ECLI:NL:TADRSHE:2023:119 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-312/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2023:119
Datum uitspraak: 23-10-2023
Datum publicatie: 30-10-2023
Zaaknummer(s): 23-312/DB/LI
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over de eigen advocaat. Het stond verweerster vrij zich terug te trekken. Verweerster heeft daarbij niet de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen. Het lag op verweersters weg om duidelijk te communiceren en schriftelijk vast te leggen dat zij de schuldeisers van klaagster nog niet had aangeschreven. Niet gebleken dat verweerster onvoldoende kennis had, haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden of haar dossiers niet op orde had. Waarschuwing

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 23 oktober 2023

in de zaak 23-312/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

gemachtigde: mr. J.J.M. Goumans, advocaat te Maastricht

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 28 september 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 5 mei 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22-104 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 4 september 2023. Daarbij was verweerster aanwezig. Klaagster heef digitaal deelgenomen aan de zitting.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 In juni 2022 heeft klaagster een notaris om hulp gevraagd bij de ordening van de stukken van haar schuldeisers. De vader van klaagster heeft de stukken bij de notaris afgeleverd.

2.3 Op 16 juni 2022 hebben klaagster en haar vader een bespreking met de notaris gehad. De notaris heeft toegezegd verweerster te vragen om namens klaagster de schuldeisers te benaderen om tot een regeling te komen.

2.4 Op 28 juni 2022 is een deurwaarder bij klaagsters woning langs geweest. Daarop heeft klaagster haar vader om hulp verzocht. De vader heeft direct contact opgenomen met verweerster en heeft daarop de stukken bij de notaris opgehaald en afgeleverd bij verweerster.

2.5 Op 8 juli 2022 is verweerster naar de woning van klaagster gekomen voor een bespreking, waarbij de vader van klaagster ook aanwezig was. Verweerster heeft in dit gesprek aangegeven de stukken te hebben geordend. Afgesproken is dat verweerster de schuldeisers zou benaderen en een verzetdagvaarding zou opstellen.

2.6 Op 11 juli 2022 schreef de vader van klaagster aan verweerster:

“Wat het straat en contactverbod van [ex-partner] betreft, vroeg [klaagster] mij of jij dit verbod wat kon nuanceren. […] Ik heb gisteren een USB stick van [klaagster] gekregen waarop zij al een heleboel betalingsgegevens heeft geplaatst. Ik zal straks deze stick even bij jou aan kantoor komen afgeven. De rest van de betalingsgegevens zal ze jou per mail toesturen.”

2.7 Op 16 juli 2022 schreef verweerster aan klaagster:

“In de bijlage de ruwe versie van het concept verzetdagvaarding. zoals ik al eerder heb aangegeven is dit een zeer ruwe versie die enkel op zijn juridische merites beoordeeld moet worden. Let dus niet op taal- en schrijffouten of vreemde zinconstructies. Ik dien deze versie nog bij bij te schaven. Ik heb je ook verteld dat ik dit soort procedure stukken niet graag op deze manier verstuur maar gezien de tijdsdruk moet het maar even zo,

Er zijn ook nog wat feiten die aangevuld moeten worden. Al lezend kom je ze wel tegen en kun je ze aanvullen. […]

Ik heb gisteren tijdens ons telefoongesprek aangegeven dat ik na het indienen van het processtuk geen juridische werkzaamheden meer voor je zal verrichten. De opvolgend advocaat kan contact met mij opnemen voor het overdragen van de processtukken en het opvragen van alle informatie.”

2.8 Op 19 juli 2022 vroeg klaagster aan verweerster of zij het goed vond dat een andere advocaat (hierna: mr. D.) contact met verweerster opneemt om te overleggen over de verzetdagvaarding. Verweerster heeft aangegeven dat goed te vinden.

2.9 Op 20 juli 2022 schreef klaagster aan verweerster:

Volgens mij is de vordering van [ex-partner] verjaard!!!

