ECLI:NL:TADRSHE:2023:133 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-734/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2023:133
Datum uitspraak: 24-11-2023
Datum publicatie: 27-11-2023
Zaaknummer(s): 23-734/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij een in de visie van klager onjuiste berekening heeft gemaakt om de door klager aan verweerders cliënte verschuldigde bruto-alimentatie te bepalen. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 24 november 2023

in de zaak 23-734/DB/LI


naar aanleiding van de klacht van:

klager


over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 25 oktober 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken), door de raad ontvangen op 25 oktober 2023 met kenmerk K23-058, van de op de inventarislijst genoemde bijlagen A1.1 tot en met A5 en B6 tot en met B8 en van de volgende nagekomen stukken:

  • De nagekomen e-mail met bijlage van klager d.d. 2 november 2023;
  • De nagekomen brief van verweerder met bijlage d.d. 8 november 2023.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1       Tussen klager, woonachtig en werkzaam in België, en zijn ex-echtgenote is een echtscheidingsprocedure aanhangig geweest. Klager werd bijgestaan door mr. M, advocaat. Verweerder heeft klagers ex-echtgenote bijgestaan.

1.2       Bij beschikking d.d. 30 maart 2023 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden overwogen:

            “(5.12) De man is in dienst van de Vlaamse overheid. Het hof zal voor de berekening van de draagkracht van de man uitgaan van zijn netto inkomen, omdat het hof niet bekend is met inhoudingen op het bruto salaris van de man volgens het Belgisch belastingstelsel. (…)

            (5.13) Het hof stelt de draagkracht van de man vast overeenkomstig de aan deze beschikking gehechte draagkrachtberekening. Hieruit blijkt dat de man beschikt over een draagkrachtruimte van € 1.435,--, waarvan € 861,--netto per maand beschikbaar is voor partneralimentatie. Dit bedrag overstijgt de behoefte van de vrouw niet en zal daarom in het geheel worden vastgesteld als partnerbijdrage met ingang van 1 januari 2022.”

1.3       In het dictum van de beschikking van het hof is opgenomen dat klager een bedrag van € 861,-- netto per maand dient te betalen.

1.4       Verweerder heeft een berekening gemaakt om tot het door klager te betalen bruto bedrag te komen. Bij e-mail van 21 april 2023 heeft verweerder de door hem gemaakte berekening toegestuurd aan mr. M, met het verzoek om over te gaan tot betaling van de achterstallige alimentatie. Omdat een reactie uitbleef heeft verweerder op 2 mei 2023 telefonisch contact opgenomen met het kantoor van mr. M. Vervolgens heeft verweerder bij e-mailberichten van 12 en 22 mei 2023 een rappel aan mr. M gestuurd.

1.5       Bij e-mail van 15 mei 2023 heeft klager gereageerd op een brief die hij had ontvangen van de Belgische deurwaarder, met verweerder in de cc. Klager heeft bij het e-mailbericht een berekening van een door hem ingeschakelde accountant gevoegd.

1.6       Bij e-mailbericht van 13 juni 2023 heeft mr. M gereageerd op een bericht van de Belgische deurwaarder, met verweerder in de cc.

1.7       Klagers ex-echtgenote heeft zich in verband met de incasso van de achterstallige alimentatie gewend tot mr. D, advocaat in België. Mr. D heeft in België ten laste van klager beslag laten leggen en heeft in dat verband contact onderhouden met een Belgische deurwaarder.

1.8       Op 19 mei 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

Verweerder heeft een onjuiste berekening gemaakt om de door klager aan verweerders cliënte verschuldigde bruto-alimentatie te bepalen, ten gevolge waarvan verweerders cliënte vasthoudt aan deze onjuiste berekening en klager genoodzaakt is om beroep aan te tekenen bij de beslagrechter in België

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

4.1 Toetsingskader

De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2       Beoordeling

Naar het oordeel van de voorzitter is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen niet gebleken. De voorzitter overweegt dat het de taak van verweerder was om de belangen van zijn cliënte te behartigen en om in dat verband namens zijn cliënte en aan de hand van de gegevens die hij tot zijn beschikking had een berekening te maken van het door klager te betalen bruto bedrag.

4.3       Het enkele feit dat klager zich niet in de door verweerder namens zijn cliënte gemaakte berekening kan vinden betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klager en klagers advocaat zijn in de gelegenheid gesteld om een onderbouwde reactie te geven op de door verweerder gemaakte berekening. Dat klagers advocaat, ondanks de herhaalde verzoeken van verweerder, niet heeft gereageerd kan verweerder niet worden aangerekend. Dat de adviseur die klager vervolgens heeft ingeschakeld tot een andere berekening is gekomen, maakt niet dat verweerder van de door hem gemaakte berekening een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De voorzitter overweegt verder dat het tuchtrecht niet is bedoeld voor het (opnieuw) voeren van een discussie over de juistheid van de standpunten die partijen over en weer in een civielrechtelijk geschil naar voren hebben gebracht. Het is aan de civiele rechter, en niet aan de tuchtrechter, om daarover een oordeel te geven. Verweerder heeft tot slot gesteld dat niet hij, maar mr. D, bij het beslag in België betrokken is (geweest) en dat blijkt ook uit de overgelegde stukken. Niet is gebleken dat klager door toedoen van verweerder genoodzaakt is om beroep aan te tekenen bij de beslagrechter in België.

4.4       De voorzitter komt tot de slotsom dat op basis van de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren. 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 november 2023.

Griffier                                                            Voorzitter

Verzonden op: 24 november 2023