar met bijlagen, van de nagekomen e-mail met bijlage van verweerster d.d. 5 april 2023 en van het van verweerster op 30 april 2023 ontvangen verweerschrift met bijlagen.

2 FEITEN

2.1     Voor de beoordeling van het bezwaar gaat de raad, gelet op het dossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2     De heer OA is op 18 maart 2022 aangehouden op Schiphol. Bij gelegenheid van die aanhouding zijn een horloge van het merk Rolex en een tas van het merk Prada bij de heer OA in beslag genomen.  De heer OA werd verdacht van de handel in cocaïne en witwassen. Verweerster heeft de heer OA op basis van een toevoeging bijgestaan in de strafzaak. Verweerster heeft met de heer OA afgesproken dat zij haar werkzaamheden bij vrijspraak met terugwerkende kracht op betalende basis aan hem in rekening zou brengen.

2.3     De contacten tussen de heer OA en verweerster verliepen via een tussenpersoon, de heer AS. De heer AS heeft aan verweerster medegedeeld dat het horloge niet aan de heer OA in eigendom toebehoorde, maar aan de heer AA, die woonachtig is in Marokko en het horloge aan de heer OA had geleend, aldus de heer AS. De heer AS heeft verweerster verzocht om een verklaring op te stellen ten behoeve van de heer AA, waarin hij verklaart dat het horloge in eigendom aan hem toebehoort en waarin hij teruggave van het horloge vordert. Verweerster heeft aan dit verzoek gehoor gegeven en een verklaring opgesteld. Deze verklaring is op 27 mei 2022 ondertekend. De heer OA heeft een afstandsverklaring ondertekend. Op 6 september 2022 heeft het Openbaar Ministerie de goederen vrijgegeven.

2.4     Bij vonnis d.d. 29 september 2022 is de heer OA vrijgesproken. De rechtbank heeft onder meer overwogen:

                        “Rolex-horloge en Prada-tas:

         Verdachte heeft verklaard dat hij het horloge en de tas heeft geleend van een vriend die in Marokko handelt in horloges, genaamd [AA]. De verdediging heeft een verklaring van [AA] overgelegd, samen met een kopie van zijn paspoort en een (vertaling van een ) echtheidscertificaat van het horloge. De rechtbank vindt ook deze verklaring niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk en gelet op de onderbouwing voldoende concreet en verifieerbaar. De verklaring is niet onderzocht door het Openbaar Ministerie en dat had wel op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen. Verdachte heeft ook hiermee het witwasvermoeden ten aanzien van het aangetroffen Rolex-horloge en de Prada-tas ontzenuwd en wordt van het witwassen van deze goederen vrijgesproken.

         De rechtbank acht het tenlastegelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.”

2.5     Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.

2.6     Verweerster en de heer OA hebben een afspraak gemaakt voor 6 oktober 2022 in Amsterdam, om het vonnis te bespreken en om betalingsafspraken te maken. Op deze afspraak is de heer OA niet verschenen. De heer OA heeft verweerster laten weten dat hij niet meer door haar wilde worden bijgestaan. Op de afspraak is de tussenpersoon, de heer AS, wel verschenen, die aan verweerster te kennen gaf dat de heer AA zijn horloge en tas terug wilde.  De heer AS heeft verweerster verzocht het horloge en de tas op te halen.

2.7     Op 13 oktober 2022 heeft de heer AS verweerster namens de heer AA verzocht om het horloge en de tas op te halen. Bij de e-mail was gevoegd een kopie van het identiteitsbewijs van de heer AA. Ook heeft de heer AS een screenshot aan verweerster doorgestuurd van een whatsapp-bericht, waarin de heer AA verweerster verzoekt om het horloge en de tas op te halen.

2.8     Bij brief d.d. 28 oktober 2022 heeft het Domein Roerende Zaken aan verweerster medegedeeld dat van het Openbaar Ministerie de opdracht was ontvangen om de in beslag genomen goederen af te geven.  