De boerderij is in 2015 gekocht (zie koopovereenkomst). [Ex-partner] heeft dat met eigen geld betaald. Omdat er geen huwelijk/geregistreerd partnerschap/samenlevingscontract is, is volgens mij de gewone verjaringstermijn van 5 jaar van toepassing en dus verjaard!!

Hetzelfde geldt volgens mij ook voor de overige investeringen van [ex-partner]. Die zijn in 2016 gedaan (zie opdracht vervanging dak e.d.) Dus los van het feit dat ik niet op de opdrachtbevestiging sta en hij wist dat ik dat ook niet kon betalen en dat de boerderij niet meer waard is geworden.”

2.10 Verweerster reageerde daar op 21 juli 2022 op:

Ik heb dit al onderzocht maar ik durf niet te bouwen op “verjaring”. Verschillende uitspraken stellen namelijk dat de vordering niet eerder opeisbaar wordt dan nadat de relatie beëindigd is en zelf pas wanneer de woning is verkocht. In het eerste geval moeten we dan eerst een datum vaststellen van beëindiging relatie en daarna bekijken op welke vordering we de “verjaring” kunnen plakken.”

2.11 Klaagster antwoordde daar diezelfde dag op:

Ik zou graag willen dat je dit toch opneemt. Het is namelijk in mijn belang.”

2.12 Verweerster heeft de conceptverzetdagvaarding daarna naar mr. D. gezonden. Mr. D. schreef in de avond van 21 juli 2022 aan klaagster en verweerster:

“Zoals toegezegd heb ik het concept bekeken en in bijlage treffen jullie de door mij aangevulde versie aan. In overleg met [verweerster] heb ik mijn aanvullingen/aanpassingen niet doorgevoerd met “wijzigingen bijhouden” maar rechtstreeks, vanwege de korte termijn. In het concept staan nog enkele vragen voor [klaagster] in rood of vet gedrukt. [Verweerster] heeft verzocht dat [klaagster] haar reactie uiterlijk morgenmiddag aan haar doorgeeft, zodat het stuk tijdig naar de deurwaarder kan.”

2.13 Klaagster heeft op 22 juli 2022 haar opmerkingen op de verzetdagvaarding aan verweerster toegezonden. Verweerster reageerde daarop:

Ik heb zojuist de aanvullingen en wijzingen ontvangen. Ik ben er erg van geschrokken. Het zijn vier pagina’s en dat betekent dat ik nog een paar uur nodig heb en die heb ik niet. ik zal zoveel mogelijk rekening houden met je opmerkingen en het concept weer naar je terugsturen. Er is dan geen  tijd meer om nog een keer wijzigingen door te voeren. Ik hoop dat je daar begrip voor hebt.”

2.14 Klaagster reageerde daarop:

Ik ben daar niet mee akkoord. Er hangt voor mij teveel van af. Dat moet je begrijpen. Veel wijzigingen waar ik om vraag heb ik meermaals (twee weken geleden al) aangegeven. Ik kan er niks aan doen dat jij die niet eerder hebt doorgevoerd. Dus ik ga niet akkoord. Je kunt niet een stuk doorsturen waar ik niet eerst mijn goedkeuring aan heb gegeven.”

2.15 Mr. D. schreef daarna aan klaagster en verweerster:

“In overleg met [klaagster] stuur ik [verweerster] nog een gewijzigde tekst voor het petitum na MITSDIEN onder A, dit viel mij ook vanochtend pas in (eerst nog ontheffing vragen van de veroordeling bij verstek), excuus. Tot nader overleg blijf ik graag bereid”

2.16 Klaagster en mr. D hebben vervolgens met elkaar diverse e-mails gewisseld over het petitum.

2.17 Op 29 juli 2022 schreef verweerster aan klaagster:

De dagvaarding is betekend. De secretaresse heeft het processtuk met bijlagen naar jouw huisadres gestuurd. Dit betekent voor mij dat, zoals ik eerder heb aangekondigd, mijn werkzaamheden voor jou zijn beëindigd. Uiteraard zal ik in overleg treden met de opvolgend advocaat en hem/haar zo volledig mogelijk informeren.

