ECLI:NL:TADRSHE:2023:132 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-662/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2023:132
Datum uitspraak: 10-11-2023
Datum publicatie: 24-11-2023
Zaaknummer(s): 23-662/DB/LI
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klaagster verwijt verweerder dat hij eind 2013 met een vervalste en geantedateerde arbeidsovereenkomst het faillissement van HCIN aangevraagd. Vast staat dat klaagster reeds in 2014 kennis heeft genomen van het handelen van verweerder waarover zij zich thans beklaagt. Klaagster heeft zich op 11 december 2022, derhalve na het verstrijken van de in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde termijn, met een klacht over verweerder tot de deken gewend. Omdat de termijn is verstreken zal de voorzitter de klacht niet-ontvankelijk verklaren. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn is naar het oordeel van de voorzitter niet gebleken.

Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 10 november 2023

in de zaak 23-662/DB/LI


naar aanleiding van de klacht van:

klaagster


over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 9 juni 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) met kenmerk K23-020 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen A1 tot en met A5 en B6 en B7.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Eind 2013 heeft verweerder namens zijn cliënten de heer S en AB B.V. de rechtbank verzocht om het faillissement uit te spreken van HICN B.V. Klaagster was (middellijk) aandeelhouder van HICN B.V. Aan het verzoekschrift was als productie 2 een arbeidsovereenkomst tussen de heer S en HICN B.V. gehecht.

1.2       Op 6 februari 2014 heeft klaagster namens HICN B.V. bij de rechtbank een verweerschrift ingediend en op 10 februari 2014 heeft klaagster namens HICN B.V. aan de rechtbank een brief gestuurd. In beide stukken heeft klaagster onder meer gesteld dat de bij het verzoekschrift in het geding gebrachte arbeidsovereenkomst vervalst en geantedateerd was. De mondelinge behandeling van het faillissementsverzoek heeft plaatsgevonden op 11 februari 2014. De rechtbank heeft het faillissement van HICN B.V. uitgesproken.

1.3       Op 11 december 2022 heeft klaagster tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:

Verweerder heeft met een vervalste en geantedateerde arbeidsovereenkomst het faillissement van HCIN aangevraagd.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter overweegt dat ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet een klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klaagster heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het nalaten of handelen van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.

4.2       Klaagster verwijt verweerder dat hij eind 2013 met een vervalste en geantedateerde arbeidsovereenkomst het faillissement van HCIN aangevraagd. Vast staat dat klaagster reeds in 2014 kennis heeft genomen van het handelen van verweerder waarover zij zich thans beklaagt. Immers, zowel in het verweerschrift d.d. 6 februari 2014 als in de brief aan de rechtbank van 10 februari 2014 heeft klaagster gesteld dat de bij het verzoekschrift in het geding gebrachte arbeidsovereenkomst vervalst en geantedateerd was. Klaagster heeft zich op 11 december 2022, derhalve na het verstrijken van de in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde termijn, met een klacht over verweerder tot de deken gewend. Omdat de termijn is verstreken zal de voorzitter de klacht niet-ontvankelijk verklaren. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn is naar het oordeel van de voorzitter niet gebleken.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet- ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 november 2023.

Griffier                                                            Voorzitter

Verzonden op: 10 november 2023