ECLI:NL:TADRSHE:2023:67 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-985/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2023:67
Datum uitspraak: 22-05-2023
Datum publicatie: 24-05-2023
Zaaknummer(s): 22-985/DB/OB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Overige (tussen)beslissingen
Inhoudsindicatie: Tussenbeslissing. Ambtshalve aanvulling van de klacht en terugverwijzing naar de deken voor onderzoek naar de aanvulling van de klacht.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 22 mei 2023

in de zaak 22-985/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij op 16 maart 2022 ontvangen brief, gedateerd 10 maart 2022, heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 16 december 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|22|043K van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 3 april 2023. Verschenen is klaagster, vergezeld van haar partner de heer P. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier, bestaande uit de  als 1 tot en met 9 op de inventarislijst aangeduide stukken, en de volgende nagekomen stukken:

  • De e-mail met bijlagen van verweerder d.d. 19 december 2022;
  • De e-mail met bijlagen van klaagster d.d. 28 december 2022 .

2 KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:

1.    Verweerder heeft klaagster onjuist geadviseerd met betrekking tot de hoogte van haar vorderingen uit hoofde van de verdeling, omdat de hoogte van het toegewezen bedrag heeft geleid tot intrekking van de toevoeging;

2.    Verweerder heeft een brief die bestemd was voor klaagster en verweerder doorgestuurd aan de advocaat van klaagsters ex-echtgenoot;

3.    Verweerder heeft nagelaten een berekening in te sturen ten behoeve van de vaststelling van de alimentatie;

4.    Verweerder heeft in de procedure onvoldoende duidelijk gemaakt dat het door klaagster ontvangen bedrag aan schadevergoeding aan klaagster verknocht was;

5.    Verweerder heeft onvoldoende voorbereidingen getroffen ten behoeve van het getuigenverhoor;

6.    Verweerder heeft de stukken van Jeugdzorg en klaagsters psycholoog niet aan de rechtbank toegestuurd;

7.    Verweerder is vanwege diverse coronabesmettingen niet aanwezig geweest bij zittingen, terwijl de coronaregels inmiddels aanwezigheid zouden toestaan;

8.    Verweerder heeft zelden tijdig gereageerd op klaagsters e-mailberichten;                

9.    Verweerder heeft onvoldoende aan de rechtbank duidelijk gemaakt dat er een bedrag van meer dan € 5.000,-- aan salaris op klaagsters spaarrekening stond, dat bestemd was voor de betaling van vaste lasten;

10.  Verweerder heeft halverwege de zaak geprobeerd om nogmaals een toevoeging aan te vragen.

3.2     Ter zitting van de raad heeft klaagster verklaard dat zij eerst aan verweerder de eigen bijdrage van € 984,-- heeft betaald en daarna nog een bedrag van € 8.137,03, omdat verweerder had aangegeven dat de toevoeging zou worden ingetrokken. Klaagster heeft verder ter zitting verklaard dat het bedrag van € 8.137,03 nog niet door verweerder aan klaagster was terugbetaald.

3.3     Verder heeft klaagster ter zitting op haar telefoon aan de voorzitter een e-mailbericht van verweerder aan klaagster van 23 maart 2023 getoond, waarin hij toezegt dat hij het bedrag van € 8.137,03 aan klaagster zal terugbetalen als hij in het ongelijk wordt gesteld door de rechtbank en dat klaagster, als verweerder in het gelijk wordt gesteld, de openstaande declaraties moet voldoen.

3.4     De raad ziet in het bovenstaande aanleiding om de klacht op de voet van artikel 46d lid 9 Advocatenwet ambtshalve aan te vullen met een klachtonderdeel, luidend als volgt:

          “11. Verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 18 lid 2, doordat hij werkzaamheden bij klaagster heeft gedeclareerd op basis van een uurtarief, terwijl hij voor klaagster optrad op basis van een toevoeging”.

3.5     De raad ziet aanleiding om de zaak terug te verwijzen naar de deken voor nader onderzoek naar dit aangevulde onderdeel van de klacht. De raad bepaalt dat de deken in ieder geval in kaart zal brengen op welke wijze verweerder klaagster heeft geïnformeerd over de met zijn werkzaamheden samenhangende kosten, welke declaraties door verweerder aan klaagster zijn verzonden en tot welk bedrag deze door klaagster zijn betaald en dat verweerder aan de deken een afschrift van zijn e-mailbericht d.d. 23 maart 2023 overlegt.

3.6     De raad zal, in afwachting van de resultaten van het onderzoek van de deken, de verdere behandeling van de zaak en iedere verdere beslissing aanhouden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-   verwijst de zaak terug naar de deken met het verzoek de onder 3.4 geformuleerde klacht en de daarmee samenhangende feiten te onderzoeken en de raad vervolgens schriftelijk over de uitkomsten van het onderzoek te informeren;

-  houdt in afwachting van de ontvangst van de schriftelijke onderzoeksresultaten van de deken de behandeling van de onderhavige klachtzaak voor onbepaalde tijd aan;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. H.C Struijk en A.A.T. van Ginderen, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2023.

Griffier                                                                            Voorzitter

Verzonden op: 22 mei 2023