De kosten die geen betrekking hebben op mijn werkzaamheden zoals griffierechten en kosten deurwaarder zullen nog door jou betaald moeten worden. Ik zal zorgen dat je de facturen hiervoor ontvangt.

Je dient er ook rekening mee te houden dat een peiljaarverlegging binnen zes weken na de afwijzing van de toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand moet zijn. Mocht dat niet lukken dan kun je altijd nog een nieuwe toevoeging aanvragen en, na afwijzing, om peiljaarverlegging verzoeken.

Ik wens je oprecht veel succes toe.”

2.18 Op 8 september 2022 is namens de curator aan verweerster medegedeeld dat het faillissement van klaagster op 30 augustus 2022 is uitgesproken en wordt verzocht de administratie en alle relevante stukken aan de curator te doen toekomen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.

a) verweerster is haar afspraken en toezeggingen niet nagekomen om de schuldeisers van klaagster te benaderen voor een regeling;

b) verweerster beschikt niet over (voldoende) vakinhoudelijke kennis;

c) verweerster heeft de bijstand aan klaagster ten onrechte voortijdig neergelegd;

d) verweerster heeft haar geheimhoudingsplicht geschonden;

e) verweerster hield haar dossiers niet op orde;

f) verweerster heeft ten onrechte geweigerd de digitale stukken aan de curator toe te zenden.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

Toetsingskader

5.1 Een advocaat vervult een bijzondere positie in de rechtsbedeling. Dat brengt voor een advocaat een zware verantwoordelijkheid mee om met zijn opdrachten en bevoegdheden op zeer zorgvuldige wijze om te gaan. Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht toetst de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet (Advw) omschreven normen. Bij deze toetsing betrekt de tuchtrechter de gedragsregels voor de advocatuur. Hoewel de tuchtrechter niet gebonden is aan de gedragsregels, kunnen die regels, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, wel van belang zijn. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

5.2 De advocaat heeft bij de behandeling van de zaak de leiding en aan hem komt een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die beleidsvrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen zijn beroepsgroep als professionele standaard geldt (gedragsregel 14).

Klachtonderdeel a) en c)

5.3 Klaagster verwijt verweerster dat zij haar afspraken en toezeggingen om de schuldeisers te benaderen voor een regeling, niet is nagekomen. Als gevolg daarvan is klaagster failliet verklaard. Verweerster had haar werkzaamheden volgens klaagster niet mogen neerleggen totdat klaagster een nieuwe advocaat had gevonden.

5.4 Verweerster stelt zich op het standpunt niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Zij heeft klaagster tijdig aangegeven de werkzaamheden neer te leggen en daaruit volgt logischerwijs ook dat verweerster de schuldeisers niet meer zou benaderen. Wel heeft verweerster gezorgd voor een zeer lange dagvaardingstermijn zodat klaagster voldoende tijd had een nieuwe advocaat te vinden.

5.5 De raad oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerster, naast het opstellen van de verzetdagvaarding, de schuldeisers van klaagster zou aanschrijven. Ook staat vast dat verweerster haar werkzaamheden op enig moment heeft neergelegd en dat zij de schuldeisers niet heeft benaderd. De raad acht het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerster haar werkzaamheden heeft neergelegd. Als uitgangspunt geldt immers dat een advocaat niet verplicht kan worden een opdracht voort te zetten. In tegendeel, een advocaat is juist verplicht zich terug te trekken indien sprake is van een meningsverschil over de uitvoering van de opdracht en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost (gedragsregel 14 lid 2). De raad is van oordeel dat uit de communicatie tussen partijen over de inhoud van de conceptverzetdagvaarding voldoende is gebleken dat tussen partijen een vertrouwensbasis was komen te ontbreken, terwijl bovendien de verhouding tussen partijen was verstoord, hetgeen ook volgt uit het onweersproken feit dat de telefoon tijdens een gesprek werd opgehangen. Aan het neerleggen van werkzaamheden is inherent dat een (deel van de) opdracht niet (verder) wordt uitgevoerd. Anders dan klaagster stelt, is een advocaat voorts niet verplicht om de werkzaamheden te blijven voortzetten totdat een opvolgend advocaat is gevonden. Klachtonderdeel a) is om die reden ongegrond.