2.9     Op 9 november 2022 heeft verweerster het horloge en de tas opgehaald bij Domein Roerende Zaken te Bleiswijk. Verweerster heeft het horloge en de tas bewaard in haar privé kluis.

2.10   Op 10 november 2022 heeft verweerster in een brief aan de heer AA medegedeeld dat zij de goederen had opgehaald, dat zij voornemens was om bij hem voor het ophalen van de goederen een bedrag van € 2.500,-- exclusief BTW in rekening te brengen en dat hij de goederen, na betaling van het bedrag van € 2.500,-- exclusief BTW, zou kunnen komen ophalen.  Verder heeft verweerster aan de heer AA medegedeeld:

         “Indien ik een bevestiging en accordering heb ontvangen, zal ik u de factuur doen toekomen. U kunt het bedrag dan via de kantoorrekening voldoen voordat u de goederen na afspraak komt ophalen. Wordt het horloge niet binnen de gestelde termijn opgehaald, ben ik genoodzaakt mijn kosten (voor de bewaring) te verhogen i.v.m. de waarde en het risico. Ik zal dan overwegen een kluis te huren.”

          Omdat verweerster het verzoek om de goederen op te halen van de heer AS via het e-mailadres van de heer AS had ontvangen, heeft verweerster haar brief d.d. 10 november 2022 aan de heer AA enkel aan het e-mailadres van de heer AS verzonden, aldus verweerster.

2.11   Bij e-mail van 23 november 2022 heeft de heer AA aan verweerster medegedeeld dat hij haar nooit de opdracht had verstrekt om namens hem spullen op te halen en heeft hij haar gevraagd waar hij de spullen zou kunnen ophalen.

2.12   Bij e-mail van 23 november 2022 heeft verweerster aan de heer AA bericht dat zij wel degelijk de opdracht van hem had gekregen om de spullen op te halen en heeft zij aan hem medegedeeld dat zij het horloge pas zou afgeven nadat hij haar factuur had betaald.

2.13   Bij e-mail van 25 november 2022 heeft de heer AA nogmaals aan verweerster medegedeeld dat hij haar nooit de opdracht had verstrekt om namens hem spullen op te halen en heeft hij haar verzocht om de spullen binnen 7 dagen aan hem terug te geven.

2.14   Bij e-mail d.d. 26 november 2022 heeft verweerster aan de heer AA medegedeeld dat zij er genoeg van had, dat zij de deken zou benaderen en dat zij, als de deken zou bevestigen dat zij correct had gehandeld, het horloge zou verkopen en de opbrengst, na aftrek van haar declaratie, zou overmaken aan justitie.

2.15   De heer AA heeft zich voor rechtsbijstand gewend tot mr. C, die verweerster bij e-mail d.d. 2 december 2022 tot afgifte van de goederen heeft gesommeerd. Verweerster en mr. C hebben per e-mail gecommuniceerd en een dispuut gekregen over de kwestie. Verweerster heeft telefonisch contact opgenomen met de deken, met de vraag om advies. De deken heeft verweerster geadviseerd om de goederen af te geven aan mr. C. Verweerster heeft dit niet gedaan, waarna mr. C op 30 december 2022 een bemiddelingsverzoek heeft ingediend bij de deken.

2.16   De deken heeft verweerster bij e-mail d.d. 6 januari 2023 uitgenodigd voor een gesprek op 17 januari 2023. Verweerster heeft bij e-mail d.d. 9 januari 2023 aan de deken bericht dat zij verhinderd was, waarna de afspraak is verplaatst naar 2 februari 2023.

2.17   Van het gesprek dat op 2 februari 2023 tussen de deken en verweerster heeft plaatsgevonden is een verslag gemaakt, dat aan verweerster is verzonden en waarop zij vervolgens schriftelijk heeft gereageerd.