5.6 De raad is echter van oordeel dat verweerster bij het neerleggen van de werkzaamheden, niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Het bijzondere karakter van de verhouding tussen advocaat en cliënt impliceert omzichtigheid en duidelijkheid bij het beëindigen van de relatie. Uit de stelling van klaagster volgt dat zij in de veronderstelling verkeerde dat haar schuldeisers al door verweerster waren aangeschreven. Dat was kennelijk niet gebeurd. Hoewel het begrijpelijk is dat verweerster, gelet op lopende termijnen, voorrang heeft gegeven aan het opstellen van de dagvaarding en de keuze heeft kunnen maken om zich pas op een later moment met de schuldeisers bezig te houden, lag het wel op haar weg om duidelijk aan klaagster te communiceren – en dit schriftelijk vast te leggen – dat de schuldeisers nog niet waren benaderd. Een advocaat dient zijn cliënt immers op de hoogte brengen van belangrijke feiten en informatie en waar nodig ter voorkoming van misverstand of onzekerheid, deze schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. In het dossier ontbreekt echter een brief van verweerster waarin zij een en ander duidelijk aan klaagster uiteen zet. Het bewijsrisico dat niet komt vast te staan of voldoende duidelijk is gecommuniceerd, ligt bij verweerster, nu zij op dit punt niets schriftelijk heeft vastgelegd. Klachtonderdeel c) is gelet daarop gegrond.

Klachtonderdeel b)

5.7 Verder verwijt klaagster verweerder dat zij over onvoldoende kennis beschikte, zoals blijkt uit de verzetdagvaarding die ver onder de maat was. Zo was verweerster niet op de hoogte van de verjaringsregels in het verbintenissenrecht. Verweerster heeft klaagster als cliënt gevraagd om het concept juridisch te beoordelen en aan te vullen, terwijl dit haar eigen taak als advocaat is. Als het concept van verweerster wordt vergeleken met de eindversie van mr. D, blijkt duidelijk dat verweerster onvoldoende inhoudelijke kennis heeft.

5.8 Verweerster weerspreekt dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Zij heeft aangegeven aan klaagster dat het een ruw concept betrof en dat dit nog bij lange na niet af was. Mr. D heeft in samenspraak met verweerster aanvullingen en wijzigingen voorgesteld. Dat klaagster het concept “onder de maat” vond, was verweerster niet bekend. Verweerster bestrijdt dit ook. 

5.9 Naar oordeel van de raad blijkt uit het dossier, anders dan klaagster stelt, niet dat verweerster beschikt over onvoldoende vakinhoudelijke kennis. De raad stelt in dit verband vast dat de conceptdagvaarding niet is overgelegd in de tuchtrechtelijke procedure. Om die reden  kan niet worden vastgesteld dat deze inhoudelijk zodanig tekortschiet dat dit tuchtrechtelijke verwijtbaarheid oplevert. Uit de overige stellingen over en weer is het voor de raad evenmin vast te stellen dat verweerster niet beschikte over voldoende vakinhoudelijke kennis. Het is niet ongebruikelijk een cliënt te vragen de dagvaarding na te kijken, waarbij bovendien uit de e-mail van 16 juli 2023 blijkt dat verweerster om aanvullingen/opmerkingen van feitelijke aard verzoekt. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel d)

5.10 Klaagster betoogt verder dat verweerster haar geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden door de vader van klaagster te bellen en aan te geven dat zij haar werkzaamheden neerlegt.

5.11 Volgens verweerster heeft zij haar geheimhoudingsplicht niet geschonden. Met toestemming en op uitdrukkelijk verzoek van klaagster heeft haar vader deelgenomen aan het eerste telefonisch contact en het huisbezoek. Inhoudelijk heeft verweerster niet zonder aanwezigheid en toestemming van klaagster met haar vader over de zaak gesproken.

5.12 De raad ziet in de omstandigheden van dit geval onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling dat verweerster haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door de vader van klaagster te bellen en aan te geven dat zij haar werkzaamheden neerlegt. Uit het dossier volgt immers dat klaagster haar vader nauw heeft betrokken bij de zaak. Zo heeft de vader de eerste contacten gehad met verweerster, was hij aanwezig bij de besprekingen, heeft hij namens klaagster documenten bij verweerster langsgebracht en gaf hij de inhoudelijke wensen van klaagster door aan verweerster. Daar komt bij dat de gestelde mededeling aan de vader van klaagster geen mededeling betrof over de zaak inhoudelijk. Dat betekent dat klachtonderdeel d) ongegrond is.

Klachtonderdeel e)

5.13 Klaagster stelt dat verweerster haar dossier niet op orde heeft. Door te vragen of klaagster de digitale stukken zelf wil doorsturen aan haar curator, bevestigt verweerster dat zij de digitale stukken niet aan het dossier heeft toegevoegd.

5.14 Verweerster geeft aan dat alle stukken zijn opgeslagen in het digitale dossier. Klaagster stelt volgens haar ook niet welke stukken zouden ontbreken.

5.15 De raad overweegt dat niet is gebleken dat het dossier van verweerster niet op orde was. Dat de digitaal ontvangen stukken door verweerster niet in een dossier zijn opgeslagen, is door klaagster weliswaar gesteld maar op geen enkele manier onderbouwd, terwijl verweerster die stelling betwist. Voor het overige is onduidelijk gebleven op welke stukken klaagster doelt. Klachtonderdeel e) is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel f)

5.16 Tot slot verwijt klaagster dat verweerster niet het volledige dossier heeft willen overdragen aan de curator.

5.17 Verweerster stelt zich in dat verband op het standpunt dat alle stukken zijn overgedragen en dat de curator ook niet heeft aangegeven stukken te missen. Klaagster mist, zoals door verweerster ter zitting is aangevoerd, bovendien een eigen belang bij dit klachtonderdeel, omdat de curator niet voor klaagster optreedt maar voor de boedel.

5.18 De raad overweegt met betrekking tot dit klachtonderdeel dat klaagster niet heeft gesteld en evenmin is gebleken dat zij door het gestelde niet (volledig) doorsturen van stukken aan de curator rechtstreeks in een eigen belang is getroffen. De curator vertegenwoordigt enkel de belangen van de boedel en niet de belangen van klaagster zelf. Dit betekent dat niet is gebleken dat klaagster een eigen belang heeft. Zij moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in dit klachtonderdeel.  

6 MAATREGEL

6.1 Omdat verweerster de opdracht niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft neergelegd, door niet voldoende duidelijk te communiceren en vast te leggen dat de schuldeisers van klaagster op dat moment nog niet waren aangeschreven, heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De raad acht in dit geval het opleggen van de maatregel van een waarschuwing passend.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet  verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde   griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal  de raad verweerster  daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,-  kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 500,-  kosten van de Staat.

7.3 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel c) gegrond;

- verklaart klachtonderdelen a), b), d) en e) ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel f) niet-ontvankelijk

- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. S. Baggel, voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel en R.J.H. van den Dungen, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2023.

Griffier                                                                            Voorzitter

Verzonden op: 24 oktober 2023