2.18   Op 16 maart 2023 heeft de deken een dekenbezwaar ingediend over verweerster.

2.19   Bij e-mail d.d. 24 maart 2023 heeft verweerster de deken verzocht om het dekenbezwaar in te trekken.

2.20   Op 4 april 2023 heeft verweerster, op voorwaarde van betaling van een bedrag van € 750,--, de goederen aan mr. C overhandigd op het station te ‘s-Hertogenbosch.

2.21   Bij e-mail d.d. 5 april 2023 heeft de deken verweerster bericht dat het dekenbezwaar niet wordt ingetrokken. Bij e-mail van eveneens 5 april 2023 heeft verweerster hierop gereageerd dat zij dit betreurt en dat zij zich kranig zal verweren.

3 BEZWAAR

3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat zij:

zonder voorafgaande opdrachtbevestiging en eenduidige afspraken, ten behoeve van een persoon, niet zijnde een cliënt, goederen met een grote waarde onder zich heeft genomen. Hierdoor heeft verweerster zich schuldig gemaakt aan handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt en gehandeld in strijd met de in artikel 10a Advocatenwet genoemde kernwaarden.

4 BEOORDELING

          Toetsingskader

4.1     Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht of een dekenbezwaar dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen (HvD 30 augustus 2019,ECLI:NL: TAHVD:2019:125).

4.2    Handelen in strijd met de in artikel 10a Advocatenwet genoemde kernwaarden?

          Vast staat dat het horloge en de tas bij verweersters (voormalig) cliënt in beslag zijn genomen in het kader van een strafzaak waarin de verdenking van cocaïnehandel en witwassen aan de orde was. Tevens staat vast deze goederen en zeer grote financiële waarde vertegenwoordigden. Onder deze omstandigheden had verweerster grote terughoudendheid moeten betrachten toen zij van een derde het verzoek ontving om deze goederen op te halen. Ter zitting van de raad heeft verweerster verklaard dat zij voorafgaand aan ophalen van deze goederen nimmer rechtsreeks contact had gehad met de heer AO. Verweerster heeft de identiteit van de heer AO niet voldoende gecontroleerd en heeft de opdracht voorafgaand aan het ophalen van de goederen ook niet schriftelijk aan de heer AO bevestigd. Verweerster heeft niet vastgelegd welke kosten zij voor het ophalen van de goederen in rekening zou brengen. Evenmin heeft verweerster vastgelegd op welke wijze de (kostbare) goederen zouden worden vervoerd en bewaard, noch heeft zij vastgelegd op welke wijze, op welk moment, waar en aan wie de goederen door haar zouden worden afgegeven.  Verweerster is kortom te lichtvaardig afgegaan op het verzoek van de heer AS en heeft daar op onzorgvuldige wijze uitvoering aan gegeven. Dit handelen betaamt een behoorlijk handelend advocaat niet en komt in strijd met de kernwaarde (financiële) integriteit zoals vastgelegd in artikel 10a lid 1 aanhef en sub d Advocatenwet.

4.3     De raad komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt en daarmee heeft gehandeld in strijd met de in artikel 10a Advocatenwet genoemde kernwaarden. Het bezwaar van de deken is derhalve gegrond.

5 MAATREGEL

5.1     Op grond van het voorgaande, in samenhang beschouwd, heeft verweerster niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet en bovendien niet integer gehandeld in de zin van artikel 10a lid 1 aanhef en sub d Advocatenwet. Verweerster heeft met haar handelen het vertrouwen in de advocatuur geschaad.  De raad acht de maatregel van berisping passend bij de gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten.

6 KOSTENVEROORDELING

6.1 Omdat de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 500,- kosten van de Staat.

6.2 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 6.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-      verklaart het bezwaar gegrond;

-      legt aan verweerster de maatregel van berisping op;

-   veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 6.2.

Aldus beslist door mr. J.M.H.  Schoenmakers, voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel, M. Callemeijn, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2023.

Griffier                                                                            Voorzitter

Verzonden op: 26 juni 2023